Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 2 augustus 2022, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan eerdere verplichtingen om nader onderzoek te verrichten naar de situatie van Dublinclaimanten in Bulgarije, zoals opgedragen in een eerdere uitspraak van 13 juni 2022. De rechtbank benadrukte dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout in de asielprocedure vormen en dat het standpunt van de staatssecretaris dat deze niet relevant zijn voor Dublinclaimanten, niet houdbaar is. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.518. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.