Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
STICHTING KIND EN TOEKOMST (FOUNDATION CHILD AND FUTURE),
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 januari 2019, met vijfenveertig producties;
- de conclusie van antwoord aan de zijde van de Staat, met elf producties;
- de conclusie van antwoord aan de zijde van de Stichting, met vijf producties;
- het tussenvonnis van 24 juli 2019 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte proces-verbaal van comparitie van 18 mei 2020 en de daarin genoemde stukken;
- de akte aan de zijde van [eiseres] van 17 juni 2020, met één productie;
- de akte aan de zijde van de Staat van 15 juli 2020;
- de akte aan de zijde van de Stichting van 15 juli 2020.
“Moeder’s ouders zijn nog in leven. Ze heeft drie oudere broers en een oudere zus, allen getrouwd. Moeder woonde nog thuis. Ze werkte op een rubberplantage en leerde daar een jongen kennen. Haar ouders stonden toe in deze verhouding. Na enkele maanden bleek ze zwanger en de jongen vertelde haar dat ze als gezin niet genoeg geld hadden. Hij ging erop uit om een beter betaalde baan te vinden maar keerde nooit weer terug. Moeder besloot het kindje na de bevalling ter adoptie af te staan.”
“Uit dit artikel blijkt dat ook van Srilankaanse zijde het bestaan van deze “farms” als moreel verwerpelijk wordt gezien. De verleiding is echter groot, gezien de financiële aantrekkelijkheid, waarbij handig wordt ingespeeld op de wens van velen in de westerse wereld om kinderen te adopteren.”
naar het voorkomt” ingegeven door een mediabericht van een Londense correspondent van een Sri Lankaanse krant, de ‘Daily News’, over levendige babyhandel en met het oog op aanstaande verkiezingen van gemeenteraden en andere lagere overheden. Een belangrijke wijziging is, aldus dit memorandum, dat slechts kinderen uit kindertehuizen van de staat, de ‘State Receiving Homes’, in aanmerking komen voor adoptie.
“In the Netherlands prospective adoptive parents who have their own contact in a foreign country in which they want to adopt a child are free to do so. The act does not exclude it. For the procedure in most of the countries of origin of the adoptive children however a social report of the child care and protection board is needed. Such report can only be obtained by one of the licenced organisations. These organisations have the obligation to check the private contact upon its pureness in order to exclude any form of child-traficking. For this purpose two of my officials recently visited the embassy of your country in Brussels, belgium, with a proposal to set up a system of checking these contacts in Sri Lanka.”
- de rol en verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid met betrekking tot interlandelijke adoptie van kinderen in tenminste de periode 1967-1998;
“wherever possible”, opgroeit onder de verzorging en verantwoordelijkheid van zijn eigen (biologische) ouders. Als die zorg niet beschikbaar of toereikend is, moet volgens de VN-Verklaring eerst worden gekeken of andere familie voor het kind kan zorgen en anders een substituut-familie, zoals een pleeggezin of adoptiefamilie. In de laatste plaats kan, als dat noodzakelijk is, plaatsing in een daarvoor geschikt instituut worden overwogen (artikel 4). Volgens de VN-Verklaring moet het belang van het kind, in het bijzonder zijn behoefte aan affectie en veiligheid,
“the paramount consideration”zijn (artikel 5). Het primaire doel van adoptie is volgens de VN-Verklaring om een kind een
“permanent family”te verschaffen (artikel 13). Interlandelijke adoptie kan worden overwogen wanneer een kind niet kan worden opgenomen in een pleeggezin of worden geadopteerd in zijn land van herkomst, als een alternatieve manier om het kind een gezin te bieden (artikel 17). In de VN-verklaring zijn ook beginselen opgenomen die zich richten op de verantwoordelijkheden van overheden in het geval van interlandelijke adoptie, waarbij mede aanbevelingen worden gedaan die betrekking hebben op de eisen die aan bemiddelaars moeten worden gesteld (artikelen 18-24).
“indien de adoptie zowel uit het oogpunt van verbreking van de banden met de ouders als dat van bevestiging van de banden met de adoptanten, (…) in het kennelijk belang van het kind is en aan de voorwaarden, door het volgende artikel gesteld, is voldaan.”Onder meer gold (in beginsel) de voorwaarde dat geen van de ouders (waarmee bedoeld werd: ouders die in familierechtelijke betrekking tot het kind stonden) het verzoek weerspreekt. Ook gold de voorwaarde dat het kind meer dan drie jaren feitelijk door de adoptanten is verzorgd en opgevoed en één van beiden de voogd van het kind is.
“Praktische gang van zaken rond adoptie en adoptievoorbereiding”(Kamerstukken II 1979-1980, 16 194, nr. 2).
