7.3De rechtbank is van oordeel dat eiser niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat verweerder ten onrechte aanleiding heeft gezien voor nader onderzoek, in de vorm van een tweede verhoor, naar misbruik. Gelet op punt 28 van de considerans van de richtlijn en het ter uitvoering daarvan dienende beleid in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) dient verweerder, om misbruik, met name schijnhuwelijken, tegen te gaan, de noodzakelijke maatregelen te treffen. Daarbij is van belang dat een lidstaat zich volgens de richtsnoeren voor nader onderzoek in een specifiek geval, mag baseren op eerdere analyses en ervaringen, indien daaruit is gebleken dat er een duidelijk verband bestaat tussen misbruik en bepaalde kenmerken. De lidstaten kunnen daarbij een reeks indicatieve criteria vaststellen die doen vermoeden dat de door de richtlijn verleende rechten waarschijnlijk zijn misbruikt, met als enig doel inbreuk te maken op de nationale immigratiewetgeving.
Uit algemeen onderzoek is verweerder gebleken dat relaties tussen onderdanen van derde landen met burgers van de Unie met een Oost-Europese nationaliteit significant zijn toegenomen, waarbij in een aantal gevallen een schijnrelatie is geconstateerd. Dat het WODC heeft gerapporteerd dat schijnrelaties geen frequent voorkomend fenomeen is, doet niet af aan de juistheid van de criteria. Immers, het vermoeden dat er schijnrelaties bestaan onder migratierelaties wordt in het WODC-onderzoek bevestigd. De onderzoekers zien bij Turken, Marokkanen, Sub-Sahara-Afrikaanse mannen met autochtone vrouwen een duidelijke toename van het aantal relatiebreuken na 36 maanden in vergelijking met de controlegroep. Bij relaties tussen mannen uit sub-Sahara Afrika en autochtone vrouwen komen volgens hun schatting de meeste schijnrelaties voor. Het bezitten van een bepaalde nationaliteit is naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende om nader onderzoek in te stellen. Verweerder heeft in dit geval echter meer indicatieve criteria vastgesteld en toegepast. Zo heeft eiser voorafgaande aan zijn terugkeer naar Egypte via het IOM, d.d. 5 augustus 2015, langdurig illegaal in Nederland verbleven. Kort na die terugkeer naar Egypte is eiser op [trouwdatum] 2015 met referente getrouwd te [plaats], Egypte. Daarnaast heeft eiser in het proces-verbaal van gehoor van 23 mei 2015 verklaard dat hij een Poolse vriendin heeft die geboren is op [geboortedatum] 1990, terwijl deze geboortedatum niet overeenkomt met de geboortedatum van referente. Tot slot zijn op de Facebook pagina van referente foto’s geplaatst van haar samen met een onbekende man, niet zijnde eiser. Bij de foto’s zijn teksten, emoji’s en reacties geplaatst die over het algemeen wijzen op een affectieve relatie.
Anders dan eiser betoogt is naar het oordeel van de rechtbank van de in de richtsnoeren genoemde (verboden) systematische controles niet gebleken. In het geval van eiser heeft verweerder terecht gesteld dat zich specifieke individuele redenen voordoen voor twijfel aan de oprechtheid van het huwelijk.
In het licht van het voorgaande heeft verweerder zich toereikend gemotiveerd op het standpunt gesteld waarom bij hem het vermoeden is ontstaan van het bestaan van een schijnhuwelijk en kon hij op grond daarvan tot nader onderzoek overgaan.
De rechtbank is voorts van oordeel dat op verweerder in het kader van een dergelijk onderzoek niet de verplichting rust om (onaangekondigd) een huisbezoek te doen.
Eisers stelling dat nooit een tweede gehoor had mogen plaatsvinden, omdat bij de visumprocedure en de aanvraag van het artikel 9-document in beide gevallen getoetst is of sprake is van een schijnhuwelijk, wordt door de rechtbank niet gevolgd.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser op 11 mei 2016 is gehoord op de ambassade in Cairo en referente is gehoord bij het IND kantoor in [plaats], waarna eiser een visum is verstrekt, niet maakt dat er niet meer getwijfeld mag worden aan de oprechtheid van het huwelijk. Verweerder heeft een eigen verantwoordelijkheid waar het gaat om de beoordeling of sprake is van een schijnhuwelijk. Het toetsingskader is bij een visumaanvraag, waarbij beoordeeld wordt of er vrees voor onttrekking bestaat, wezenlijk anders dan het toetsingskader van de aanvraag van een artikel 9-document, waarbij beoordeeld wordt of er indicaties zijn van een schijnhuwelijk. Het gegeven dat eiser een inreisvisum heeft gekregen maakt niet dat daarna niet meer getwijfeld mag worden aan de oprechtheid van het huwelijk. Hetgeen onderstreept wordt door de ervaringsindicator dat wanneer sprake is van een schijnhuwelijk, de burger van de Unie en de derdelander vaak samenwonen op hetzelfde adres met andere landgenoten en/of familieleden. Dit is een indicator die pas in een EU-land zichtbaar wordt en die verweerder ook bij eiser heeft geconstateerd.
Het feit dat medewerkers van de IND de verhoren in de visumprocedure op zich nemen, maakt niet dat zij niet vanuit verschillende ministeries, en daarmee met andere verantwoordelijkheden en toetsingskaders, kunnen werken.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgrond dat de e-mail van [persoon 1] van 26 september 2017 duidt op vooringenomenheid. Daartoe is relevant dat [persoon 1] niet betrokken is geweest bij de commissie van de hoorzitting op 28 juni 2017, het primaire besluit en de beslissing op bezwaar. De commissie van de hoorzitting bestond immers uit de leden [persoon 2] en [persoon 3] en het primaire besluit van 25 juli 2017 is ondertekend door [persoon 2]. De beslissing op bezwaar is ondertekend door [persoon 4].