ECLI:NL:HR:2005:AT8823
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Burengeschil over hinder door uitbouw en onrechtmatige hinder
In deze zaak gaat het om een burengeschil tussen eiser en verweerders over de hinder die de uitbouw van eiser aan de woning met zich meebrengt. Eiser heeft op 6 augustus 1999 een bouwvergunning verkregen van de gemeente Heemstede voor de uitbouw achter zijn woning. Verweerders, buren van eiser, hebben eiser gedagvaard en gevorderd dat hij de uitbouw zou afbreken, omdat deze hen hinderde in de vorm van vermindering van lichtinval en uitzicht. De rechtbank te Haarlem heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast en later in een eindvonnis van 28 mei 2002 eiser veroordeeld om de uitbouw terug te brengen tot de oorspronkelijke afmetingen en de gemeenschappelijke muur terug te plaatsen. Eiser heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd, met uitzondering van de opgelegde dwangsom, die door het hof is verhoogd.
Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de uitbouw van eiser onrechtmatige hinder veroorzaakt voor verweerders, ondanks het feit dat eiser een bouwvergunning had verkregen. De Hoge Raad oordeelt dat de vergunning niet het recht geeft om onrechtmatige hinder toe te brengen aan buren. De rechtbank en het hof hebben de juiste maatstaf aangelegd bij de beoordeling van de onrechtmatige hinder, waarbij rekening is gehouden met de aard, ernst en duur van de hinder. De Hoge Raad verwerpt het beroep van eiser en bevestigt de eerdere uitspraken, waarbij eiser in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld.