ECLI:NL:RBDHA:2022:11072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
26 oktober 2022
Zaaknummer
NL22.14416
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Bulgarije in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot pushbacks

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 oktober 2022, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond verklaard. Eiser, een Syrische nationaliteit, had op 2 juli 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser voerde aan dat Bulgarije niet langer kon worden vertrouwd vanwege de wijdverbreide praktijk van pushbacks, waarbij asielzoekers zonder procedure worden teruggestuurd naar derde landen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er zorgen zijn over de asielprocedure in Bulgarije, eiser niet voldoende bewijs had geleverd dat hij bij terugkeer een reëel risico op pushbacks zou lopen. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer in Bulgarije gedetineerd zou worden of dat hij geen toegang zou hebben tot opvang en medische zorg. De rechtbank concludeerde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing was en dat de overdracht aan Bulgarije kon plaatsvinden zonder dat dit in strijd was met artikel 3 van het EVRM. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Op 11 augustus 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
In de uitspraak van 17 augustus 2022, van deze rechtbank en zittingsplaats, [1] heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat eiser niet mag worden overgedragen aan Bulgarije tot een week na bekendmaking van de uitspraak op het beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Aleid. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1999 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 2 juli 2022 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [2] Volgens verweerder zijn de autoriteiten van Bulgarije verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvraag, omdat hij al eerder in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder heeft een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. [3] Bulgarije heeft dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij voert hiertoe het volgende aan. Ten aanzien van Bulgarije kan niet langer worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat in Bulgarije sprake is van een praktijk van wijdverbreide pushbacks. Ter onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 april 2022. [4] In deze uitspraak is geoordeeld dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan ten aanzien van Kroatië vanwege de systematische pushbacks in dat land. Ter onderbouwing van de stelling dat in Bulgarije ook sprake is van systematische pushbacks verwijst eiser naar verschillende rapporten. [5] Ook verwijst eiser naar een recente uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. [6] In deze uitspraak is geoordeeld dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Verder beroept hij zich op overgelegde correspondentie dat eisers asielprocedure in Bulgarije is beëindigd en dat hij bij terugkeer geen recht heeft op opvang, voedsel of medische voorzieningen, als hij al niet gedetineerd wordt. In dit verband verwijst eiser naar het AIDA-rapport Bulgarije. [7] Bovendien zijn de materiële omstandigheden in de opvanglocaties in Bulgarije zeer slecht. Overdracht aan Bulgarije leidt dan ook tot een schending van artikel 3 EVRM. [8]
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser een pleitnota overgelegd waarin ter aanvulling op het beroepschrift wordt verwezen naar verschillende uitspraken. Eiser verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 6 september 2022, [9] waarin is geoordeeld dat verweerder er niet meer zonder nader onderzoek van uit mag gaan dat Bulgarije zich aan zijn nationale verplichtingen houdt ten aanzien van Dublinclaimanten. Redengevend daartoe is dat uit gezaghebbende bronnen volgt dat de pushbacks in Bulgarije ook plaatsvinden op afstand van de grens en er een stijging heeft plaatsgevonden in het aantal personen dat slachtoffer is geworden van deze pushbacks. Daarnaast wijst eiser op een uitspraak van de rechtbank en zittingsplaats Den Haag van 25 augustus 2022, [10] waarbij de rechtbank een beroep gegrond heeft verklaard terwijl verweerder heeft gesteld dat pushbacks niet relevant zijn voor Dublinclaimanten. Tot slot verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 29 juli 2022, [11] waarin wordt geoordeeld dat de pushbacks in Bulgarije met zich meebrengen dat sprake is van een fundamentele systeemfout in de asielprocedure welke ook relevant is voor Dublinclaimanten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet is in geschil dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
Loopt eiser bij terugkeer een reëel risico om slachtoffer te worden van pushbacks als Dublin-terugkeerder?
6. Uit de aangehaalde Afdelingsuitspraak [12] volgt dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt.
In lijn met de door eiser aangehaalde uitspraken en in samenhang gezien met de door eiser overgelegde rapporten, moet dan ook worden geoordeeld dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat uit de overgelegde informatie volgt dat de pushbacks in Bulgarije niet incidenteel zijn, maar al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden. Ook blijkt uit deze informatie dat pushbacks niet alleen plaatsvinden in het grensgebied, maar ook bij vreemdelingen die zich verder op het grondgebied van Bulgarije bevinden.
