Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.FKP SOJUZPLODOIMPORT, te Moskou, Russische Federatie,
FGUP VO SOJUZPLODOIMPORT,te Moskou, Russische Federatie,
1.SPIRITS INTERNATIONAL B.V., voorheen te Rotterdam, thans te Luxemburg,
SPIRITS PRODUCT INTELLECTUAL PROPERTY B.V.,voorheen te Delft, thans te Luxemburg,
S.P.I. SPIRITS (CYPRUS) LIMITED,te Limassol, Cyprus,
ZAO SOJUZPLODIMPORT, te Moskou, Russische Federatie
1.De procedure
- het tussenvonnis van 30 augustus 2017, waarin het verzoek van Spirits cs om tussentijds appèl open te stellen, is afgewezen;
- de akte uitlating, tevens verzoek heroverweging, tevens wijziging (grondslag van) eis, tevens overlegging aanvullende producties van FKP cs d.d. 4 oktober 2017, met EP262 tot en met EP276;
- de akte uitlaten, tevens incidentele vordering ex artikel 843a Rv, tevens houdende overleggen producties en verzoek om heroverweging van Spirits cs d.d. 28 februari 2018, met producties 282 tot en met 326;
- het vonnis van 8 mei 2019 in het door Spirits cs opgeworpen exhibitie-incident en de daarin genoemde stukken;
- de akte uitlating van FKP cs van 12 juni 2019, tevens overlegging producties EP296 tot en met EP308;
- het vonnis van 9 oktober 2019 waarbij het verzoek tot het openstellen van tussentijds hoger beroep tegen het vonnis in het exhibitieincident is afgewezen;
- de akte overlegging producties van FKP cs van 18 mei 2020 met producties EP322 tot en met EP334;
- de akte houdende overlegging producties van Spirits cs van 18 mei 2020 met producties GP340 tot en met GP466;
- de akte overlegging aanvullende producties van FKP cs van 2 juni 2020 met producties EP335 tot en met EP339. De producties EP335A en B, EP336-1, EP337, EP338 zijn geweigerd, zoals bericht aan partijen in het e-mail bericht van de rechtbank aan partijen van 12 juni 2020;
- de akte overlegging nadere producties betrekking hebbende op de vragen van de rechtbank over het buitenlands recht van Spirits cs van 2 juni 2020 met producties GP467 tot en met GP497;
- het e-mail bericht van de rechtbank aan partijen van 12 juni 2020, waarin partijen is bericht dat de op 9 juni 2020 door FKP cs aan de rechtbank toegezonden Akte overlegging aanvullende producties met producties EP340 tot en met EP343 is geweigerd;
- het vonnis van 22 juli 2020 in het door FKP cs opgeworpen incident ex artikel 223 Rv en de daarin genoemde stukken;
- de akte overlegging aanvullende producties van FKP cs van 29 juli 2020 waarbij met (bij voormeld vonnis van 22 juli 2020 verleende) toestemming van de rechtbank de producties EP361.1 en EP341 opnieuw zijn overgelegd.
2.De verdere beoordeling
3.Nadere feitenvaststelling
‘On the results of the Foundation Conference and work conducted to
Chairman of the Committee[e] on food and processing industry of the Russian Federationaan VAO
the functions of the centralized customertoegekend ten aanzien van een aantal etenswaren. [12]
‘To Whom It May Concern’van het Russische ministerie van buitenlandse zaken luidt als volgt: [21]
to whom it may concern’van 23 oktober 1992 (waarvan de datum in het tussenvonnis onder 2.49 onjuist is vastgesteld, wat hier wordt hersteld) van Rospatent staat: [22]
We thank You for your fax of 3.07.92.
United States District Court, Southern District of New Yorkgevoerde procedure tussen Financial Matters en Pepsico over het Amerikaanse merk Stolichnaya (hierna: de Financial Matters/Pepsico-procedure) is de geldigheid van de transformatie van VVO naar VAO betwist door Financial Matters, [31] onder verwijzing naar een opinie van prof. Maggs, waarin werd betoogd dat de RSFSR-privatiseringsprocedure niet volledig en juist was gevolgd. [32] Pepsico stelde daar een opinie van prof. Berman tegenover, waarin werd betoogd dat transformatie conform de USSR-transformatieprocedure had plaatsgehad. [33]
CHANGE OF NAME’staat in dit advies:
second cross respondent, heeft Gouldburn de geldigheid van de transformatie ter discussie gesteld. [44]
on the matter of use of the trademarks for Russian vodkas “Moskovskaya” and “Stolichnaya” in the territory of Russia.De notulen vermelden onder meer: [52]
exercised his business activity without any special permit (licence), namely, without a licence to buy, store and export alcoholic products.’ [72] [J] is hierover in zijn hoedanigheid van bestuurder van ZAO als verdachte gehoord.
Deputy Chief of the Head Department of Struggle against Economic Offencesvan het Russische ministerie van binnenlandse zaken, het lopende onderzoek tegen [J] uitgebreid met onderzoek naar ‘
the lawfulness of the acquisition and use by ZAO «Sojuzplodimport» of the exclusive right of ownership to the trade marks for the most popular Russian vodkas and bitter liqueurs (49 trade marks among which (…) «Stolichnaya», «Moskovskaya», (…) etc) that had been owned before by the state organization VVO «Sojuzplodoimport»’. [73]
Order on the discontinuance of criminal proceedings against [J]en een
Decree to terminate the criminal proceedingsafgegeven ten aanzien van de in eerste instantie tegen [J] gerezen verdenkingen. [74] Het onderzoek naar de rechtmatigheid van de verkrijging van de merken door ZAO werd voortgezet.
order on the qualification and termination of a criminal case’ gegeven in het strafrechtelijk onderzoek tegen [G] over
‘the seizure and unlawful use of trademarks previously belonging to VVO Soyuzplodoimport by VAO Soyuzplodoimport’. [78] Daarin wordt geconcludeerd dat geen sprake is van toeëigening van de Russische merken door VAO, aangezien deze sinds 1991 vrij waren, wat is herhaald in de op 29 september 2004 afgegeven
Order on termination of a criminal casevoor de vervolging van het bestuur van VVO en VAO. [79] In de beslissing over het onderzoek naar [G] staat onder meer:
Order on termination of a criminal caseafgegeven voor de vervolging van het bestuur van VVO en VAO (zie ook 3.9.6). [81] Daarin staat:
Deputy Chief of SO TsAO Moscow SU SK of the RF Prosecutor’s Office Moscow Department of Investigations Investigative Committee of the RF Prosecutor’s Officeaan [L] ,
Head of the Department of Procedural Supervision in Corruption Prevention, [82] vermeldt onder meer:
‘to consider the matter about viability of restitution of state’s ownership rights on traditional Russian vodkas’, [83] aangezien:
Head of the Legal departmentvan het ministerie van landbouw aan de
Department of food, processing industry and baby food, ter attentie van [M] , geschreven: [87]
Federal Agency for State Property Management, hereinafter referred to as "Party 1 ", (…) acting under Order of the Government of the Russian Federation no. 1127-r dated June 29, 2012 (…) and Decree of the Government of the Russian Federation no. 432 dated June 5, 2008 (…), on behalf of the Russian Federation”en FKP (Party 2) een overeenkomst gesloten, die – voor zover van belang – inhoudt [94] :
5.Algemene overwegingen voor alle betrokken landen
ab initiohaar eigen oprichtingsgeschiedenis als rechtspersoon te kennen. Dat betekent dat VAO geacht moet worden te weten dat niet alle stappen van het USSR-transformatieproces goed waren doorlopen. VAO wordt dus geacht te hebben geweten dat zij niet de rechtsopvolger onder algemene titel van VVO was. Die veronderstelde wetenschap van VAO is bij voortduring aanwezig geweest, ook toen haar bestuurders andere personen werden. VAO wist dat in de buitenlandse procedures vraagtekens werden gesteld bij de geldigheid van de transformatie (zie 3.4). VAO wist of had moeten weten dat zij met haar standpunt over haar rechtspositie in die procedures een onjuiste voorstelling van zaken gaf, ook al werd zij daarin actief gesteund door de Russische Federatie.
