ECLI:NL:RBDHA:2021:16538
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijf bij partner wegens vermoedelijk schijnhuwelijk en onvoldoende indicatoren voor onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een verblijfsaanvraag. Eiser, een Ghanese man, had een aanvraag ingediend voor verblijf bij zijn Nederlandse echtgenote, maar deze aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing was gebaseerd op vermoedens van een schijnhuwelijk, waarbij verweerder verschillende indicatoren had geconstateerd die aanleiding gaven tot verder onderzoek. Eiser en zijn echtgenote werden afzonderlijk gehoord, maar hun verklaringen waren vaag en tegenstrijdig, wat leidde tot twijfels over de oprechtheid van hun huwelijk. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht onderzoek had ingesteld en dat de indicatoren voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van een schijnhuwelijk. Eiser voerde aan dat de besluitvorming onzorgvuldig was, omdat de indicatoren pas na het primaire besluit bekend waren gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat hij hierdoor niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de verblijfsvergunning niet in strijd was met artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.