ECLI:NL:HR:2001:ZC3483
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige daad en bevoegdheid van de Rechtbank in internationale context
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil tussen Chemconserve B.V. en REAKT Ltd. aan de ene kant, en BUS Berzeluis Umwelt-Service AG aan de andere kant. Chemconserve en REAKT hebben BUS gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij zij vergoeding van schade vorderden die zij zouden hebben geleden door onrechtmatig handelen van BUS, dat zou bestaan uit het afbreken van onderhandelingen over een mogelijke deelneming van BUS in Metrex. De Rechtbank heeft in een tussenvonnis van 16 april 1997 de vordering van Chemconserve en REAKT afgewezen, waarna BUS in hoger beroep ging bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. Het Hof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank en wees de zaak terug naar de Rechtbank voor verdere afdoening. BUS heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de Rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. BUS heeft aangevoerd dat de Rechtbank onbevoegd was, omdat de onrechtmatige daad in Duitsland zou zijn gepleegd. De Hoge Raad oordeelt dat de plaats waar de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan, bepalend is voor de bevoegdheid van de Rechtbank. In dit geval is de ontvangst van de brief waarin BUS de onderhandelingen beëindigde, in Rijswijk, Nederland, als de plaats van de schade aangemerkt. De Hoge Raad verwerpt het beroep van BUS en bevestigt de beslissing van het Hof, waarbij de kosten van het geding in cassatie voor rekening van BUS komen.
De uitspraak benadrukt het belang van de plaats waar de schade is ingetreden in de beoordeling van de bevoegdheid van de rechter in internationale geschillen, en bevestigt dat de rechter bevoegd kan zijn op basis van de plaats waar de mededeling van beëindiging van onderhandelingen is ontvangen.