In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in twee samenhangende zaken met betrekking tot herzieningsverzoeken van AOW-uitkeringen. Eiser, die sinds 1969 gehuwd was maar sinds 2008 duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote, heeft in april 2012 een AOW-pensioen aangevraagd. In zijn aanvraag gaf hij aan dat hij gehuwd was, maar duurzaam gescheiden leefde. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) kende hem een AOW-pensioen naar de norm voor gehuwden toe. In april 2020 hebben eiser en zijn echtgenote verzocht om herziening van hun AOW-pensioen naar de norm voor ongehuwden, maar dit verzoek werd door de Svb afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat de eerdere toekenningsbesluiten onjuist zijn.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot herziening van de besluiten. De rechtbank oordeelt dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuw gebleken feiten die de herziening rechtvaardigen. Eiser en zijn echtgenote hebben geen andere feitelijke gegevens aangedragen dan bij de eerdere aanvragen. De rechtbank wijst erop dat de situatie van gescheiden leven al bestond ten tijde van de toekenning van de AOW-uitkeringen en dat de Svb geen onmiskenbaar onjuiste besluiten heeft genomen. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat er geen aanleiding is voor proceskostenveroordelingen.