due diligencenaar westerse maatstaven. [R] en [J] hebben tijdens de comparitie van partijen als informant op vragen van de rechtbank verklaard over dit onderzoek. Zij zijn niet als getuige gehoord en zijn dus ook niet beëdigd.
to work around this’.De verklaring van [N] vermeldt:
In 1996 [R] and [J] appeared on the scene. [R] expressed a very keen interest in the organisation. He inquired about every little detail concerning trademark rights, sales figures, foreign distributors, the legal situation etc. I am sure that [R] and [J] (who was a lawyer) knew about the legal defects of the "legal succession" from VVO to VAO. It was in the presence of Mr [T] and myself that Mr [G] warned [R] that the transformation of VVO had not taken place and owing to this fact there were no legal grounds for succession. [R] replied that he knew about the legal defects, but that he had planned a way to work around this.”
sooner or later the question of brand ownership will be disputed by the Government’ (zie onder 3.8.1) is niet meer dan een – achteraf juist gebleken – speculatie over wat de Russische Federatie zou gaan doen.
due diligence. [J] heeft verklaard dat hij mails daarover heeft gezien op de computer van iemand anders en gesprekken over deze
due diligenceheeft gevoerd. Hij heeft verklaard dat hij deze due diligence verder niet nauwkeurig heeft bestudeerd, omdat de bevindingen in lijn waren met zijn eigen onderzoek. De rechtbank gaat voorbij aan deze
due diligence, die voor [J] kennelijk alleen van belang is geweest als bevestiging van zijn eerder getrokken conclusies.
- de onder 3.3.1 bedoelde verklaring van 8 mei 1992 van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin staat dat VAO rechtsopvolger van VVO is en rechthebbende van de merken;
- het onder 3.2.1 bedoelde verzoek van 6 augustus 1992 van VAO aan de minister van Buitenlandse Economische Betrekkingen om – net als VVO eerder – een vergunning te verkrijgen voor groente import uit Polen;
- de onder 3.3.2 bedoelde verklaring van 23 oktober 1992 van Rospatent, waarin staat dat VAO rechthebbende is van de buitenlandse merken en rechtsopvolger van VAO is;
- de onder 3.3.4 bedoelde verklaring van 29 december 1992 van de Russische onderminister van Landbouw, waarin staat dat VAO rechtsopvolger van VVO is;
- de onder 2.50 van het tussenvonnis en 3.3.3 bedoelde brieven van de Russische onderministers van landbouw en buitenlandse economische betrekkingen van 22 en 28 oktober 1992, waarin staat dat VAO rechtsopvolger van VVO is;
- de onder 2.45 en 2.54 van het tussenvonnis bedoelde certificaten van de Russische Kamer van Koophandel en Industrie van 7 augustus 1992 en 27 april 1993, waarin staat dat VAO rechtsopvolger van VVO is;
- het Baker&McKenzie rapport, waarin werd geconcludeerd dat VAO na transformatie rechtsopvolger van VVO was.
validation’ daarvan door Russische overheidsinstanties, door de actieve en volmondige erkenning en ondersteuning van VAO als rechtsopvolger van VVO. Gelet daarop zijn de
technical difficultiesrond de transformatie waarop Baker&McKenzie wijst kennelijk geen beletsel om uit te gaan van de geldigheid van de transformatie.
6.Beoordeling van de resterende geschilpunten per land
Het register bevat de volgende aantekeningen en beperkingen:
The Trade Mark is limited to the colours green, white, gold, black and red as shown in the representation of the form of application. The transliteration of the Cyrillic characters appearing in the device in the upper half of the mark is "S.P.I.". The Russian words "Moskovskaya Osobaya Vodka" appearing in the mark mean "Moscow Special Vodka"en
Het register bevat de volgende aantekeningen en beperkingen:
Registration of this mark shall give no right XXXot he exclusive use of the Cyrillic characters and the letter “C”.
wines, brandy, spirits (beverages):
Het register bevat de volgende aantekeningen en beperkingen:
Registration of this mark shall give no right to the exclusive use of the Cyrillic characters and the letter “C”.
Het register bevat de volgende aantekeningen en beperkingen:
Registration of this mark shall give no right to the exclusive use of the Cyrillic characters appearing in the mark.
Request to enter change of name of registered proprietor or registered user (…) of a Trade Mark or Service Mark in the Register) d.d. 14 april 1993 ingediend bij het VK merkenbureau voor de VK merken. In de begeleidende brief staat onder meer:
assignment’) van de merken van ‘
Foreign Economic Closed Joint Stock Company "Sojuzplodoimport" also t/a VZAO Sojuzplodoimport’naar ZAO geregistreerd. [136] Op 14 september 2000 is de overdracht van de merken van ZAO aan Spirits International geregistreerd. [137]
errorbij de inschrijving van VAO als houder van de VK merken in het register. In zoverre is voldaan aan de materiële norm die artikel 64 TMA stelt. Partijen zijn het er echter over eens dat deze rechtbank niet bevoegd is een bevel als bedoeld in artikel 64 lid 2 TMA aan
the registrar(het nationale merkenregister UKIPO [139] ) te verstrekken, omdat artikel 75 TMA bepaalt:
application to the court) is dus niet voldaan. FKP stelt zich echter op het standpunt dat deze rechtbank op grond van artikel 3:296 BW jo. 64 lid 1 TMA wel een plicht tot medewerking aan overdracht van de VK merken aan Spirits cs kan opleggen.
the registrar, het merkenregister van het Verenigd Koninkrijk.
The registrardient in geval van een foutieve vermelding in het register op verzoek van een belanghebbende en eventueel op bevel van een rechter in het VK, over te gaan tot rectificatie. Deze bepaling bevat niet de materiële norm dat een (als merkhouder ingeschreven) partij een medewerkingsplicht heeft om een rectificatie te bewerkstelligen. Dat de bepaling zo ruim uitgelegd zou moeten worden volgt ook niet uit de door FKP overgelegde zaak Dasema Trading Ltd’s Trade Mark [140] . In die zaak werd op verzoek van een curator door
the registrarzelf beslist om het register te verbeteren. Aan artikel 64 TMA kan FKP derhalve geen grond ontlenen voor een rechtsplicht van Spirits cs tot medewerking aan een correctie van het register. De rechtbank kan dus ook geen daarmee corresponderend bevel geven.
