Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
VERENIGING MILIEUDEFENSIE, te Amsterdam, en
DE ANDEREN DIE ZIJ VERTEGENWOORDIGT,
STICHTING GREENPEACE NEDERLANDte Amsterdam,
STICHTING TER BEVORDERING FOSSIELVRIJ-BEWEGINGte Amsterdam,
LANDELIJKE VERENIGING TOT BEHOUD VAN DE WADDENZEEte Harlingen,
STICHTING BOTH ENDSte Amsterdam,
JONGEREN MILIEU ACTIEFte Amsterdam,
STICHTING ACTIONAIDte Amsterdam,
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 april 2019, met producties 1 t/m 269;
- de conclusie van antwoord van 13 november 2019, met producties RK-1 t/m RK-30 en producties RO-1 t/m RO-250;
- de akte overleggen aanvullende producties van Milieudefensie c.s. van 2 september 2020, met producties 270 t/m 331;
- de akte overlegging producties van RDS van 2 september 2020, met producties RK-31 t/m RK-34 en producties RO-251 t/m RO-260;
- de akte eiswijziging van Milieudefensie c.s. van 21 oktober 2020;
- het bezwaar tegen de akte eiswijziging van RDS van 28 oktober 2020;
- de akte overleggen aanvullende producties van Milieudefensie c.s. van 29 oktober 2020, met producties 332 t/m 336;
- de akte overlegging producties van RDS van 30 oktober 2020, met producties RK-35 en RK-36 en producties RO-261 t/m RO-280;
- de rolbeslissing van 4 november 2020 op het bezwaar tegen de eiswijziging, waarin de eiswijziging is toegelaten op voorwaarde dat Milieudefensie c.s. uiterlijk op 6 november 2020 een beknopte toelichting geeft op onderdeel l(a) van de eiswijziging;
- de akte toelichting eiswijziging petitum onderdeel 1A van Milieudefensie c.s. van 6 november 2020;
- de antwoordakte toelichting eiswijziging Milieudefensie c.s. van RDS, met productie RO-281;
- de rolbeslissing van 9 december 2020 waarin het bezwaar van RDS tegen de subsidiaire stellingnames van Milieudefensie c.s. ongegrond is verklaard;
- de akte overleggen aanvullende productie van Milieudefensie c.s. van 11 december 2020, met productie 337;
- de aanvullende akte overlegging producties van RDS van 15 december 2020, met producties RO-282 t/m RO-284;
- de akte overlegging aanvullende productie van RDS van 16 december 2020, met productie RK-37;
- de akte bezwaar productie RK-37 van Milieudefensie c.s. van 16 december 2020;
- de antwoordakte bezwaar productie van RDS van 16 december 2020;
- de processen-verbaal van de mondelinge behandeling op 1, 3, 15 en 16 december 2020.
- de akte reactie productie RK-37 van Milieudefensie c.s. van 30 december 2020, met producties 338 en 339;
- de akte uitlating aanvullende producties van RDS van 13 januari 2021.
2.De feiten
3.1 De stichting stelt zich tot doel:
1. De vereniging streeft naar behoud, herstel en goed beheer van natuur, landschap en milieu en van de ecologische en natuurhistorische waarden van het waddengebied, waaronder begrepen – maar niet uitsluitend – het noordelijke zeekleigebied, de Waddeneilanden, de Waddenzee en de Noordzee als onvervangbare en unieke natuurgebieden. De vereniging stelt zich tevens ten doel de bevordering van de belangstelling voor deze gebieden. In haar handelen gaat zij uit van het besef, dat de mens onderdeel is van het ecosysteem.
1. De stichting heeft ten doel:
1. Het doel van de vereniging is: streven naar een beter milieu door:
a) jongeren een plek te bieden waar zij op hun manier bezig kunnen zijn met duurzaamheid;
a) het voeren van acties en het organiseren van activiteiten in de breedste vorm, voor en door jongeren;
1. De stichting heeft tot doel:
Bij te dragen aan de bestrijding van armoede en onrecht in de wereld. Afrika heeft daarbij de speciale aandacht.
