ECLI:NL:RBDHA:2021:2253

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 februari 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
AWB 20/5528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame en exclusieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ghanese eiseres en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland met als doel gezinshereniging. De aanvraag werd op 18 oktober 2019 afgewezen, en het daartegen gemaakte bezwaar werd op 17 juni 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank ontving het beroepschrift van eiseres op 9 juli 2020 en het onderzoek ter zitting vond plaats op 11 januari 2021.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er tussen haar en de referent sprake was van een duurzame en exclusieve relatie die op één lijn te stellen is met een huwelijk. De rechtbank stelde vast dat het gehoor dat aan eiseres was afgenomen op onzorgvuldige wijze had plaatsgevonden, omdat zij niet adequaat was geïnformeerd over de taal van het gehoor en zelf een tolk moest regelen. Dit leidde tot twijfels over de kwaliteit van de communicatie tijdens het gehoor.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris, omdat het gehoorverslag niet als basis voor de beslissing kon dienen. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken na de uitspraak een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij zij opnieuw gehoord dient te worden. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5528
[V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1982,

van Ghanese nationaliteit, eiseres,
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2019 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf met als verblijfsdoel “familie en gezin” afgewezen. Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 17 juni 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 9 juli 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2021. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig [naam 1] (referent) en
E.O. Tackey, tolk in de taal Twi. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres woont in Ghana en beoogt verblijf bij referent in Nederland. Op 26 februari 2019 heeft referent namens eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd met als doel “verblijf als familie- of gezinslid”. Ter onderbouwing van deze aanvraag heeft eiseres documenten overgelegd. Deze documenten zijn onder andere foto’s, verklaringen van derden, opwaardeerkaarten van beltegoed, een uitdraai van WhatsApp berichten en geldovermakingen van referent aan eiseres. Eiseres en referent zijn simultaan gehoord op 1 oktober 2019.
2. Verweerder heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen en die afwijzing in het bestreden besluit gehandhaafd. Volgens verweerder heeft eiseres niet voldoende aannemelijk gemaakt dat tussen haar en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die op één lijn is te stellen met een huwelijk. Verder leidt de afwijzing van de aanvraag niet tot een schending van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, omdat er geen sprake is van familie- en gezinsleven.
Oordeel van de rechtbank
3.1.
De rechtbank stelt voorop dat het in eerste instantie aan eiseres (en referent) is om aannemelijk te maken dat er tussen hen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die in voldoende mate op één lijn is te stellen met een huwelijk. Dit volgt uit artikel 3.14, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en paragraaf B7/3.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, die de Gezinsherenigingsrichtlijn [1] implementeren.
3.2.
Uit artikel 5 van de Gezinsherenigingsrichtlijn en paragraaf 3.2 van de richtsnoeren bij deze richtlijn (richtsnoeren) [2] volgt dat de gezinsband tussen niet-gehuwde partners kan worden vastgesteld door factoren als een gezamenlijk kind, samenwonen in het verleden en middels andere betrouwbare bewijzen van een stabiele en duurzame relatie, zoals correspondentie, gezamenlijke rekeningen of bankrekeningen of eigendom van vastgoed. In de richtsnoeren is verder bepaald dat lidstaten een zekere beoordelingsmarge hebben bij de beslissing of het wenselijk en noodzakelijk is om het bewijs van de gezinsband te verifiëren door middel van bijvoorbeeld gesprekken.
3.3.
Verweerder heeft op basis van de door eiseres overgelegde bewijzen besloten om haar en referent uit te nodigen voor gesprekken om de gezinsband te onderzoeken. Eiseres is in Accra gehoord, terwijl referent op hetzelfde tijdstip in Den Haag is gehoord.
Is het gehoor op onzorgvuldige wijze afgenomen?
4.1.