7. Nu moet worden geconcludeerd dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, is de vraag aan de orde of deze fundamentele systeemfout ook relevant is voor de specifieke overdracht van Dublin-terugkeerders aan de betrokken lidstaat. [13]
8. Volgens verweerder blijkt uit de overgelegde informatie niet van concrete aanknopingspunten dat ten aanzien van eiser niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Niet blijkt dat eiser als Dublin-terugkeerder het reële risico loopt om door middel van een zogenoemde ‘pushback’ vanuit Bulgarije te worden doorgestuurd naar een derde land zonder dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft kunnen doen en een asielprocedure heeft kunnen doorlopen.
9. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt. Hierbij is het volgende van belang. Vast staat dat Bulgarije de terugname van eiser expliciet heeft geaccepteerd en dat eiser dus in het kader van de Dublinverordening gereguleerd zal worden overgedragen aan Bulgarije. Die situatie is niet vergelijkbaar met die van vreemdelingen die illegaal de buitengrens van de EU oversteken, ook niet indien deze zich niet meer in het grensgebied maar al verder op het grondgebied van Bulgarije bevinden. In dit verband is ook relevant dat de Afdeling in haar uitspraak van 13 april 2022 heeft geoordeeld dat pushbacks aan de buitengrenzen op zichzelf niet maken dat Dublinclaimanten niet overgedragen kunnen worden. Daarbij komt dat, anders dan in de zaak aangaande Kroatië, in deze zaak geen specifieke informatie beschikbaar is over de situatie van Dublin-terugkeerders die te maken hebben gekregen met pushbacks in Bulgarije. Uit de overgelegde stukken blijkt niet van serieuze aanknopingspunten dat pushbacks ook plaatsvinden bij die vreemdelingen die – al dan niet na eerdere intrekking van hun asielverzoek – opnieuw zijn toegelaten vanuit andere EU-lidstaten. De enkele omstandigheid dat de overgelegde informatie aanknopingspunten bevat dat pushbacks plaatsvinden bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens bevinden in combinatie met het feit dat Dublin-terugkeerders zich in de regel als asielzoekers vrij op het grondgebied van Bulgarije kunnen bewegen, en de stijging in het aantal personen dat slachtoffer wordt van pushbacks in het algemeen, acht de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel. De rechtbank volgt niet de door eiser aangehaalde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, waarin is geoordeeld dat het ontbreken van informatie over de situatie van Dublin-terugkeerders na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van eiser komt en verweerder dus nader onderzoek had moeten doen naar het risico dat eiser loopt. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de situatie en berichtgeving in dit geval dermate verschilt van de situatie in Kroatië dat de bewijslast in eerste instantie nog steeds bij eiser ligt om aannemelijk te maken dat Dublin-terugkeerders in Bulgarije wel te maken zouden krijgen met pushbacks.
Asielprocedure en opvangvoorzieningen in Bulgarije
10. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zal worden gedetineerd bij terugkomst in Bulgarije. Uit de door eiser overgelegde informatie blijkt dat zijn procedure voor het verlenen van internationale bescherming in Bulgarije is beëindigd toen hij vrijwillig het grondgebied van dat land heeft verlaten. Niet is gebleken dat een inhoudelijke beslissing is genomen op zijn verzoek om internationale bescherming in afwezigheid van eiser. Uit de informatie op pagina 39 van het Aida-rapport volgt dat in dit geval de procedure heropend wordt en eiser niet wordt overgebracht naar een immigratie-detentiecentrum.
11. De rechtbank volgt verweerder verder in zijn standpunt dat de door eiser ingebrachte stukken blijk geven van aandachtspunten en problemen ten aanzien van de opvangomstandigheden, maar dat hieruit niet de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van systematische tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Bulgarije. Uit de informatie op pagina 40 van het Aida-rapport volgt slechts dat voedsel en huisvesting voor terugkeerders die niet worden beschouwd als kwetsbaar afhankelijk zijn van de beperkte landelijke opvang capaciteit en beschikbaarheid. Niet is aannemelijk geworden dat deze capaciteit en beschikbaarheid zodanig beperkt zijn dat (ook) eiser hierop geen aanspraak zal kunnen maken en in een situatie terecht zal komen die strijdig is met artikel 3 EVRM. Daarnaast volgt uit deze informatie dat de toegang tot het nationale gezondheidszorgsysteem automatisch wordt hersteld na een Dublinoverdracht.
Conclusie
12. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen niet zal nakomen ten opzichte van hem. Verweerder mocht daarom in het bestreden besluit ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verweerder heeft terecht geen aanleiding gezien om de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Met zaaknummer: NL22.14417.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
5.1) Amnesty International: the State of the World’s Human Rights: Bulgaria’ van maart 2022;
7.European Council on Refugees and Exiles: ‘aida Country Report: Bulgaria’ van 23 februari 2022, pagina 39 en 40.
8.Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
12.Rechtsoverweging 6.2 van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042.
13.Zie rechtsoverweging 5 en 7 van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042.