Common Law, dat bestaat uit door rechtspraak gevormd ‘rechtersrecht’. Dat de Nederlandse rechter op grond van haar (eerder in deze procedure vastgestelde) internationale rechtsmacht over Spirits csgrensoverschrijdende bevelen kan geven over de VK merken die Spirits cs dienen op te volgen, waarvoor FKP verwijst naar de Penn v Lord Baltimore [141] case, staat – naar het toepasselijke Nederlandse procesrecht – niet ter discussie. Die grensoverschrijdende rechtsmacht volstaat echter niet. FKP dient de beginselen van
Common Lawte stellen waarop een verplichting tot medewerking kan worden gebaseerd.
torts, te weten de
tort of conversionen de
tort of unlawful interference. Nadat Spirits cs er op hebbben gewezen dat die torts niet van toepassing zijn op intellectuele eigendom blijkens de
case lawin
OBG v Allan [142] , heeft FKP de grondslagen voor haar vorderingen aangepast in de zin dat zij zich uitsluitend nog naar analogie op deze twee
tortsberoept. Ter toelichting betoogt FKP daarbij dat deze acties voor merken worden beheerst door de
lex specialisvan artikel 64 TMA. Nu FKP zelf stelt dat artikel 64 TMA een
lex specialisis ten opzichte van deze twee
torts, ziet de rechtbank geen grond voor analoge toepassing van die
tortsop het merkenrecht buiten het bereik artikel 64 TMA. Blijkbaar is er geen
case lawwaarin deze
tortszijn toegepast bij toeëigening van intellectuele eigendomsrechten. In feite verzoekt FKP de rechtbank dus om rechtsvormend, buiten het door Engelse rechters gevormde toepassingsbereik daarvan, de beginselen van deze
tortsanaloog toe te passen. Zoals hiervoor overwogen beschouwt de rechtbank het niet als haar rol om buitenlands recht te vormen. De gevraagde analoge toepassing wordt dan ook van de hand gewezen.
the registrarop de voet van artikel 64 TMA te bevelen het register te corrigeren en er naar Engels recht geen verplichting tot medewerking door Spirits cs aan rectificatie van het VK merkenregister bestaat.
the registrarkan verzoeken het register te verbeteren door de VK merken op haar naam te registreren. De rechtbank heeft in het tussenvonnis in r.o. 4.87 en in dit vonnis in r.o. 4.4.3 beslist dat de merken niet door middel van een rechtsgeldige transformatie door VAO zijn verkregen, maar in beginsel in het vermogen van VVO zijn gebleven en vervolgens in beheer zijn gegeven en later zijn overgedragen aan FKP. Daarom dient de rechtbank na te gaan in hoeverre de overige verweren van Spirits cs in de weg staan aan een declaratoir dat FKP de rechthebbende is op deze merken.
estoppel. Dit leerstuk, onderdeel van het Engelse
equityrecht, kan weer worden onderscheiden in
proprietory estoppel,
estoppel by representationen
commom law estoppel by representation. Voor toepassing in deze zaak leidt dat echter niet tot verschillende normen, zodat dit onderscheid onbesproken kan blijven. Kort gezegd komt het verweer er op neer dat iemand zijn recht verspeelt om aanspraak te maken op (eigendom van) een goed, als (i) hij door zijn gedragingen bij de bezitter de indruk heeft gewekt dat hij zijn recht niet zou gaan uitoefenen en (ii) de bezitter door die uitoefening wordt benadeeld omdat (iii) hij heeft vertrouwd op de gewekte indruk (
detrimental reliance). Uit de [X] [143] case volgt dat een beroep op
estoppelook gedaan kan worden als verweer tegen opeising van een intellectueel eigendomsrecht.
A whiter shade of pale’ en de toekomstige revenuen daarvan. De andere auteurs beriepen zich op
estoppel. De House of Lords achtte dat leerstuk in zijn beslissing van toepassing op deze auteursrechtelijke opeisingsactie. Vervolgens oordeelde de House of Lords dat [X1] nog tot opeising kon overgaan, ondanks het feit dat hij daarmee 38 jaar had gewacht. Voor het in die zaak gevorderde declaratoir bestond geen verjaringstermijn. Het beroep op
estoppelwerd verworpen op de grond dat er geen
detrimental reliancewas van de gedaagde mede-auteurs op de door [X1] door zijn stilzitten gewekte indruk. In de loop van bijna 40 jaren hadden de andere auteursrechthebbenden immers alle revenuen ontvangen, zonder die te hoeven delen met [X1] . [144] Van benadeling was daardoor geen sprake.
estoppelom dezelfde reden te worden afgewezen. Ook als aangenomen wordt dat de gedragingen van de Russische Federatie voor een beroep op
estoppelaan FKP kunnen worden toegerekend en de Russische Federatie met haar in 3.3 beschreven verklaringen en gedragingen de indruk heeft gewekt dat hij niet langer aanspraak zou maken op de VK Merken, hebben Spirits cs onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij benadeeld zijn door het gestelde vertrouwen daarop. Daarvoor is het volgende redengevend.
detrimental reliancemoet hebben plaatsgevonden in de periode dat de onjuiste indruk bestond. Met andere woorden, nadat voor Spirits cs duidelijk was geworden dat zij ten onrechte de indruk had dat FKP haar rechten niet zou uitoefenen, kon zij niet meer vertrouwen op die eerder bestaande indruk. Voor zover toewijzing van de vordering van FKP tot nadeel bij Spirits cs zou leiden ten gevolge van handelingen verricht toen dat vertrouwen niet langer gerechtvaardigd was, kan dat nadeel niet als
detrimental relianceaan het
estoppelverweer ten grondslag worden gelegd. Uit hetgeen is overwogen in 5.6.3 volgt dat Spirits cs na november 1999 niet langer gerechtvaardigd het vertrouwen konden hebben gehad dat FKP haar rechten niet zou gaan uitoefenen. Het door Spirits cs gestelde nadeel moet derhalve het gevolg zijn van handelen in de periode tussen begin 1992 en november 1999.
advertising functionvan de merken aanzienlijk is toegenomen. Hoe groot hun investeringen zijn geweest en welk deel daarvan nog niet is terugverdiend, hebben zij niet nader gespecificeerd. Welke investeringen V(Z)AO zou hebben gedaan in de periode juli 1993 – december 1997 in de VK merken, is gesteld noch gebleken. Ten aanzien van V(Z)AO komt daar bij dat zij het VK merkenregister onjuist heeft voorgelicht door in juli 1993 te vragen om registratie van een naamswijziging, terwijl zij én door het BakerMcKenzie rapport én door het formulier gebruikt door dat register (zie 6.1.1.1 en 6.1.1.2), had behoren te begrijpen dat zij een verzoek tot registratie van een rechtsopvolger diende te doen. Van gerechtvaardigd vertrouwen was derhalve ook geen sprake. Dat er voor eind december 1997 al sprake was van bescherming van V(Z)AO als bezitter omdat tijdens haar bezit aan de hiervoor opgesomde vereisten voor estoppel was voldaan, kan dan ook niet worden gevolgd.
estoppel, omdat Spirits International daarbij niet meer is afgegaan op een door FKP gewekte onjuiste indruk (zie 5.6.3). Die investeringen heeft zij gedaan terwijl zij zich bewust moet zijn geweest van het daarmee gemoeide risico. Daardoor kan het beroep van Spirits International op
estoppelniet slagen. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat Spirits International ook niet heeft onderbouwd welke investeringen zij na november 1999 heeft gedaan die nog niet zijn terugverdiend. Het beroep van Spirits ProCy op
estoppelkan evenmin slagen, al omdat niet is gesteld hoe zij benadeeld zouden zijn terwijl de VK merken niet op hun naam staan, noch hebben gestaan.