Eiseres betoogt dat het verslag van haar gehoor niet ten grondslag kan worden gelegd aan het bestreden besluit, nu dit gehoor op onzorgvuldige wijze is afgenomen. Omdat eiseres pas vlak van tevoren vernam dat het gehoor in het Engels zou plaatsvinden, moest zij zelf op het laatste moment een tolk Twi regelen. Daarmee is de ambassade haar verplichting om voor een gekwalificeerde en kundige tolk zorg te dragen, niet nagekomen.
4.2.
Verweerder stelt dat eiseres zelf iemand als tolk heeft meegenomen naar de hoorzitting. Uit het verslag van gehoor valt niet af te leiden dat de door eiseres meegebrachte tolk niet goed zou hebben getolkt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres terecht aangevoerd dat het verslag van het gehoor met eiseres niet zonder meer ten grondslag aan het bestreden besluit gelegd kan worden. De rechtbank neemt voor dit oordeel de volgende omstandigheden in onderlinge samenhang in overweging. In de uitnodiging voor de gehoren staat niet vermeld in welke taal en met welke tolk het gehoor op de ambassade te Accra zou worden gehouden. Eiseres heeft onweersproken gesteld dat zij pas ter plaatse vernam dat er geen tolk Twi was en om die reden [naam 2] heeft gevraagd te tolken. Ter onderbouwing heeft eiseres een verklaring overgelegd, waarin [naam 2] bevestigt ter plaatse gevraagd te zijn om te tolken; ze verklaart voorts een Ga te zijn, maar een beetje Twi te begrijpen. In het gehoorverslag staat niet dat de gehoormedewerker heeft uitgelegd aan eiseres hoe het interview zou verlopen en wat het doel van het interview is. Verder is niet op te maken uit het verslag of de gehoormedewerker heeft geverifieerd of eiseres en de tolk dezelfde taal spreken. Evenmin vermeldt het verslag dat eiseres aan het einde van het gesprek heeft bevestigd de vragen van de gehoormedewerker goed te hebben begrepen en tevreden te zijn over het verloop van het gesprek en de vertaling. Er kan dan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de communicatie naar behoren is verlopen. De rechtbank volgt verweerder niet in de stelling dat het ongeloofwaardig is dat eiseres de Engelse taal niet zou beheersen omdat zij via WhatsApp ook Engels schrijft. Gezien de algemene en summiere aard van deze berichten is daaruit niet af leiden dat eiseres het Engels voldoende beheerst voor een gehoor. Bovendien hebben eiseres en referent verklaard vooral telefonisch contact met elkaar te hebben. Zoals ook blijkt uit het verslag van de hoorzitting met referent, is deze hoorzitting gevoerd in Twi en is het aannemelijk dat eiseres en referent Twi met elkaar spreken. De rechtbank ziet daarbij niet in waarom eiseres belang zou hebben bij de aanwezigheid van een ter plaatse geregelde tolk Twi, als zij het Engels voldoende zou beheersen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat het gehoor op onzorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit het gehoorverslag blijkt dat niet is uit te sluiten dat de wijze waarop het gehoor heeft plaatsgevonden, gevolgen heeft gehad voor de (inhoud van de) verklaringen van eiseres.
Hebben eiseres en referent tegenstrijdig, niet-consistent en vaag verklaard?
6.1.
Eiseres voert aan dat de miscommunicatie tussen haar en de tolk ook de tegengeworpen tegenstrijdigheden verklaren. Zo heeft eiseres iets anders verklaard over de hoeveel tijd die zij met referent heeft doorgebracht in november 2017, omdat zij de tolk niet goed begreep. Het blijkt verder niet uit het verslag dat eiseres niet wist dat referent op 17 oktober 2019 naar Ghana zou komen. Eiseres en referent hebben verder exact hetzelfde verklaard over waar, wanneer en onder welke omstandigheden ze elkaar hebben ontmoet, over hun volgende ontmoeting en hun familieleden.
