ECLI:NL:RBDHA:2020:6891

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
AWB 19/6092, AWB 19/6094, AWB 19/6141, AWB 19/6142
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van asielaanvraag op basis van medische en humanitaire omstandigheden van een Armeense vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in de zaken AWB 19/6092, AWB 19/6094, AWB 19/6141 en AWB 19/6142, waarbij de rechtbank de beroepen van eiseres ongegrond heeft verklaard. Eiseres, een vrouw van Armeense nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, onderbouwd door ernstige medische klachten en de stelling dat terugkeer naar Armenië haar in een schrijnende situatie zou brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, alle door eiseres aangevoerde omstandigheden in zijn besluitvorming heeft betrokken. De rechtbank oordeelde dat de medische situatie van eiseres niet zodanig was dat deze een uitzondering op het beleid rechtvaardigde. Eiseres had geen identificerende documenten en haar stelling dat zij geen toegang had tot medische zorg in Armenië werd niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de lange duur van de procedures niet uitsluitend aan verweerder te wijten was en dat eiseres in staat was om te reizen, mits voldaan werd aan bepaalde voorwaarden. De verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen, omdat de hoofdzaak inmiddels was beslist. De rechtbank benadrukte dat de belangen van eiseres niet zwaarder wogen dan de belangen van de staat bij handhaving van het uitzettingsbeleid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/6092 (beroep humanitair)
AWB 19/6094 (voorlopige voorziening)
AWB 19/6141 (beroep artikel 64)
AWB 19/6142 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 21 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Armeense nationaliteit,
eiseres, verzoekster
hierna te noemen, eiseres,
(gemachtigde: mr. C.L.J.M. Wilhelmus, advocaat te Sittard),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. N. Hamzaoui, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

AWB 19/6092Bij besluit van 11 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel “niet tijdelijk humanitair” afgewezen wegens het ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Daarbij is tevens een inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaren.
AWB 19/6141
Bij besluit van 11 december 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Beide zaken
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemde besluiten. Deze bezwaarschriften zijn bij afzonderlijke besluiten van 29 augustus 2018 ongegrond verklaard. Tegen deze besluiten op bezwaar heeft eiseres afzonderlijk beroep ingesteld. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft bij uitspraak van 21 december 2018 beide besluiten vernietigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen (AWB 18/6488, 18/6490 en AWB 18/6492).
Bij afzonderlijke besluiten van 17 juli 2019 (de bestreden besluiten) heeft verweerder opnieuw op de bezwaarschriften beslist en de bezwaarschriften van eiseres wederom ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten afzonderlijk beroep ingesteld. Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten totdat de rechtbank op de beroepen heeft beslist.
Verweerder heeft op 4 maart 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens is E. Hovhanisian verschenen als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft op 18 mei 2020 het onderzoek heropend om partijen in de gelegenheid te stellen aan te geven of de uitbraak van het coronavirus van invloed is op de behandeling van de beroepen van eiseres. Verweerder heeft daarop op 20 mei 2020 gereageerd. Eiseres heeft op 3 juni 2020 gereageerd.
Daarop heeft de rechtbank op 15 juli 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Griffierecht

1. Eiseres heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Eiseres heeft daartoe een verklaring omtrent inkomen en vermogen overgelegd. Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 februari 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:282) is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht dient te worden gehonoreerd, zodat eiseres vrijgesteld is van de verplichting tot het betalen van griffierecht voor de behandeling van de beroepen en de verzoeken om een voorlopige voorziening.

Ten aanzien van het beroep AWB 19/6092 (beroep humanitair)