propertyvormt, dat beschermd wordt door de
tortvan
passing off. De vereisten voor een succesvol beroep op deze tort zijn dat de eiser aantoont:
passing off. Zij maakt echter niet duidelijk waarom die actie, die zij niet aan haar vorderingen in deze zaak ten grondslag heeft gelegd, noch in een procedure in het VK, ook een verweer kan zijn in een geval als het onderhavige.
tort of passing offrechten verbindt aan goodwill en dat het dus niet zo kan zijn dat de goodwill die Spirits International heeft opgebouwd in de VK merken zomaar van haar wordt afgenomen bij een wijziging van het register, leidt niet tot een ander oordeel. Spirits International voert naast het beroep op
passing offgeen argumenten aan waarom dat niet zo kan zijn. De hiervoor besproken rechtsfiguur
estoppelbiedt bescherming voor een bezitter die in goed vertrouwen investeringen heeft gedaan (die hebben geleid tot goodwill). Nu het beroep daarop niet slaagt, ziet de rechtbank niet in op welke andere juridische grond bescherming geboden zou moeten worden aan het belang van Spirits International bij de goodwill in de VK merken.
the registrartot correctie van het register. Artikel 9 TMA bepaalt:
.Uit de Dasema Trading Ltd zaak [146] volgt dat rectificatie van de ingeschreven merkhouder in het register terugwerkende kracht zal hebben. De juiste rechthebbende wordt geacht altijd als merkhouder geregistreerd te zijn gebleven:
The effect of my decision is that the recordal of the change of ownership to Dasema Trading Ltd shall be deemed never to have been made.”
proprietor, zodat een – op dat materiële recht gebaseerde – verbodsvordering toewijsbaar is. Dit wordt bevestigd door het bepaalde in artikel 25 lid 4 TMA:
proprietordie nog niet in het register is vermeld, al wel (onder voorwaarden) zijn recht kan uitoefenen. Spirits International, Spirits Product en Spirits Cyprus kunnen zich in deze zaak ook niet beroepen op bescherming als derde die is afgegaan op de juistheid van het register. Zij zijn immers geen derde. Dat de VK merken nog niet op naam van FKP staan ingeschreven staat er dan ook niet aan in de weg dat nu reeds een verbod kan worden opgelegd als er sprake is van inbreuk op de VK merken.
social media-kanalen. Ook Spirits International maakt derhalve gebruik van de merken in het economisch verkeer in de zin van de Trademark Act.
likelihood of confusion) in de zin van artikel 10 lid2 TMA leidt.
estoppel. Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen kan dat beroep niet slagen.
estoppel, en ook met betrekking tot die vordering kan dat beroep niet slagen op de hiervoor genoemde gronden. Partijen zijn het er wel over eens dat
section2 van de Limitation Act 1980 geldt voor deze vordering:
Vsesojuznoe Objedinenje SOJUZPLODOIMPORT’ naar “
SOJUZPLODOIMPORT (also known as VAO ‘SOJUZPLODOIMPORT’)”. Op 1 september 1994 is deze naamswijziging doorgevoerd.
error’ bij de inschrijving van VAO als houder van de Ierse merken in het register. In zoverre is voldaan aan de materiële norm van artikel 67 Ierse TMA. Ook hier staat niet ter discussie dat deze rechtbank niet bevoegd is een bevel als bedoeld in artikel 67 lid 2 Ierse TMA aan
the Controller(het Ierse nationale merkenregister) te verstrekken, omdat artikel 2 lid 1 Ierse TMA bepaalt:
application to the court) is dus niet voldaan. FKP stelt zich echter op het standpunt dat deze rechtbank op grond van artikel 3:296 BW jo. 67 lid 2 Ierse TMA wel een plicht tot medewerking aan overdracht van de Ierse merken aan Spirits cs kan opleggen. Dit standpunt deelt het lot van het gelijkluidende betoog ten aanzien van de VK merken (zie r.o. 6.1.5), nu artikel 67 lid 2 Ierse TMA niet de materiële norm bevat dat een (als merkhouder ingeschreven) partij een medewerkingsplicht heeft om een rectificatie te bewerkstelligen. De rechtbank kan dus ook geen daarmee corresponderend bevel geven ten aanzien van de Ierse merken.
the Court’, maar van ‘a Court’. Artikel 29 Ierse TMA bevat echter ook niet de materiële norm dat een (als merkhouder ingeschreven) partij een medewerkingsplicht heeft om een rectificatie te bewerkstelligen. De primair onder I gevorderde plicht tot medewerking aan wijziging van de registratie van de Ierse merken kan daarom niet op dit artikel worden gebaseerd. Om deze reden kan de rechtbank ook niet, zoals FKP betoogt, op grond van artikel 3:296 BW jo. 29 lid 2 Ierse TMA een plicht tot medewerking aan overdracht van de Ierse merken aan Spirits cs opleggen.
Common Law. Net als in het VK volstaat de grensoverschrijdende rechtsmacht van de Nederlandse rechter niet en moet Spirits de beginselen van
Common Lawstellen waarop een verplichting tot medewerking kan worden gebaseerd. FKP beroept zich ten aanzien van de Ierse merken uiteindelijk naar analogie op de
tort of conversionen/of de
tort of detinue.De rechtbank wijst op de in r.o. 6.1.7 genoemde gronden, de door FKP gevraagde toepassing naar analogie van deze
tortsvan de hand; dat er mogelijk sterke argumenten voor analoge toepassing bestaan, zoals de expert van FKP stelt, neemt niet weg dat de Nederlandse rechter geen rechtsvormende taak heeft ten aanzien van Iers recht.
the Controllerop de voet van de door FKP ingeroepen bepalingen te bevelen het register te corrigeren en er naar Iers recht geen verplichting tot medewerking door Spirits cs aan rectificatie van het Ierse merkenregister bestaat.
the Controllerkan verzoeken het register te verbeteren door de Ierse merken op haar naam te registreren. Nu de merken niet door middel van een rechtsgeldige transformatie door VAO zijn verkregen, maar in beginsel in het vermogen van VVO zijn gebleven en vervolgens in beheer zijn gegeven en later zijn overgedragen aan FKP (zie r.o. 4.87 in het tussenvonnis en r.o. 4.4.3 in dit vonnis), dient te worden beoordeeld in hoeverre de verweren van Spirits cs in de weg staan aan een declaratoir dat FKP de rechthebbende is op de Ierse merken.