Het bewust maken en het vergroten van het begrip van het publiek voor de oorzaken, de effecten en de redenen van armoede en onrecht.
Beleidsmakers te bewegen om verandering te bewerkstelligen teneinde de rechten van kwetsbare en arme mensen te garanderen.
- RFC 1: ‘Unique and treathened systems’ (unieke bedreigde systemen) zijn zowel natuurlijke als culturele systemen. De mondiale temperatuurstijging zal ervoor zorgen dat bepaalde menselijke systemen zich sterk moeten aanpassen of dat ecosystemen zoals we die nu kennen verdwijnen, zoals ijsmassa’s, koraalriffen.
- RFC 2: ‘Extreme weather events’ (extreme weersomstandigheden) zullen in zowel frequentie als intensiteit toenemen. Droogte, extreme neerslag, hitte en (tropische) stormen en orkanen zijn voorbeelden van extreme weersomstandigheden die naar verwachting zullen toenemen en leiden tot meer bosbranden (door droogte/hitte) en overstromingen (door extreme neerslag en stormen).
- RFC 3: ‘Distribution of impacts’ (verdeling van impact); de gevolgen van klimaatverandering zullen niet over de hele wereld gelijk zijn. De risico’s zijn ongelijk verdeeld en in alle landen, ongeacht de staat van ontwikkeling, zullen met name de nu al zwakkere en gemarginaliseerde groepen getroffen worden door de impact van klimaatverandering en onder meer als eerste in hun voedsel- en waterzekerheid geraakt worden.
- RFC 4: ‘Global aggregate impacts’ (mondiaal elkaar versterkende gevolgen) zijn de gevolgen van klimaatverandering die groter zijn dan alleen het directe gevolg en die een optelling zijn van verschillende (indirecte) gevolgen die elkaar versterken. Een voorbeeld is dat klimaatverandering leidt tot verlies aan biodiversiteit, met niet alleen gevolgen voor de ecologie maar ook voor de economie omdat de mens van deze biodiversiteit afhankelijk is (onder meer door visserij en landbouw).
- RFC 5: ‘Large-scale singular events’ (grootschalige enkelvoudige gebeurtenissen, ook wel ‘tipping points’ genoemd) zijn abrupte en drastische veranderingen in fysieke, ecologische of sociale systemen die in de meeste gevallen onomkeerbaar zijn en daardoor zeer grote en blijvende gevolgen hebben.
i) Risk of death, injury, ill-health, or disrupted livelihoods in low-lying coastal zones and small island developing states and other small islands, due to storm surges, coastal flooding, and sea level rise. [RFC 1-5]
There are multiple lines of evidence that since AR5 the assessed levels of risk increased for four of the five Reasons for Concern (RFCs) for global warming to 2°C (high confidence). The risk transitions by degrees of global warming are now: from high to very high risk between 1.5°C and 2°C for RFC1 (Unique and threatened systems) (high confidence); from moderate to high risk between 1°C and 1.5°C for RFC2 (Extreme weather events) (medium confidence); from moderate to high risk between 1.5°C and 2°C for RFC3 (Distribution of impacts) (high confidence); from moderate to high risk between 1.5°C and 2.5°C for RFC4 (Global aggregate impacts) (medium confidence); and from moderate to high risk between 1°C and 2.5°C for RFC5 (Large-scale singular events) (medium confidence).” [4]
In aggregate, countries’ planned fossil fuel production by 2030 will lead to the emission of 39 billion tonnes (gigatonnes) of carbon dioxide (GtCO2). That is 13 GtCO2, or 53%, more than would be consistent with a 2°C pathway, and 21 GtCO2 (120%) more than would be consistent with a 1.5°C pathway. This gap widens significantly by 2040.
