ECLI:NL:RBDHA:2021:1762
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Gegrond beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag met dwangsom en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 5 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder had niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 16 januari 2020 in gebreke gesteld en vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft eerder, op 17 augustus 2020, de beroepen gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. Eiser heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, wat op 25 januari 2021 gegrond werd verklaard, waardoor de eerdere uitspraak verviel en het vooronderzoek werd hervat.
Tijdens de zitting op 11 februari 2021, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, is het beroep opnieuw behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de beslistermijn niet had verlengd en dat de ingebrekestelling rechtsgeldig was. De rechtbank oordeelde dat de overmachtssituatie door de coronapandemie niet van invloed was op de termijn voor het nemen van een besluit, aangezien deze al was verstreken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een eerste gehoor te houden en binnen acht weken na dat gehoor een besluit te nemen. Tevens is een nadere dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 15.000,-.
Eiser verzocht om schadevergoeding vanwege de lange duur van de procedure, maar de rechtbank wees dit verzoek af, omdat de redelijke termijn voor het indienen van een beroep tegen het uitblijven van een besluit nog niet was overschreden. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 801,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.