Commen lawleerstuk
estoppel, meer in het bijzonder de figuren
estoppel by representationen/of
estoppel by asquiscence.Voor beide figuren geldt de eis dat de bezitter wordt benadeeld omdat hij heeft vertrouwd op de gewekte indruk (
detrimental reliance). Aan deze eis is niet voldaan. De overwegingen daarover ten aanzien van de VK merken (in r.o. 6.1.10 t/m 6.1.16) gelden ook voor de Ierse merken.
proprietor, zodat de inbreukvordering in geval van inbreuk op de nu nog op naam van Spirits International geregistreerde Ierse merken kan worden toegewezen en niet pas na de daadwerkelijke aanpassing van de registratie. De rechtbank verwijst hier naar hetgeen zij heeft overwogen ten aanzien van het recht van het Verenigd Koninkrijk in r.o. 6.1.19.
likelihood of confusion) in de zin van artikel 14 lid 2 Ierse TMA leidt.
estoppel. Op dezelfde gronden als hiervoor overwogen kan dat beroep niet slagen.
estoppel, slaagt niet op de hiervoor genoemde gronden. Spirits cs beroepen zich ook op verjaring. Niet ter discussie staat dat verjaring niet aan de orde is voor zover de schadevordering betrekking heeft op schade geleden vanaf zes jaar voor de datum van dagvaarding, dus vanaf 20 november 2006. FKP beroept zich op artikel 71 van de Ierse Statutes of Limitations Act, waarin is bepaald:
all such relief by way of damages, injunctions, accounts or otherwise shall be available to the proprietor as is available in respect of the infringement of any other property right’.
unjust) is. Gezien de onder 5.3 vastgestelde kennis van VAO over de ongeldigheid van de transformatie en hetgeen onder 5.5 is overwogen over de niet reëele koopprijzen bij de overdrachten van de merken aan ZAO en vervolgens aan Spirits International, heeft FKP hier het gelijk aan haar zijde.
Common Lawen haar basis vindt in het recht van het Verenigd Koninkrijk. Op bepaalde punten volgt het Cypriotische recht dan ook het recht van het Verenigd Koninkrijk zodat de rechtbank daarnaar verwijst wanneer de beoordeling hetzelfde is.
bona fide purchase) van ZAO;
estoppel by conduct/representation).
bona fide purchase-verweer dat er is betaald, goede trouw van de verkrijger en onbekendheid met het titelgebrek. Het Cypriotische Supreme Court [153] heeft de laatste twee vereisten in samenhang met elkaar aldus uitgelegd:
“In order to be considered as a bona fide buyer, one must pay reasonable care and carry out the necessary investigation.”Voorts geldt dat “
a significantly low price may raise shadows that would call for further investigation” [154] .
bona fide purchase-verweer.
to protect the use of a trade mark after five years of continuous use in good faith as form of adverse possession rule. [156]
estoppelbeoordeeld naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, dat niet is gebleken dat Spirits cs door het bedoelde vertrouwen op het gedrag van de Russische Federatie schade heeft geleden die zij nog altijd niet zou hebben terugverdiend. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij daartoe im r.o. 6.1.13 en verder met betrekking tot de VK merken heeft overwogen. Ook dit verweer faalt derhalve.
“the Court means the competent District Court (…)”. Anders dan ten aanzien van de vorderingen betreffende de VK merken en de Ierse merken, hebben Spirits cs niet betoogd dat deze rechtbank niet bevoegd zou zijn. De rechtbank ziet in artikel 2 TML ook geen aanleiding daarover anders te oordelen.
proprietor. Spirits cs bestrijden dat een beroep op die bepaling mogelijk is met het verweer dat FKP geen geregistreerd merkhouder is.
proprietor, zodat de inbreukvordering kan worden toegewezen en niet pas na de daadwerkelijke aanpassing van de registratie. De rechtbank verwijst in dit kader naar hetgeen zij heeft overwogen ten aanzien van het recht van het Verenigd Koninkrijk in r.o. 6.1.19.
use likely to deceive or cause confusion), is niet in geschil. Wat hiervoor in r.o. 6.1.26 t/m r.o. 6.1.35 is overwogen over de inbreuk (in de zin van artikel 6 TML) door het gebruik van het teken ‘Stoli’ geldt ook ten aanzien van het Cypriotische merk. De slotsom is dat zowel het gebruik van de tekens die identiek zijn aan het Cypriotische merk als het gebruik van het Stoli-teken tot verwarringsgevaar in de zin van artikel 6 TML leidt. Nu het beroep van Spirits cs op verjaring, goede trouw en
estoppel (by representation)falen op de hiervoor genoemde gronden, ligt de inbreukvordering voor toewijzing gereed. Wat betreft de gevorderde dwangsom wordt die toegewezen als hiervoor met betrekking tot de VK merken en de Ierse merken is overwogen.
established principle in common law.Spirits cs betwisten dat recht op schadevergoeding niet indien de rechtbank zou oordelen dat sprake is van inbreuk, maar voeren aan dat het gedrag van de partij die de schade leidt van essentieel belang is voor de beoordeling van de hoogte van de schade die vergoed moet worden. Nu in deze procedure slechts schadevergoeding op te maken bij staat is gevorderd en de rechtbank dus niet hoeft te oordelen over de hoogte van de schadevergoeding, gaat de rechtbank aan dat verweer voorbij en wordt de vordering toegewezen.
established principle in common lawen verwijst voorts naar artikel 10 Merkenrichtlijn en artikel 13 Handhavingsrichtlijn [159] . FKP heeft echter onvoldoende onderbouwd dat ook naar huidig Cypriotisch recht geoordeeld moet worden dat Spirits International had moeten weten dat zij inbreuk maakte. Dat de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat Spirits International de Cypriotische merken destijds niet te goeder trouw heeft verkregen, betekent niet zonder meer dat een vordering tot winstafdracht moet worden toegewezen. Verder bepaalt artikel 10 Merkenrichtlijn niets over winstafdracht. Artikel 13 lid 2 Handhavingsrichtlijn vormt een bepaling die de lidstaten kunnen implementeren, maar waartoe zijn niet verplicht zijn. Een richtlijnconforme interpretatie van het Cypriotische recht kan dan ook niet tot een ander oordeel leiden.
Sale of Goods Law(SGL) een vergoeding ter zake van de waardevermeerdering van de merken in de periode 1997 tot en met de dag van het vonnis. Artikel 14 SGL bepaalt dat een koopovereenkomst de voorwaarde in zich heeft dat de verkoper bevoegd is om over het over te dragen goed te beschikken en de garantie geeft dat de koper het ongestoorde genot van het goed zal hebben. [160] In dat kader betogen Spirits cs dat de contractuele aansprakelijkheid van VVO ten opzichte van VAO is overgegaan op FKP. VAO nam in 1992 de bedrijfsactiviteiten van VVO over op een wijze die veel gemeen heeft met een koopovereenkomst. Doordat de Russische Federatie uiteindelijk de stelling innam dat VVO niet getransformeerd was in VAO is aan de kant van VVO als
sellerniet voldaan aan de voorwaarde dat zij rechtens de merken mocht overdragen aan VAO, hetgeen in strijd is met artikel 14 SGA [161] , aldus Spirits cs.
Recht’ of ‘
Rechtsverhältnis’ stellen.
Genügenden Urkunde’is in de zin van artikel 30 MSchV, is aan het Zwitserse Merkenbureau om te bepalen.