“Naar aanleiding van de vraag van de leden van de P.v.d.A.-fractie met betrekking tot de landen van herkomst en de houding van deze landen ten aanzien van het adopteren van «hun» kinderen, kan ik mededelen dat de belangrijkste toeleverende landen zijn: Sri Lanka (tot 1 juni 1987), India, Colombia en Korea. In het algemeen kan worden gesteld dat de landen waar de meeste kinderen vandaan komen, ten aanzien van interlandelijke adoptie dezelfde opvattingen huldigen als Nederland. Die opvattingen stemmen overeen met de VN-verklaring van 3 december 1986 inzake de sociale en juridische beginselen met betrekking tot de bescherming en het welzijn van kinderen, in het bijzonder met betrekking tot de plaatsing in pleeggezinnen en adoptie van kinderen afkomstig uit zowel het eigen land als het buitenland. Deze verklaring is in een Nederlandse vertaling gepubliceerd in Nederlandse Staatscourant 1987, nr. 223. De genoemde landen staan positief tegenover de adoptie van deze kinderen in Nederland.”
“Er is uiteraard zorgvuldige overweging nodig voordat tot afstand wordt overgegaan. ledere ouder moet de gelegenheid hebben zich volledig te realiseren wat de gevolgen zijn van het doen van afstand. Door middel van bescheiden moet worden aangetoond dat afstand is gedaan op ter plaatse geldige en naar Nederlandse normen aanvaardbare wijze. Dit houdt in dat in ieder geval een door de natuurlijke ouder(s) ondertekend stuk aanwezig moet zijn. Een aanvaardbare wijze van afstand mag ook worden aangenomen in geval van adoptie door de adoptiefouders in het land van herkomst bij rechterlijke uitspraak. In dat geval zal de afstandsverklaring door de natuurlijke ouder(s) doorgaans worden afgelegd tegenover de rechter. In aanmerking moet worden genomen dat de regelgeving inzake adoptie van land tot land verschilt. In samenhang met de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf wordt door de ambassade ter plaatse geverifieerd of op aanvaardbare wijze afstand is gedaan. Bij die verificatie geldt als uitgangspunt dat wanneer de afstandsverklaring in de in het buitenland gevolgde procedure reeds is overgelegd en in orde is bevonden, een diepgaande controle niet meer noodzakelijk is. In de praktijk is bij deze wijze van toetsen nimmer gebleken van de ondeugdelijkheid van afstandsverklaringen.”
4.Het geschil
primair: een DNA databank die voldoet aan de daaraan te stellen eisen van professionaliteit en omvang, waarin DNA samples worden verzameld, beheerd en vergeleken van (i) in Nederland wonende geadopteerden uit Sri Lanka en (ii) personen in Sri Lanka die een jong kind hebben afgestaan, dan wel in wiens familie een kind ter adoptie is afgestaan of op jonge leeftijd vermist is geraakt, casu quo
subsidiair: een DNA-databank, die voldoet aan de daaraan te stellen eisen van professionaliteit en omvang, waarin DNA samples worden verzameld, beheerd en vergeleken van in Nederland wonende geadopteerden uit Sri Lanka,
- De Staatwas er al jaren van op de hoogte dat in Sri Lanka sprake was van omstandigheden waarin niet veilig gesteld was dat adopties in het belang van het kind waren. Hij is ook vlak voor de adoptie van [eiseres] nog gewezen op omstandigheden die bij hem grote twijfels moesten doen rijzen dat adopties uit Sri Lanka uitsluitend plaatsvonden in het belang van het kind. Adopties uit Sri Lanka waren structureel in strijd met de daaraan te stellen eisen. Er mocht in beginsel in geen enkel geval op vertrouwd worden dat adoptie uit Sri Lanka in het belang van het kind plaatsvond. De Staat heeft waarschuwingssignalen genegeerd en bleef adopties uit Sri Lanka faciliteren, waaronder de adoptie van [eiseres] . Dit onder meer door het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf. Hij heeft aldus gehandeld op een wijze die onrechtmatige adopties uit Sri Lanka juist bevorderde.
- De Staatheeft onvoldoende toezicht gehouden op het handelen van bemiddelingsorganisaties, zoals de Stichting. Hij heeft onvoldoende maatregelen getroffen om er zeker van te zijn dat bij adopties uit Sri Lanka, waaronder de adoptie van [eiseres] , in het belang van het kind werd gehandeld. De Wet opneming buitenlandse pleegkinderen is niet gehandhaafd. Dit blijkt mede daaruit dat de Stichting in strijd heeft gehandeld met haar kernverplichtingen op grond van de Wet opneming buitenlandse pleegkinderen, namelijk om alleen bij opnemingen te bemiddelen als vast stond dat die in het belang van het kind waren. Dit wist de Staat en toch heeft de Stichting haar vergunning om te bemiddelen behouden. Er is niet strafrechtelijk gehandhaafd en inspectiebezoeken geven geen blijk van zorgvuldig en behoorlijk uitgeoefend toezicht.
