ECLI:NL:RBDHA:2022:12624
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht aan Bulgarije in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, omdat eiser eerder in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Eiser voerde aan dat Bulgarije systematisch pushbacks toepast, waardoor het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden. De rechtbank heeft de situatie in Bulgarije beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel er pushbacks plaatsvinden, eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt om zonder bescherming te worden uitgezet. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij eiser ligt en dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris terecht geen aanleiding heeft gezien om de behandeling van de asielaanvraag aan zich te trekken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.