Treu und Glauben) gedeponeerd is. Daarbij wordt verondersteld dat degene die als merkhouder is geregistreerd, wist of behoorde te weten dat een ander een beter recht had toen hij het merk in Zwitserland deponeerde. Toeëigening kan ook plaatsvinden na deponering, op het moment dat een aanvankelijke toestemming daarvoor wegvalt en de deposant weigert het merk over te dragen aan de eigenlijke rechthebbende. Deze uitleg van artikel 53 lid 1 MSchG is weliswaar een
obiter dictumin het Go Fast Sports II arrest, maar brengt niettemin tot uitdrukking hoe de hoogste Zwitserse rechter aankijkt tegen de eisen voor toeëigening in de zin van dit artikel. Daarvoor is of reeds bij deponering van het merk, of op een later moment een handelen in strijd met de goede trouw vereist. Uitgaande van deze uitleg van artikel 53 lid 1MSchG zou een beperkt bereik van artikel 53 lid 2 MSchG tot gevallen waarin er geen sprake is van kwade trouw, een dode letter zijn. Die situatie doet zich in dat geval immers nooit voor.
holders of said trademark” VO Sojuzplodoimport “naamswijziging” van VO in VAO wordt verzocht. [164] Daarbij was een verklaring van [G] gevoegd, die inhoudt:
sic), in het bijzonder in artikel 6-17-5 van die wet. Artikel 6-17-5 bepaalt dat degene die een goed verliest door diefstal, het goed mag revindiceren, ook van een latere verkrijger te goeder trouw.
lex specialisvoor een vordering uit hoofde van een aanspraak/eigendom op een merk. Spirits cs noemen geen bronnen in de literatuur voor die stelling en citeert het artikel zelf ook niet (zelfs niet in het Deens). Artikel 21 van de Deense merkenwet luidt (in de vertaling op de website van het Deense Octrooi- en Merkenbureau):
The fact that Henkel is registered as the owner and renewer [of] the Danish (...) registration cannot imply that Coop has lost its right to the trademark as Danish law does not attribute special rights to the registration. As Henkel Norden cannot obtain a better right than Nordtend AB no extinguishment has taken place.”
passivitetverweer van de gedaagde zijn toegekomen. De rechtbank acht het beginsel dan ook van overeenkomstige toepassing op merkrechten. FKP kan derhalve een revindicatie vordering instellen voor de Deense merken, nu die zonder rechtsgrond op naam van (eerst) VAO en (vervolgens) ZAO en Spirits International zijn geregistreerd in het register.
haevd(verkrijgende verjaring) en
passivitet(verwant aan de rechtsfiguren rechtsverwerking en
estoppel). Voor de toepasselijkheid van
haevdgeldt een termijn van 20 jaar. De rechtbank zal daarom eerst nagaan of het verweer van
passivitetslaagt.
passivitetin het geval dat een rechthebbende lang heeft gewacht met het instellen van zijn vordering, ingeroepen kan worden bij revindicatie van een merkrecht; dat volgt indirect uit de Minirisk zaak, waarin een beroep op
passivitetinhoudelijk werd beoordeeld en afgewezen.
passivitetals volgt (in Engelse vertaling):
The central point of the principle of estoppel is the combination of the debtor's good faith and the creditor's bad faith, i.e. that the debtor is either in good faith as to the existence of the claim (lack of knowledge and ought-to-know-knowledge that the claim exists or a reasonable assumption that it has ceased to exist) or has an expectation that the claim is not going to be enforced which is based on the inaction of the creditor, at the same time as the creditor is in bad faith as to the existence of the claim and of the delusion, i.e. that the creditor knows or should know that the debtor expects that the claim does not exist or is not going to be asserted.” [172]
passivitetkan doen als hij alsnog overgaat tot het uitoefenen van zijn recht, samenhangt met de overige omstandigheden van het geval, wat leidt tot casuïstische rechtspraak over de duur die vereist is voor een geslaagd beroep op
passivitet. Spirits cs wijzen er op dat er in zaken waarin een merkrechthebbende heeft stilgezeten door niet handhavend op te treden tegen merkinbreuk termijnen van anderhalfjaar tot vijf jaar nodig waren voor een succesvol beroep op
passivitet. Zij stellen dat die termijn ook in deze zaak toegepast dient te worden. FKP wijst er met recht op (en de deskundigen van Spirits cs erkennen dat eigenlijk ook [173] ), dat langer stilzitten vereist is voordat het recht op revindicatie van een IE recht is verwerkt, dan voor het verwerken van het recht om een merk te handhaven tegenover een inbreukmaker. Van belang is dat
haevdeen termijn kent van twintig jaar. Omdat de overige vereisten voor
passivitetstrenger zijn, kan daarom aangenomen worden dat de termijn voor
passivitetkorter is.
passivitet, waardoor FKP niet langer een revindicatierecht op de Deense merken kan uitoefenen.
legal statusgewijzigd op 3 juli 1995 [174] . Uit de overgelegde stukken kan niet worden afgeleid wat daar precies de aanleiding voor was. Nu nadere informatie hierover ontbreekt [175] , houdt de rechtbank het erop dat het merk met ingang van die datum is geregistreerd op naam van VAO.
legal statusgewijzigd op 25 september 1997 [176] . Nu nadere informatie ontbreekt, gaat de rechtbank er vanuit dat op die datum de ‘naamswijziging’ ook bij dat merk in het register is doorgevoerd.
National Reports on the Transfer of Movables in Europevermeldt bij de behandeling van Noorwegen:
dispostive conduct and passivity(hierna: passiviteit) aan de zijde van de Russische Federatie en de rechtsopvolgers van VVO
.
Lag (1986:796) om godtroijárvarp an lásáre, de
Good Faith Acquisition of Personal Property Act. [185] Dit artikel bepaalt: [186]
Good Faith Acquisition of Personal Property Actgaat namelijk reeds niet op, omdat niet is voldaan aan het vereiste van bezit te goeder trouw. De rechtbank licht dat als volgt toe.
Good Faith Acquisition of Personal Property Actis tien jaar bezit te goeder trouw vereist, waarbij bezit door opvolgende verkrijgers kan meetellen. Goede trouw ontbreekt volgens deze bepaling als de bezitter ten tijde van de verkrijging of gedurende de periode van het bezit ‘
should have suspected that the transferor had no right to dispose of the property’. In de memorie van toelichting bij artikel 4 van de Zweedse
Good Faith Acquisition of Personal Property Actstaat hierover:
Good Faith Acquisition of Personal Property Actin de tweede volzin bepaalt:
a “reasonable degree of diligence” regarding the transferor’s right to dispose” [188] die wordt ingevuld aan de hand van de relevante omstandigheden van het geval, waaronder de aard van het verkregen goed en de omstandigheden van verkrijging. Daarbij geldt:
Good Faith Acquisition of Personal Property Act,bepalende wetenschap over het ontbreken van een titel voor overdracht van de Zweedse merken, wordt niet weggenomen door de steun en erkenning die VAO verkreeg van de Russische Federatie bij de uitoefening van de Zweedse merkrechten. Daaruit kon en mocht VAO alleen afleiden dat de Russische Federatie, ondanks het ontbreken van een titel voor verkrijging, ermee instemde dat VAO de Zweedse merkrechten uitoefende door deze merken te exploiteren en op haar naam te laten registreren. Na kennisname van het Baker&McKenzie rapport wist VAO of moest zij weten dat zij met het laten registreren van een naamswijziging van VVO naar VAO naar Westerse maatstaven een verkeerde voorstelling van zaken gaf. De registratie, op grond waarvan VAO werd vermoed rechthebbende van de Zweedse merken te zijn, is dus – naar VAO wist of moest weten – op onjuiste gronden geschied.