- De mondiale opwarming moet ruim onder de grens van 2ºC ten opzichte van het pre-industriële tijdperk worden gehouden, met een streven naar 1,5°C.
- Partijen moeten nationale klimaatplannen, te weten nationaal bepaalde bijdragen, (‘nationally determined contributions’ of NDC’s) opstellen, die ambitieus moeten zijn en waarvan het ambitieniveau bij ieder nieuw plan moet toenemen.
- De partijen constateren met grote zorg dat de huidige NDC’s onvoldoende zijn voor een gemiddelde temperatuurstijging van niet meer dan 2ºC ten opzichte van het pre-industriële tijdperk.
- Er moet snel een eind komen aan het gebruik van fossiele brandstoffen, aangezien dit een belangrijke oorzaak is van de overmatige CO2-uitstoot.
The Current Policies Scenario shows what happens if the world continues along its present path, without any additional changes in policy.In this scenario, energy demand rises by 1.3% each year to 2040, with increasing demand for energy services unrestrained by further efforts to improve efficiency. While this is well below the remarkable 2.3% growth seen in 2018, it would result in a relentless upward march in energy-related emissions, as well as growing strains on almost all aspects of energy security.
operatoris) als op basis van het aandelenkapitaal van de desbetreffende vennootschap (
equity sharevan de emissies van ondernemingen en joint ventures waarin Shell deelneemt).
- Scope 1: (directe) emissies afkomstig van installaties die een partij geheel of gedeeltelijk in eigendom of onder operationele controle heeft;
- Scope 2: (indirecte energie) emissies afkomstig van de installaties van derden bij wie elektriciteit, stoom of warmte wordt ingekocht ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten;
- Scope 3: de overige emissies die het gevolg zijn van de activiteiten van een bepaalde partij, maar die ontstaan door broeikasgasbronnen die in eigendom zijn of onder controle staan van derden, zoals andere organisaties of consumenten, zoals de emissies van het gebruik van ingekochte ruwe olie en gas door derden.
The CEO is the most senior individual with accountability for climate change. This includes the delivery of Shell´s strategy, e.g. through Shell´s plans (…) to set short-term targets for reducing the Net Carbon Footprint of the energy products it sells (…).”
oversight of climate-related issues’ heeft. Tot haar ‘g
overnance mechanisms into which climate-related issues are integrated’ behoren onder meer ‘
Setting performance objectives; Monitoring; implementation and performance of objectives; Overseeing major capital
.Het bestuur van RDS laat zich daarbij adviseren door een zogeheten Board-level committee, te weten de Corporate and Social Responsibility Committee (CSRC). De rol van de CSRC is:
(…) to review and advise the Board on Shell's strategy, policies and performance in the areas of safety, environment, ethics and reputation against the Shell General Business Principles, the Shell Code of Conduct, and the HSSE & SP Control Framework. Conclusions/recommendations made by the CSRC are reported directly to the Executive Committee and Board. The topics discussed in depth included personal and process safety, road safety, the energy transition and climate change, Shell’s Net Carbon Footprint ambition, the Company’s environmental and societal licence to operate, and its ethics programme.”
The Greenhouse Effect’
.Daarin en in de in 1991 verschenen voorlichtingsfilm, ‘
Climate of concern’, waarschuwde de toenmalige Shell-groep voor de gevaren van klimaatverandering. In een brochure getiteld
‘Climate Change, what does Shell think and do about it’uit maart 1998 staat over de rol van de toenmalige Shell-groep in veranderende energiemarkten:
Our ambition depends on society making progress to meet the Paris Agreement. If society changes its energy demands more quickly, we intend to aid that acceleration. If it changes more slowly, we will not be able to move as quickly as we would like. Both energy demand and energy supply must evolve together. This is because no business can survive unless it sells things that people need and buy.” [26]
From 2018 to around 2030, there is clear recognition that the potential for dramatic short-term change in the energy system is limited, given the installed base of capital across the economy and available technologies, even as aggressive new policies are introduced.”
