ECLI:NL:RBDHA:2022:8710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
31 augustus 2022
Zaaknummer
NL22.14932
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep gegrond verklaard inzake asielaanvraag en Dublinverordening met betrekking tot pushbacks in Bulgarije

Op 25 augustus 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 2 augustus 2022, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had voldaan aan eerdere verplichtingen om nader onderzoek te verrichten naar de situatie van Dublinclaimanten in Bulgarije, zoals opgedragen in een eerdere uitspraak van 13 juni 2022. De rechtbank benadrukte dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout in de asielprocedure vormen en dat het standpunt van de staatssecretaris dat deze niet relevant zijn voor Dublinclaimanten, niet houdbaar is. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 1.518. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14932
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.P.G.H. Belluz).

Procesverloop

Bij besluit van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.14933, op 25 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft op 13 juni 2022 in deze procedure uitspraak gedaan. Deze uitspraak heeft gezag van gewijsde. Dat betekent dat in deze procedure moet worden uitgegaan van de juistheid van de in die uitspraak gegeven oordelen.
3. Deze rechtbank heeft in de uitspraak van 13 juni 2022 geoordeeld over de beroepsgronden van eiser over de pushbacks in Bulgarije. De rechtbank heeft geoordeeld dat de pushbacks een fundamentele systeemfout zijn in de Bulgaarse asielprocedure. De rechtbank heeft verder het standpunt van verweerder dat deze systeemfout niet relevant is voor Dublinclaimanten uitdrukkelijk verworpen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om nader onderzoek te verrichten naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten in Bulgarije.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft voldaan aan wat hem was opgedragen in de uitspraak van 13 juni 2022. Verweerder heeft namelijk geen nader onderzoek verricht, maar in het bestreden besluit opnieuw het standpunt ingenomen dat de pushbacks niet relevant zijn voor Dublinclaimanten. Dit standpunt van verweerder miskent de kracht van gewijsde van de uitspraak van 13 juni 2022. De rechtbank overweegt dat als verweerder het niet eens was met het oordeel in die uitspraak, hij hoger beroep had moeten instellen. Nu hij dat niet heeft gedaan moet er worden uitgegaan van de juistheid van dat oordeel.
5. De rechtbank concludeert dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft.
6. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
7. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8. Het verzoek van eiser om aanhouding in verband met het overleggen van de medische stukken wordt afgewezen omdat deze in de bestuurlijke fase kunnen worden overgelegd.
9. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal zij verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2022 door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr L.N. Kurzawa, griffier.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.