AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Rechtsgeldigheid van verlenging van de wettelijke beslistermijn in asielprocedures tijdens COVID-19
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 september 2020, wordt de rechtsgeldigheid van de verlenging van de wettelijke beslistermijn in asielprocedures besproken. Eisers, die asiel hebben aangevraagd, stellen dat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. De rechtbank oordeelt dat de verlenging van de beslistermijn door verweerder niet rechtsgeldig is, omdat deze niet kan worden gebaseerd op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank stelt vast dat de situatie van een groot aantal vreemdelingen die tegelijk een aanvraag indienen, niet aan de orde is. De oorzaak voor het niet tijdig beslissen ligt niet in een toestroom van aanvragen, maar in de beperkingen als gevolg van de COVID-19-situatie. De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn niet kan worden verlengd op de door verweerder ingeroepen gronden. Hierdoor zijn de beroepen van eisers ontvankelijk en gegrond, en wordt verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak te beslissen op de asielaanvragen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 525,-.
Voetnoten
1.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 15 mei 2020, nummer WBV 2020/12, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000.
2.2013/32/EU (PB 2013 L 180).
3.De wijze waarop het einde van de beslistermijn moet worden berekend, volgt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 11 november 2004, Maatschap Toeters en M. C. Verberk tegen Productschap Vee en Vlees, ECLI:EU:C:2004:714 (overwegingen 30 tot en met 38).
4.Mededeling van de Commissie, COVID-19: Richtsnoeren betreffende de uitvoering van de relevante EU-bepalingen op het gebied van de asiel- en terugkeerprocedures en betreffende hervestiging, 17 april 2020, 2020/C 126/02, Publicatieblad van de Europese Unie, C126.
5.Vergaderjaar 2019-2020, 19 637 – 25 295, nr. 2605, https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering?fromdate=15-05-2020&todate=15-05-2020&search_str=2605.
6.ECLI:EU:C:1982:335 (overwegingen 18 tot en met 20).
7.Een overzicht per week van de asielinstroom, met cijfers voor eerste asielaanvragen, herhaalde asielaanvragen, hervestiging, herplaatsing en nareizigers, gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl.
8.De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 17 juni 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:5511, en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 16 juni 2020, zaaknummer NL20.7635 (niet gepubliceerd). 9.Eisers verwijzen naar Kamerstukken II, 2005-2006, 30 435, nr. 3.
10.603/2013/EU (PB 2013 L 180).
11.Vergelijk artikel 31, derde lid, derde zin en onder b, van de Procedurerichtlijn: ‘De lidstaten kunnen de in dit lid bepaalde termijn van zes maanden met ten hoogste negen maanden verlengen wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale bescherming verzoekt, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden’.