To meet that demand, we expect to make continued investments in finding and producing oil and gas.”
Additionally, it is important to note that Shell’s existing portfolio has been decades in development. While we believe our portfolio is resilient under a wide range of outlooks, including the IEA’s 450 scenario (World Energy Outlook 2016), it includes assets across a spectrum of energy intensities including some with above-average intensity. While we seek to enhance our operations’ average energy intensity through both the development of new projects and divestments, we have no immediate plans to move to a net-zero emissions portfolio over our investment horizon of 10-20 years. Although, we have no immediate plans to move to a net-zero emissions portfolio, in November of 2017, we announced our ambition to reduce the Net Carbon Footprint of the energy products we sell in accordance with society’s implementation of the Paris Agreement’s goal of holding global average temperature to well below 2°C above pre industrial levels. Accordingly, assuming society aligns itself with the Paris Agreement’s goals, we aim to reduce our Net Carbon Footprint, which includes not only our direct and indirect carbon emissions, associated with producing the energy products which we sell, but also our customers’ emissions from their use of the energy products that we sell, by 20% in 2035 and by 50% in 2050.”
Shell’s core business is, and will be for the foreseeable future, very much in oil and gas, and particularly in natural gas […] people think we have gone soft on the future of oil and gas. If they did think that, they would be wrong.”
Shell will reshape its portfolio of assets and products to meet the cleaner energy needs of its customers in the coming decades. The key elements of Shell’s strategic direction include:
tying the Company’s hands to a renewables only mandate would be strategically and commercially unwise.”
3.Het geschil
- a) dat het gezamenlijk jaarlijks volume aan CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) dat verbonden is aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energiedragende producten van RDS en de vennootschappen en rechtspersonen die zij in haar geconsolideerde jaarrekening pleegt op te nemen en waarmee zij tezamen de Shell-groep vormt, onrechtmatig is jegens Milieudefensie c.s. en (i) dit emissievolume gereduceerd moet worden door RDS, zowel rechtstreeks als via de vennootschappen en rechtspersonen die zij in haar geconsolideerde jaarrekening pleegt op te nemen en waarmee zij tezamen de Shell-groep vormt en (ii) deze reductieverplichting dient plaats te vinden ten opzichte van het emissieniveau van de Shell-groep van het jaar 2019 en in overeenstemming met de mondiale temperatuurdoelstelling van artikel 2 lid 1 sub a van het Akkoord van Parijs en de daaraan verbonden best beschikbare (VN) klimaatwetenschap.
- b) dat RDS onrechtmatig handelt jegens Milieudefensie c.s. indien zij, zowel rechtstreeks als via de vennootschappen en rechtspersonen die zij in haar geconsolideerde jaarrekening pleegt op te nemen en waarmee zij tezamen de Shell-groep vormt:
primair:niet uiterlijk per ultimo 2030 het gezamenlijk jaarlijks volume van alle aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energiedragende producten van de Shell-groep verbonden CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) met ten minste 45% althans netto 45% heeft verminderd of heeft doen verminderen in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;
subsidiair:niet uiterlijk per ultimo 2030 het gezamenlijk jaarlijks volume van alle aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energiedragende producten van de Shell-groep verbonden CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) met ten minste 35% althans netto 35% heeft verminderd of heeft doen verminderen in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;