Good Faith Acquisition of Personal Property Act. Ook hier betekent de actieve steun van de Russische Federatie aan VAO alleen dat de Russische Federatie ook zonder geldige transformatie kennelijk ermee instemde dat VAO zich feitelijk gedroeg als rechtsopvolger van VVO. Deze steun van de Russische Federatie neemt de kennis van het ontbreken van een geldige titel niet weg. Op grond van het advies van Baker&McKenzie wist [J] of moest hij weten dat met het laten registreren van een naamswijziging van VVO naar VAO naar westerse maatstaven een verkeerde voorstelling van zaken was gegeven. De registratie, op grond waarvan VAO werd vermoed rechthebbende van de Zweedse merken te zijn, is dus – naar ook ZAO en Spirits International wisten of moesten weten – op onjuiste gronden geschied. Bovendien zijn geen reële koopprijzen betaald bij de overdrachten van onder meer de Zweedse merken. Nu deze prijzen niet in de buurt komen van de indicaties van de waarde van de overgedragen merken, moet worden aangenomen dat ZAO en Spirits International wisten of moesten weten dat geen reële koopprijzen waren voldaan. Dit is een reden temeer om aan te nemen dat zij niet te goeder trouw waren in de zin van artikel 4 van de Zweedse
Good Faith Acquisition of Personal Property Act.
likelihood of confusion) leidt in de zin van artikel 10 hoofdstuk 1 van de Zweedse IE-wet.
National Reports on the Transfer of Movables in Europevermeldt:
dissenting opinionsbij dit arrest zou volgen dat een positieve kijk op het leerstuk van de ongerechtvaardigde verrijking gewenst is en dat dit ook in de literatuur wordt bepleit. Dat betekent dat dit leerstuk in ontwikkeling is, zoals ook het Zweedse hooggerechtshof signaleert. Dit is onvoldoende om te kunnen aannemen dat dit leerstuk naar Zweeds recht aanvaard is als algemeen toepasbaar rechtsbeginsel. Het is bovendien de vraag of dit leerstuk – indien algemeen aanvaard – ook toepasbaar zal zijn op de hier aan de orde zijnde opeising van de Zweedse merken door FKP, waarvoor als utigangspunt geldt dat de houder van het beter recht geen vergoeding verschuldigd is aan de bezitter ten aanzien van wie het opeisingsrecht wordt uitgeoefend.
lawful possessor’is in de zin van artikel 134 TBW (oud). Artikel 130 lid 1 TBW (oud) definieert de ‘lawful possessor’ als volgt:
excusable error’, niet op. Naar Tsjechisch recht kan ingeval van een verontschuldigbare fout sprake zijn van bezit goede trouw. Het National Report on the Transfer of Movables in the Czech Republic vermeldt hierover:
intentional damage’. In het bijzonder valt niet in te zien, hoe aan dit criterium kan zijn voldaan in de situatie dat VAO en ZAO weliswaar wisten dat geen geldige transformatie had plaatsgehad en dus het gebrek aan titel kenden, maar de uitoefening van de merkrechten werden erkend en ondersteund door de Russische Federatie.
restitutio ad integrum,op onrechtmatig handelen naar Pools recht, meer specifiek artikel 415 jo. 363 PBW [207] en oneerlijke mededinging (artt. 3 en 15 jo. artikel 18.1 POM [208] ). De rechtbank begrijpt FKP aldus dat het onrechtmatig handelen is gelegen in de verkrijging door Spirits cs van het merk terwijl zij wist/had moeten weten dat het merk niet op geldige wijze was verkregen door V(Z)AO die in strijd met de waarheid in 1994 de tenaamstelling van de internationale registratie heeft gewijzigd en vervolgens met de aanvraag van de Poolse extensie in 1997 de markt in Polen voor de rechtmatig eigenaar heeft geblokkeerd.
“any conduct contrary to the principles of social coexistence and good practices” [210] .
faultworden aangemerkt. Toen Spirits International het Poolse beeldmerk in april 1999 overgedragen kreeg, wist zij nog niet en behoefde zij ook nog niet te weten dat de Russische Federatie wenste dat de merken zouden worden teruggenomen. Zoals hiervoor is vastgesteld, werd dit pas in november 1999 duidelijk voor Spirits cs. Daarmee kan het aangaan van die overeenkomst niet worden aangemerkt als een
fault, niet in de laatste plaats omdat het Poolse merk nooit heeft toebehoord aan VVO en daarmee niet behoorde tot de groep van merken waarvan deze rechtbank in het tussenvonnis heeft geoordeeld dat zij niet onder algemene titel zijn overgegaan van VVO naar VAO.
“illegal acquisition of another company’s trademark rights […] undoubtedly contrary to good practices and fair market conduct” [211] en is bovendien sprake van het onrechtmatig in bezit nemen van de door VVO opgebouwde afzet in Polen en het blokkeren van die markt voor VVO/FKP [212] . Het onrechtmatig handelen van Spirits cs is gelegen in het zich “toe-eigenen” van het Poolse merk waarop – naar de rechtbank begrijpt – VVO of de Russische Federatie een beter (ouder) recht had.
difficulties for other entrepreneurs to access the market. De vorderingen II kunnen derhalve ook niet op oneerlijke mededinging worden gegrond.
Code de la propriété intellectuelle(hierna: CPI). Meer subsidiair is nog een beroep gedaan op (het Franse equivalent van de Nederlandse) onrechtmatige daad.
mauvaise foizijdens V(Z)AO, de vordering is verjaard per februari 1998 (de registratie van Stolichnaya is vernieuwd in februari 1995) respectievelijk augustus 1999 (de registratie van Moskovskaya is vernieuwd in augustus 1996).
dishonest intention to adversely affect the rights and interests of a third party [218] .Nu het hier gaat om kwade trouw bij de (vernieuwing van de) registratie van een merk, moet bovendien rekening worden gehouden met de in r.o. 5.1.1 reeds genoemde rechtspraak van het Hof van Justitie EU. Daarin is beslist dat rekening moet worden gehouden met alle relevante factoren van het concrete geval die bestaan op het tijdstip van de registratie. Het weten of behoren te weten volstaat op zich niet om kwade trouw vast te stellen is in de zin van deze bepaling. Bij de beoordeling van bestaan van kwade trouw moet tevens het oogmerk van de aanvrager op het tijdstip van de indiening van de merkaanvraag in aanmerking worden genomen. [219]
en fraude des droits d’un tiers, zoals het eerste lid van het artikel voorschrijft – kunnen beroepen op verjaring.
a) obtain the transfer of the patent or of the certificate of registration to his name by way of a judgment, starting on the date of the filing;
registration made in the name of a person other than the entitled party’in de zin van artikel 118 lid 3 IWIE.
patents) ziet, gaan Spirits cs ten onrechte eraan voorbij dat artikel 118 lid 3 IWIE zowel gaat over ‘
the patent’als over ‘
the registration’.Dit strookt met het gegeven dat de IWIE, waarin de voorheen bestaande afzonderlijke regelgeving voor industriële eigendomsrechten is samengebracht, ziet op alle Italiaanse industriële eigendomsrechten. [229] In de IWIE opgenomen bepalingen die op een bepaald industrieel eigendomsrecht zijn toegespitst vermelden dat uitdrukkelijk. Dat is niet het geval bij artikel 118 lid 3 IWIE. Deze bepaling stemt tot slot vrijwel overeen met het in 1992 ingevoerde artikel 25 lid 3 van de voor invoering van de IWIE in 2005 geldende Italiaanse merkenwet (IMW). [230] Artikel 118 lid 3 IWIE kan dus worden toegepast ten aanzien van merkrechten.
