In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Gambiaanse nationaliteit. Eiser, geboren op een onbekende datum en met een V-nummer dat niet is vermeld, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 9 juli 2023 was genomen. Dit besluit hield in dat eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 in bewaring werd gesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 juli 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde via telehoren aanwezig waren vanuit het detentiecentrum Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht op uitzetting naar Gambia is, ondanks een eerdere periode waarin dit ontbrak. De rechtbank oordeelt dat eiser niet actief meewerkt aan zijn terugkeer, wat een belangrijke factor is in de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de bewaring voldoende zijn gemotiveerd en dat er geen aanleiding is om de maatregel te schorsen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.