meer subsidiair:niet uiterlijk per ultimo 2030 het gezamenlijk jaarlijks volume van alle aan de bedrijfsactiviteiten en verkochte energiedragende producten van de Shell-groep verbonden CO2-emissies naar de atmosfeer (Scope 1, 2 en 3) met ten minste 25% althans netto 25% heeft verminderd of heeft doen verminderen in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;
- primair:ten minste zal zijn verminderd met 45% althans met netto 45% in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;
- subsidiair:ten minste zal zijn verminderd met 35% althans met netto 35% in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;
- meer subsidiair:ten minste zal zijn verminderd met 25% althans met netto 25% in vergelijking met het niveau van het jaar 2019;
soft law, zoals de door RDS onderschreven UN Guiding Pinciples on Business and Human Rights, het UN Global Compact en de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen. RDS is verplicht om via het concernbeleid van de Shell-groep ervoor te zorgen dat de aan de Shell-groep toe te rekenen CO2-uitstoot (Scope 1 t/m 3) eind 2030 ten opzichte van 2019 primair in absolute zin 45%, althans netto 45% (uitgaande van het IPCC SR-15 rapport en het Net Zero Emissions by 2050 scenario van het IEA), subsidiair met netto 35% (uitgaande van het Below 2 Degree Scenario van het IEA) en meer subsidiair met 25% (uitgaande van het Sustainable Development Scenario van het IEA). RDS schendt deze verplichting of dreigt deze te schenden met een gevaarzettend en desastreus concernbeleid voor de Shell-groep, dat zich op geen enkele manier verhoudt met de mondiale klimaatdoelstelling om, ter bescherming van de mensheid, de menselijke leefomgeving en de natuur, een gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen.
4.De beoordeling
“de burgers individueel, wegens gebrek aan belang, veelal geen vordering toe(komt)”. [34] Naast een collectieve actie is dus alleen plaats voor de vorderingen van de individuele eisers, als zij een voldoende concreet eigen belang hebben. Dat is hier niet het geval: het belang van de vorderingen van de individuele eisers is hetzelfde als het algemeen belang waarvoor in de collectieve acties wordt opgekomen. Hun belang wordt dus al gediend met de collectieve acties. Zij hebben geen belang bij een eigen vordering naast de collectieve acties. De vorderingen van de individuele eisers moeten daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
UN Guiding Principles, (6.) de controle en invloed van RDS op de CO2-uitstoot van de Shell-groep en haar zakelijke relaties, (7.) wat ervoor nodig is om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen, (8.) mogelijke reductiepaden, (9.) de dubbele uitdaging om gevaarlijke opwarming van de aarde tegen te gaan en te voorzien in de vraag naar energie van de groeiende wereldbevolking, (10.) het ETS-systeem en andere, elders ter wereld geldende ‘cap and trade’-emmissiestelsels, vergunningen en lopende verplichtingen van de Shell-groep, (11.) de effectiviteit van de reductieverplichting, (12.) de verantwoordelijkheid van staten en de samenleving, (13.) de bezwaarlijkheid voor RDS en de Shell-groep om aan de reductieverplichting te voldoen en (14.) de proportionaliteit van de reductieverplichting van RDS. In 4.5 zet de rechtbank het beleid, de beleidsvoornemens en de ambities van RDS voor de Shell-groep af tegen de reductieverplichting van RDS. In 4.6. staat de slotsom over de reductieverplichting van RDS en beoordeelt de rechtbank welke vorderingen van Milieudefensie c.s. kunnen worden toegewezen.
