ECLI:NL:RBDHA:2021:1765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrond beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag met dwangsom en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 5 februari 2019 ingediend en op 16 januari 2020 verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank heeft eerder op 17 augustus 2020 de beroepen gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding. Eiser heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat leidde tot de huidige procedure.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak en dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling rechtsgeldig is en dat de termijn voor het nemen van een besluit niet is opgeschort door overmacht, aangezien de overmachtssituatie pas na het verstrijken van de termijn is ingetreden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt een dwangsom op van € 200,- per dag voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak een eerste gehoor te houden en binnen acht weken na dat gehoor een besluit te nemen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de termijn voor het indienen van een beroep tegen het uitblijven van een besluit nog niet is verstreken. De proceskosten worden vastgesteld op € 801,-, die door verweerder moeten worden vergoed.