a) take over the application for the (…) registration in his own name, assuming the capacity as the applicant for all purposes;
registration made in the name of a person other than the entitled party’dus zowel de eerste registratie zijn als de registratie van de verlenging van het merkrecht.
in personamactie vormen, zoals die aan de orde was in de Havana Club-zaak. [236] Volgens FKP biedt de Spaanse IE Wet geen remedie voor geldig gedeponeerde, maar onrechtmatig in bezit genomen merken, zodat moet worden teruggevallen op het Spaanse burgerlijk recht (SBW). Zij betoogt dat vorderingen I gezien het persoonlijke en bijzondere karakter daarvan, moeten worden gekwalificeerd als sui generis
in personamactie.
in personamactie is; het Havana Club-arrest is volgens Spirits cs een niet in deze zaak toepasbaar, geïsoleerd oordeel. Volgens Spirits cs, die zich op verjaring beroepen, probeert FKP hiermee de verjaring van de vordering op andere gronden te omzeilen.
in personamactie is, niet is verjaard en dat deze vordering wel is verjaard als deze gegrond is op de andere door partijen en hun experts besproken mogelijke grondslagen. In tegenstelling tot een
in remactie, die voortvloeit uit de relatie tussen een persoon en een (on)roerende zaak, is bij een
in personamactie de vordering gegrond op het bestaan van een verplichting tussen partijen. Die verplichting kan verschillende grondslagen hebben zoals de wet, overeenkomst of onrechtmatige daad.
in personam-actie. De rechtbank zal dat eerst bespreken.
a) The cessation of the acts that infringe its right.
The provisions of this Code shall be of subsidiary application in matters governed bv other statutes’
a) Declares the cancellation as a matter of law of "Havana Club" as regards the dual registration of the transfer of Spanish trademark number 99,789 "Havana Club" generated by decision of the lntellectual Property Registry of 13 September 1968, first to the State of Cuba and then to "Cubaexport;"
;
;"
- a)
- b)
- c)
appeal for annulment’ tegen het Havana Club-arrest [239] aan toegevoegd:
in remrevindicatieactie of – zoals is gebeurd in de Havana Club-zaak – het voeren van een
in personamactie, die uitmondt in revindicatie. De rechtbank stelt vast dat FKP heeft gekozen voor een vergelijkbare insteek als de eisers in de Havana Club-zaak, dus voor een
in personamactie. Als haar vorderingen I en V in onderlinge samenhang worden bezien, kan de onder I gevorderde restitutie worden gezien als het gevolg van de ongeldigheid van de verkrijging door Spirits International, die is gegeven met de nietigheid van de overeenkomst met ZAO. Vordering V is al afgewezen. Daarmee is de weg van restitutie als gevolg van nietigheid van de overeenkomst tussen ZAO en Spirits International afgesloten. Daarmee is ook het lot van een
in personamactie gegeven. Zoals hiervoor is overwogen, is niet in geschil dat de vordering op andere grondslagen verjaard is, zowel in de primaire als de subsidiaire variant.
in personamjurisdictie.
Código Civil; Portugees BW), via de schakelbepaling van artikel 1303 lid 2 CC. De artikelen 1302 en 1311 CC luiden in het Engels [246] als volgt:
coisa’. Tussen partijen is in geschil of
coisasbeperkt zijn tot fysieke goederen of ook andere goederen kunnen omvatten. Dat geschilpunt kan in het midden blijven, nu FKP er op wijst dat artikel 1303 lid 2 CC een schakelbepaling vormt, waarmee het revindicatierecht van artikel 1311 CC overeenkomstige toepassing kan vinden op intellectuele eigendomsrechten, voor zover dat verenigbaar is met het wezen van die rechten.
propriedadeindustrialgenoemd, industriële
eigendom.Voor overeenkomstige toepassing pleit dat de Portugese intellectuele eigendomswet (CPI [247] ) geen bepaling kent voor revindicatie van een ten onrechte op een onjuiste naam geregistreerd (maar wel geldig) merkrecht. De Portugese jurisprudentie kent bovendien een voorbeeld van overeenkomstige toepassing van artikel 1311 CC op een banktegoed [248] en een arrest van de Portugese hoogste rechter waarin een
commercial establishment(onderneming) werd aangemerkt als een
coisain de zin van artikel 1302 CC, zodat daarop ook artikel 1311 CC van toepassing is [249] .
usucapio. De rechtbank volgt FKP niet in haar stelling dat een beroep op verkrijgende verjaring geen toepassing zou kunnen vinden in dit geval, omdat intellectuele eigendomsrechten geen roerende registerzaken zijn (zoals Spirits cs stellen). Als analoge toepassing van het recht op revindicatie van een
coisakan wordt aangenomen, zoals de rechtbank doet, impliceert dat ook analoge toepassing van de regeling voor verkrijgende verjaring van
coisas. Daarbij zal aansluiting gezocht moeten worden bij de verjaringstermijn voor het type
coisa, dat de grootste analogie vertoont met een merkrecht.
a) If there is a title of acquisition and registry, when possession lasts two years, being the possessor in good faith; or four years, if the possessor is in bad faith. […]
usucapioop grond van artikel 1287 CC en verder, vormen evenzeer argumenten tegen analoge toepassing van het revindicatie beginsel uit artikel 1311 CC. Om dezelfde redenen waarom de rechtbank uitgaat van analoge toepassing van 1311 CC, dient ook te worden uitgegaan van toepassing van artikel 1287 CC en verder. Daarbij ligt analoge toepassing van artikel 1298 CC voor de hand. Roerende registergoederen vertonen meer analogie met merkrechten dan onroerende registergoederen, omdat voor vestiging en overdracht van een merkrecht niet de formele vereisten worden gesteld die gelden voor onroerende goederen. Omdat een merkrecht slechts door registratie in het merkenregister ontstaat, is er meer analogie met roerende registergoederen dan met roerende niet-registergoederen (wat voor de beoordeling in deze zaak overigens geen materieel verschil maakt). De rechtbank zal artikel 1298 CC daarom toepassen.
title of acquisitionvereist. Uit de door Spirits cs overgelegde literatuur [252] en jurisprudentie [253] blijkt dat het daarbij gaat om een abstracte toets voor het bestaan van een titel: niet nodig is dat de betreffende titel materieel rechtsgevolg heeft, zolang het maar als een geldige titel aangemerkt zou kunnen worden en daaraan geen formele gebreken kleven. Een overeenkomst van overdracht die voldoet aan de formele vereisten, zoals een door partijen ondertekend op schrift gestelde overeenkomst, volstaat derhalve. De overeenkomst van overdracht tussen ZAO en Spirits International van 12 april 1999 voldoet aan dit vereiste, nu de vraag of ZAO beschikkingsbevoegd was geen formele maar een materiële geldigheidsvraag is.
who is required to repair damage” vastgesteld moeten worden. Deze bepaling vormt derhalve geen zelfstandige subsidiaire grondslag voor de door FKP gevorderde afgifte en schadevergoeding.