6.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres en referent in de gehoren tegenstrijdige, niet-consistente en vage verklaringen hebben afgelegd. Zo kunnen eiseres en referent niet eenduidig verklaren over hoe vaak ze elkaar hebben gezien in november 2017 en of er sprake is geweest van samenwoning. Eiseres kan niet verklaren hoe lang referent precies in november 2017 in Ghana was. Ook verklaren eiseres en referent verschillend over of ze elkaar in augustus 2019 hebben gezien. De stelling dat er na één dag al sprake is van een liefdesrelatie, overtuigt niet. Er is geen sprake geweest van verdieping van de relatie, waarvoor kenmerkend is dat referent zijn zieke vader niet heeft voorgesteld aan eiseres. Binnen een relatie mag verwacht worden dat men betrokken is bij elkaars persoonlijke leven.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder aan de verklaringen in de gehoren ten onrechte de conclusie heeft verbonden dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De rechtbank overweegt allereerst dat het verband tussen de opeenvolgende vragen niet altijd logisch is, dat de vraagstelling soms veel vragen tegelijkertijd bevat, en dat het antwoord van eiseres niet altijd adequate en volledige reacties zijn op de vraag. Bovendien is ten onrechte geconcludeerd en aan referent voorgehouden dat eiseres verklaard heeft dat ze in november 2017 alleen in de weekenden bij hem was. In het verslag van het gehoor met eiseres staat dat ze hem ieder weekend heeft gezien, wat niet betekent dat ze ook alleen dan bij hem was. Te meer niet omdat ze een vraag daarvoor verklaarde dat ze bij hem verbleef tijdens dat bezoek. Ook voor de andere tegenwerpingen geldt dat die niet eenduidig uit de gehoorverslagen volgen. Zo blijkt uit het verslag niet dat eiseres niet op de hoogte was van het voorgenomen bezoek van referent in oktober 2019. De vraag waarop deze tegenwerping waarschijnlijk is gebaseerd luidt “
Did you make plans with mr. [naam 1] for his next visit to Ghana?” waarop eiseres “No” antwoordt. Nu de vraag ook betrekking kan hebben op inhoudelijke plannen tijdens een bezoek, betekent het antwoord niet per se dat eiseres geen weet heeft van het bezoek. Een ander voorbeeld waar referent slechts een gedeelte van een verklaring van eiseres is voorgehouden, betreft het bezoek in juli/augustus 2019. Zo heeft eiseres verklaard dat zij referent in augustus 2019 niet gezien heeft, maar ook dat zij hem in juli 2019 wel heeft gezien, terwijl dit hetzelfde bezoek betreft. Aan referent is door de gehoormedewerker alleen gezegd dat eiseres zich niet kan herinneren dat hij in augustus er was.
7.2.
De rechtbank overweegt voorts dat voor zover eiseres niet consistent heeft verklaard, verweerder ten onrechte heeft volstaan om deze verklaringen achteraf aan eiseres tegen te werpen, zonder dat de gehoormedewerker op dat moment heeft doorgevraagd op de onduidelijkheden en tegenstrijdigheden. De rechtbank is van oordeel dat de wisselende verklaringen van eiseres in dit geval onvoldoende basis bieden voor de stelling dat deze de aannemelijkheid van de relatie aantasten. Daarbij is ook van belang dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de gelijkluidende verklaringen, in samenhang met de overgelegde bewijsstukken, niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres en referent erop wijzen dat er geen sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, binnen zes weken na de bekendmaking van dit besluit een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar. Nu het gehoorverslag niet ten grondslag kan worden gelegd aan het bestreden besluit, ligt het op de weg van verweerder om eiseres opnieuw te horen.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 174,- moet vergoeden.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, veroordeelt zij verweerder in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op, met inachtneming van deze uitspraak, binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.A.E. van Ooijen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Belhaj, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
griffier
rechter

Rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging.
2.Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging, 3 april 2014.