value chain’) en alle andere al dan niet statelijke entiteiten die rechtstreeks verbonden zijn met de activiteiten, producten of diensten van het bedrijf. [60] De verantwoordelijkheid om mensenrechten te respecteren strekt zich uit over de hele waardeketen van het bedrijf. Daarbij wordt onder waardeketen verstaan:
the activities that convert input into output by adding value. It includes entities with which it has a direct or indirect business relationship and which either (a) supply products or services that contribute to the enterprise’s own products or services, or (b) receive products and services from the enterprise.” [61]
which greenhouse gasses are included’ als ‘
what activities are covered’ [63] staat in de opsomming van ‘
points of greater consensus or certainty’: “
in general, targets should aim to cover all gasses and all activities and scopes, as data allows” en bij “
points of less consensus or open questions”: “
How to prioritize different activities across scopes (e.g. focus on total emissions, areas of direct control, etc.)” [64]
For companies, a few targets do not include scope 3 emissions, though the majority do. However, within this relative consensus that all activities should be considered, there are different areas of emphasis. Some recommend focusing on those activities across all scopes that are most material to total emissions (SBTI, ACT). Others prioritize those emissions which are most directly controllable by the entity (RAMCC) or follow guidance which only partly includes some scopes (Natural Capital Partners). Data limitations around, especially, scope 3 emissions, creates further uncertainties about coverage.” [65]
Given the heterogeneity of actors setting net zero targets, no single approach or standard for net zero targets would be appropriate or effective. However, the large amount of active work on this subject creates a significant opportunity for greater alignment around common principles to underlay the diversity of approaches we see.” [66]
- de, ook door het IPCC en het IEA onderkende, blijvende rol van fossiele brandstoffen om te kunnen voldoen aan de wereldwijde vraag naar energie tijdens en na de energietransitie en daarna;
- in ieder geval bij de huidige stand van de techniek, kunnen fossiele brandstoffen niet worden gemist;
- CO2-uitstoot is afkomstig van een grote verscheidenheid aan bronnen;
- het wereldwijd terugdringen van de CO2-uitstoot vraagt om complexe wereldwijde veranderingen in de samenleving en de economie;
- er is geen wereldwijd uniforme aanpak, met een standaarddoelstelling en eenzelfde tijdpad voor het terugdringen van CO2-uitstoot;
- het wereldwijd terugdringen van de CO2-uitstoot vergt activiteiten in verschillende jurisdicties die zijn onderworpen aan uiteenlopende wet- en regelgevingskaders en lange termijnstrategieën;
- verschillende fossiele brandstoffen (bijvoorbeeld steenkool, olie en gas) hebben een verschillend effect op de uitstoot van CO2 en daarmee op het klimaat;
- de energietransitie is omgeven met onzekerheden;
- het precieze verloop van de energietransitie die nodig is om de CO2-uitstoot terug te dringen laat zich niet tot in detail vooraf voorspellen en is mede afhankelijk van deels onbekende factoren;
- het verloop van de energietransitie zal worden beïnvloed door toekomstige technische ontwikkelingen op uiteenlopende terreinen en in uiteenlopende sectoren, waarvan de fysieke en economische haalbaarheid niet steeds op voorhand duidelijk is;
- niet op voorhand is duidelijk hoe de vraag- en aanbodkant van de energiemarkt zich zullen ontwikkelen;
- de omstandigheid dat de energiemarkt geen statisch systeem is;
- de belangrijke rol die voor staten is weggelegd in het behalen van de doelstellingen van het Akkoord van Parijs, door middel van overheidsbeleid;
- om klimaatdoelstellingen te halen, zullen staten lastige keuzes moeten maken;
- de doelstellingen van het Akkoord van Parijs vergen dat wereldwijd consumptiepatronen veranderen.
There is general consensus on the need for global net zero CO2 by 2050, with many targets explicitly referring to the objectives of the Paris Agreement and the IPCC's Special Report on 1.5 SC to set their timelines.” [73]
31. We erkennen dat het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering het belangrijkste internationale, intergouvernementele forum is om het mondiale antwoord op klimaatverandering te onderhandelen. We zijn vastbesloten om krachtdadig op te treden tegen de bedreiging van klimaatverandering en milieuverloedering. De globale aard van de klimaatverandering vereist een zo ruim mogelijke internationale samenwerking die erop gericht is de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd versneld terug te schroeven en werk te maken van de aanpassing aan de negatieve gevolgen van klimaatverandering. We stellen met grote bezorgdheid de aanzienlijke kloof vast tussen het samengetelde effect van de beloften van betrokken partijen tot vermindering van de globale jaarlijkse emissie van broeikasgassen tegen 2020 enerzijds en de samengetelde emissiescenario’s waarbij nog een redelijke kans bestaat om de wereldwijde opwarming onder de 2 of 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus te houden, anderzijds.
