ECLI:NL:RBDHA:2021:13844
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag WIA-uitkering en vaststelling dagloon in relatie tot starterskorting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.P. de Witte, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door B.M. de Wolff. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die aanvankelijk was afgewezen. Na bezwaar werd het bezwaar gegrond verklaard, maar eiseres was het niet eens met de hoogte van de vastgestelde uitkering. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de referteperiodes voor de WIA- en WW-uitkeringen en de toepassing van de starterskorting.
De rechtbank concludeert dat de WIA-uitkering correct is vastgesteld op basis van de geldende wet- en regelgeving. Eiseres had een WW-uitkering ontvangen met een hoger dagloon, maar dit was te wijten aan het feit dat de referteperiodes voor de WIA en WW verschilden. De rechtbank oordeelt dat de startersregeling, die eiseres had toegepast, niet in strijd is met het loondervingsbeginsel en dat de berekening van het dagloon op de juiste wijze is uitgevoerd. Eiseres heeft geen gegronde redenen aangevoerd om aan te nemen dat de uitkering onterecht laag is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.