Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
eisergegrond;
eiseresniet-ontvankelijk.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020, gaat het om de kwalificatie van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door twee eisers, echtgenoten en staatloze Palestijnen uit Syrië. De aanvraag was ingediend door hun zoon, die als referent fungeerde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat deze niet binnen de vereiste termijn van drie maanden na de asielvergunning van de referent was ingediend. Eisers maakten bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd kennelijk ongegrond verklaard.
Tijdens de procedure werd bekend dat eiseres was overleden, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van haar beroep. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang meer bestond voor eiseres, aangezien haar erven geen nieuwe machtiging hadden afgegeven voor het voortzetten van haar beroep. Voor eiser, de echtgenoot, werd echter geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte had gekwalificeerd als een nareisaanvraag. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag niet zorgvuldig was behandeld, omdat verweerder niet had nagegaan hoe de aanvraag precies moest worden geduid, ondanks dat de begeleidende brief verwees naar een nareisvisum op basis van artikel 8 van het EVRM.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij verweerder werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 525,-, en moest het griffierecht van € 174,- worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige behandeling van aanvragen en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de aanvragers.