ECLI:NL:RBDHA:2021:14421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
NL21.17460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser. De eiser, die stelt Eritrees te zijn, heeft zijn aanvraag op 18 mei 2021 ingediend. Hij betwist de verantwoordelijkheid van Italië en voert aan dat de situatie voor asielzoekers daar niet veilig is, onderbouwd met rapporten van verschillende organisaties.

De rechtbank heeft de zaak op 9 december 2021 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overweegt dat, hoewel er gebreken zijn in de asielopvang in Italië, er geen concrete aanwijzingen zijn dat de Italiaanse autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. De eiser heeft niet aangetoond dat de asielprocedure in Italië niet aan de vereisten voldoet, en de rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De relevante wetgeving en richtlijnen, zoals de Vreemdelingenwet 2000 en de Dublinverordening, zijn in de uitspraak genoemd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.17460

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Greve-Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 5 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.17461, op 9 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohammed. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Eritrese nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [Geb. datum] 1997. Hij heeft op 18 mei 2021 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw [1] . Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 13 van de Dublinverordening.
3. Eiser voert hiertegen aan dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter onderbouwing hiervan wijst hij op rapporten van AIDA [3] van 3 juni 2021, SFH [4] van 10 juni 2021 en Vluchtelingenwerk [5] . Verder beroept hij zich op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Italië zich zal houden aan zijn internationale verplichtingen [6] . Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet zo is. Hierin is eiser niet geslaagd.
5. Verweerder maakt terughoudend gebruik van zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken. Op grond van het beleid van verweerder, zoals neergelegd in paragraaf C2/5 van de Vc [7] , gebruikt de IND deze bevoegdheid als er concrete aanwijzingen zijn dat de lidstaat die voor de behandeling van het asielverzoek verantwoordelijk is zijn internationale verplichtingen niet nakomt of bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
6. Uit de door eiser aangehaalde rapporten van AIDA, SFH en Vluchtelingenwerk volgt weliswaar dat de asielopvang in Italië gebreken kent, maar niet dat de situatie voor Dublinclaimanten in Italië wezenlijk is veranderd ten opzichte van de situatie die volgt uit de landeninformatie die reeds is beoordeeld bij uitspraak van de Afdeling van 8 april 2020 [8] .
7. Voorts biedt eisers persoonlijk relaas geen indicaties dat de asielprocedure in Italië niet aan de vereisten voldoet. Eiser heeft immers in Italië geen asielaanvraag ingediend, zodat hij niet uit eigen ervaringen kan putten. Verweerder heeft verder terecht opgemerkt dat eiser bij voorkomende problemen dient te klagen bij de desbetreffende autoriteiten in Italië. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat klagen voor hem onmogelijk dan wel op voorhand zinloos is.
8. Ook heeft eiser aangevoerd dat asielzoekers in Italië niet automatisch worden voorzien van kosteloze rechtsbijstand. Dit betekent echter niet dat de Italiaanse procedure in strijd is met de Procedurerichtlijn. [9] Artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn biedt lidstaten expliciet de mogelijkheid om geen kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te bieden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit geen reële kans van slagen heeft. Het door Italië gehanteerde systeem dat een vreemdeling recht heeft op kosteloze bijstand wanneer door de rechter wordt beoordeeld dat het beroep een kans van slagen heeft, is dus in overeenstemming met de Procedurerichtlijn. [10]
9. Verweerder heeft tot slot in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de behandeling van eisers asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken. Eiser voert aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, omdat hij in zijn land van herkomst en tijdens zijn reis naar Europa, in Libië, is mishandeld. De vreemdelingenpolitie zou bij zijn intake foto’s hebben gemaakt van zijn lichaam. Volgens verweerder is het onduidelijk wat eiser met de foto’s wil aantonen. Italië is het verantwoordelijke land en eiser kan bij de autoriteiten in Italië deze omstandigheden naar voren brengen. Niet is gebleken dat de Italiaanse autoriteiten niet willen of kunnen helpen. Verder heeft verweerder ter zitting niet ten onrechte gesteld dat de ontberingen buiten Europa niet een dusdanig bijzonder samenstel van factoren en omstandigheden opleveren. Er kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de overdracht naar Italië van onevenredige hardheid getuigt. Daarbij slaagt het beroep van eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch [11] niet. Anders dan in die zaak, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de zaak van eiser wel de gestelde feiten en omstandigheden meegewogen en zorgvuldig en kenbaar gemotiveerd waarom hij geen aanleiding heeft gezien om eiser tot de nationale asielprocedure toe te laten.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier en gepubliceerd door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Asylum Information Database.
4.Swiss Refugee Council.
5.Veelgestelde vragen Dublin/Italië – Gevolgen wetswijzigingen voor opvang (van Dublin-terugkeerders) in Italië, Vluchtelingenwerk Nederland van augustus 2021.
6.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:464 en van 19 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:881.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:986.
9.Richtlijn (EU) nr. 2013/32.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraken ECLI:NL:RBDHA:2020:2132, ECLI:NL:RBDHA2021:6627 en ECLI:NL:RBDHA:2021:6041.