Verzeker toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen”) afdoet aan de doelstellingen van het Akkoord van Parijs of deze doelstellingen doorkruist. Dat volgt ook uit doelstelling 13 (“
Neem dringend actie om klimaatverandering en haar impact te bestrijden.”) en considerans onder 8 van het Akkoord van Parijs, waarin het intrinsieke verband wordt benadrukt tussen de aanpak van gevaarlijke klimaatverandering en de billijke toegang tot duurzame ontwikkeling en uitbanning van armoede. De UNSDG-duurzaamheidsdoelstellingen kunnen dus geen reden vormen voor RDS om niet te voldoen aan haar reductieverplichting.
level playing field’ voor de olie- en gasmarkt. RDS heeft dit niet nader geconcretiseerd. Verder gaat zij hiermee eraan voorbij dat het nodig is om de wereldwijde olie- en gaswinning te verminderen om te bewerkstelligen dat de CO2-uitstoot die gevaarlijke klimaatverandering veroorzaakt tegen te gaan; ook andere bedrijven zullen een bijdrage moeten leveren. Dit verweer gaat dus niet op. Hoewel de rechtbank daarnaar heeft gevraagd, heeft RDS zich verder niet concreet uitgelaten over de bezwaarlijkheid van de reductieverplichting; zij voert alleen aan dat de op zichzelf niet ter discussie staande ingrijpende gevolgen voor RDS en de Shell-groep op zichzelf al pleiten tegen het aannemen van de door Milieudefensie c.s. voorgestane reductieverplichting voor RDS. De rechtbank neemt aan dat de reductieverplichting verstrekkende gevolgen heeft voor RDS en de Shell-groep. De reductieverplichting vraagt om een koerswijziging, waarbij het energiepakket van de Shell-groep zal moeten worden aangepast (zie rov. 4.4.25). Dit stelt mogelijk grenzen aan de groei die de Shell-groep kan doormaken. Het met de reductieverplichting gediende belang legt echter meer gewicht in de schaal dan de bedrijfseconomische belangen van de Shell-groep die worden gediend met onverkorte handhaving of zelfs groei van deze activiteiten. Vanwege de grote gevaren en risico’s voor de mensenrechten van de Nederlandse ingezetenen en de inwoners van het Waddengebied, mogen ook van private ondernemingen zoals RDS ingrijpende maatregelen en financiële offers worden geëist om CO2-uitstoot en daardoor gevaarlijke klimaatverandering tegen te gaan. Om deze redenen kan het argument van RDS aan dat het aannemen van de door Milieudefensie c.s. voorgestane reductieverplichting hoogst ongebruikelijk is en geen precedent kent, haar niet baten.
cautionary notesbij de Shell documentatie – afhankelijk van het tempo waarmee de mondiale maatschappij in de richting van de klimaatdoelstellingen van het Akkoord van Parijs beweegt (‘
in step with society and its customers’). Doelstellingen voor emissiereductie in 2030 ontbreken volledig; het NCF neemt 2035 als tussenstap (zie onder 2.5.19). De rechtbank leidt hieruit af dat RDS zich het recht voorbehoudt om bij een tragere beweging van de maatschappij ook de Shell-groep een minder snelle energietransitie te laten doormaken. Daar komt bij dat RDS het standpunt van Milieudefensie c.s., dat de voorgenomen investeringen van RDS in nieuwe exploraties niet stroken met de na te streven reductiedoelstelling, onvoldoende heeft weersproken. Het door RDS vastgestelde beleid van de Shell-groep drukt vooral uit dat de Shell-groep de ontwikkelingen in de maatschappij volgt en aan staten en anderen een voortrekkersrol toekent. Daarmee miskent RDS haar eigen verantwoordelijkheid, die vergt dat zij haar reductieverplichting actief effectueert via het concernbeleid van de Shell-groep.