ECLI:NL:HR:2000:AA5634
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over verjaring van schadevergoeding bij asbestziekte
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de erven van een werknemer die is overleden aan mesothelioom, een ziekte die wordt veroorzaakt door blootstelling aan asbest. De erven hebben Eternit, de voormalige werkgever van de overledene, aangeklaagd voor schadevergoeding wegens materiële schade en kosten van rechtskundige bijstand. De Kantonrechter te Almelo heeft in een tussenvonnis bepaald dat de erven ontvankelijk zijn in hun vordering, maar Eternit heeft hoger beroep ingesteld bij de Rechtbank te Almelo, die de vorderingen van de erven heeft afgewezen op grond van verjaring. De erven hebben vervolgens cassatie ingesteld tegen dit vonnis.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gebeurtenis die de schade heeft veroorzaakt, niet het ontstaan van de ziekte is, maar de blootstelling aan asbest tijdens het dienstverband van de overledene. De Hoge Raad oordeelt dat de vordering van de erven niet is verjaard, omdat de verjaringstermijn pas begint te lopen op het moment dat de schade zich openbaart, in dit geval met de diagnose van mesothelioom in 1991. De Hoge Raad bevestigt dat de redelijkheid en billijkheid in dit soort zaken een belangrijke rol spelen en dat het onaanvaardbaar zou zijn als slachtoffers van asbestziekten geen aanspraak zouden kunnen maken op schadevergoeding vanwege verjaring.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de erven, maar oordeelt dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van de erven komen, die aan Eternit moeten worden vergoed. Dit arrest benadrukt de noodzaak om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden van asbestslachtoffers en de toepassing van verjaringsregels in dergelijke gevallen.