- De Staatheeft niets ondernomen om zich ervan te verzekeren dat de informatie in de papieren van [eiseres] juist was, opdat zij haar afstamming zou kunnen kennen. Hij heeft ook geen andere maatregelen genomen om [eiseres] in staat te stellen haar afstamming te kunnen kennen en haar familiebanden te onderhouden, zoals het faciliteren van een DNA-databank of het financieel ondersteunen in haar zoektocht naar haar biologische familie. Ten slotte heeft de Staat [eiseres] niet eigener beweging voorzien van informatie over adopties in de jaren 1980 en 1990 en haar hiermee niet behoed voor aantasting van haar identiteit door mediaonthullingen.
- De Stichtingwist, dan wel behoorde te weten dat Sri Lankaanse adoptiebemiddelaars in het algemeen en ook in het geval van [eiseres] handelden op een wijze waarbij het belang van het kind, in dit geval [eiseres] , niet was veiliggesteld. De Stichting heeft vele waarschuwingssignalen gehad. Zij heeft zelfstandig en actief een bijdrage geleverd aan het in stand houden van het in Sri Lanka bestaande systeem waarbij op commerciële wijze adopties werden uitgevoerd en geen deugdelijke maatregelen waren getroffen om het belang van het kind te waarborgen. Zij heeft adoptieouders ontmoedigd om kritisch naar de gang van zaken in Sri Lanka te kijken en heeft getracht het systeem in Sri Lanka in stand te houden. Zij heeft er in het geval van de adoptie van [eiseres] ook op aangestuurd dat er op korte termijn een vervangend kindje zou komen voor de ouders van [eiseres] , nadat het meisje waarvoor de ouders van [eiseres] naar Sri Lanka waren afgereisd was teruggetrokken uit de adoptieprocedure.
- De Stichtingheeft zich er onvoldoende van vergewist dat lokale bemiddelaars en autoriteiten een procedure volgden die voldoende waarborgen ter bescherming van het kind omvatten. Voor zover de Stichting niet op de hoogte was van de wijze waarop adopties in Sri Lanka plaatsvonden, heeft zij onvoldoende gedaan om inzicht in de gang van zaken te krijgen. De Stichting had zelf informatie moeten verifiëren. De Stichting heeft tegen beter weten in volledig erop vertrouwd dat de Sri Lankaanse bemiddelaar het belang van het kind voldoende zou waarborgen. Ook in het geval van [eiseres] heeft de Stichting niets ondernomen om zich ervan te vergewissen dat [eiseres] onder naar in Nederland aaanvaardbare maatstaven was afgestaan, terwijl de omstandigheden van haar adoptie daar wel om vroegen.
- De Stichtingheeft een onevenredig hoge vergoeding betaald aan de Sri Lankaanse bemiddelaars met wie zij tijdens de adoptie van [eiseres] samenwerkte.
- De Stichtingheeft nagelaten [eiseres] vrijwillig alle informatie te verschaffen over haar adoptie en de omstandigheden waarbinnen die plaatsvond.
5.De beoordeling
Inleidend
nooitop grond van artikel 6:2 lid 2 BW buiten toepassing zou kunnen blijven. Gelet op de belangen die deze regel beoogt te dienen, waaronder in het bijzonder het belang van de rechtszekerheid, zal echter van onaanvaardbaarheid zoals in die bepaling bedoeld slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kunnen zijn.
- a) of het gaat om een vergoeding van vermogensschade dan wel van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, en - mede in verband daarmee - of de gevorderde schadevergoeding ten goede komt aan het slachtoffer zelf, diens nabestaanden dan wel een derde;
- b) in hoeverre voor het slachtoffer respectievelijk zijn nabestaanden ter zake van de schade een aanspraak op een uitkering uit anderen hoofde bestaat;
- c) de mate waarin de gebeurtenis de aangesprokene kan worden verweten;
- d) in hoeverre de aangesprokene reeds vóór het verstrijken van de verjaringstermijn rekening heeft gehouden of had behoren te houden met de mogelijkheid dat hij voor de schade aansprakelijk zou zijn;
- e) of de aangesprokene naar redelijkheid nog de mogelijkheid heeft zich tegen de vordering te verweren;
- f) of de aansprakelijkheid (nog) door verzekering is gedekt;
- g) of na het aan het licht komen van de schade binnen een redelijke termijn een aansprakelijkstelling heeft plaatsgevonden en een vordering tot schadevergoeding is ingesteld.