2.
Eiseres en haar zoon, [voornaam zoon] [achternaam zoon] (geboren op [geboortedatum zoon] ) hebben op 23 april 2015, door verweerder ontvangen op 4 mei 2015, een aanvraag ingediend op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) met als doel niet tijdelijk humanitair. Zij verzoekt om verblijf op grond van zeer bijzondere individuele omstandigheden. Daarbij stelt zij dat sprake is van de volgende omstandigheden:
- langdurig verblijf in Nederland: eiseres en haar zoon zijn beiden sinds 2010 in Nederland en er is sprake van opgebouwd privéleven;
- rechtmatig of quasi-rechtmatig verblijf: de onderhavige procedure en de parallelle procedure over uitstel van vertrek lopen al jaren. De trage afhandeling is aan de IND te wijten;
- integratie in Nederland: de zoon van eiseres is naar school gegaan en heeft sociale contacten. Eiseres heeft een vriendin en een vertrouwensband met haar behandelaars;
- medische omstandigheden: eiseres heeft zeer ernstige medische omstandigheden met medische nood;
- situatie in land van herkomst: eiseres heeft geen netwerk, geen inkomen, geen contact met haar familie. De zorg die zij ontvangt is niet toegankelijk in Armenië. Haar zoon zou in Armenië in militaire dienst moeten en eiseres heeft traumatische ervaringen opgedaan in Armenië.
3. Bij uitspraak van 21 december 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep tegen het besluit van 29 augustus 2018, betreffende eiseres en haar zoon, gegrond verklaard. De rechtbank heeft hieraan ten grondslag gelegd dat verweerder op enkele punten niet juist heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiseres geen sprake is van een schrijnende situatie. De rechtbank heeft in overweging 3.4, samengevat, overwogen dat de lange duur van het verblijf van eiseres en haar zoon in Nederland mede is bepaald doordat verweerder er heel lang over heeft gedaan om op het bezwaarschrift op de afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw te beslissen. Verweerder heeft in redelijkheid niet kunnen overwegen dat eiseres en haar zoon in afwachting van lopende procedures weliswaar rechtmatig verblijf hebben gehad, maar het privéleven dat zij zijn gaan uitoefenen, als het ware hebben gedaan op eigen risico. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de medische omstandigheden van eiseres niet schrijnend genoeg zijn, gelet op de aard en de ernst van haar klachten en bezien in relatie tot de geloofwaardig geachte traumatische ervaringen die eiseres in haar land van herkomst heeft ondergaan en de ernstige twijfels die er bij haar behandelaars in Nederland bestaan over de effectiviteit van de behandelmogelijkheden in Armenië. Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
4. Op 1 mei 2019 heeft het Bureau Medisch Advisering (BMA) een nieuw medisch advies uitgebracht. Daarop heeft eiseres op 28 mei 2019 en 8 juli 2019 gereageerd. Verweerder heeft bij besluit op bezwaar van 17 juli 2019 opnieuw het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.
5. In de gronden van beroep van 6 september 2019 heeft eiseres meegedeeld dat haar zoon niet meer in Nederland is.
6. In het verweerschrift van 4 maart 2020 heeft verweerder aangegeven dat het in het primaire besluit van 12 november 2015 opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar, als opgeheven moet worden beschouwd.
7. Eiseres is inmiddels vrijgesteld van het mvv-vereiste.
Standpunt verweerder8. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, samengevat en voor zover (nog) van belang, op het standpunt gesteld dat onvoldoende bijzondere, onderscheidende aspecten zijn aangevoerd. In het geval van eiseres is niet gebleken van perioden van rechtmatig of quasi-rechtmatig verblijf, nu zij nooit in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning en evenmin aan haar uitstel van vertrek is verleend. Verweerder beroept zich daarbij ook op door hem in het besluit genoemde vaste afdelingsjurisprudentie. Het privéleven dat eiseres is gaan uitoefenen heeft zij als het ware op eigen risico gedaan en in de wetenschap dat zij na een negatieve beslissing, Nederland weer zal moeten verlaten. Deze situatie kan niet worden gelijkgesteld aan de situatie dat zij in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat zij lang heeft moeten wachten op een beslissing op de bezwaarschriften, maar ook uiteengezet dat deze lange behandelduur niet uitsluitend te wijten is aan verweerder. Het is ook terug te voeren op veranderende omstandigheden en het naleven van procedurevoorschriften. Ook heeft verweerder uiteengezet dat diverse keren het BMA geen advies kon uitbrengen vanwege onvoldoende informatie van de behandelaren en dat de gemachtigde van eiser diverse malen heeft verzocht om uitstel van zienswijzen. De integratie van eiseres in Nederland wordt evenmin doorslaggevend geacht. Zij heeft een groot deel van haar leven in Armenië doorgebracht (24 jaar) en om die reden mag verondersteld worden dat zij ook binding heeft met haar land van herkomst. Niet is gebleken dat de banden van eiseres met Nederland de banden met Armenië overstijgen. Ook is niet gebleken van objectieve belemmeringen om het privéleven in Armenië weer op te pakken. Daarbij komt dat eiseres niet alleen zal terugkeren. Zij zal dat met haar zoon [voornaam zoon] doen. Voorts weegt in het nadeel van eiseres mee dat zij geen identificerende documenten heeft en ook geen poging heeft ondernomen om aan een paspoort of ander document te komen. Eiseres heeft ernstige medische klachten, maar is wel in staat te reizen met voorwaarden en een fysieke overdracht. In Armenië is een behandeling aanwezig en eiseres heeft niet aangetoond dat die voor haar niet toegankelijk is. Niet is gebleken dat eiseres vanwege de medische aandoening uitsluitend aan Nederland is gebonden. De medische omstandigheden maken niet dat sprake is van een uniek samenstel van factoren om haar situatie als schrijnend aan te merken. De traumatische ervaringen maken niet dat zij geen behandeling kan krijgen in Armenië.
Gronden eiseres9. Eiseres voert, samengevat, aan dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft betrokken dat de procedures zeer lang hebben geduurd en dat die lange behandelduur niet aan eiseres is te wijten. Verweerder miskent hiermee hetgeen de rechtbank in de uitspraak van 21 december 2018 heeft overwogen. Dit tijdsverloop dient in de belangenafweging een zware factor te zijn. De rechtbank heeft immers geoordeeld dat de lange duur van het verblijf van eiseres in Nederland medebepaald is doordat verweerder er heel lang over heeft gedaan om op het bezwaar te beslissen. Dit heeft ertoe geleid dat verweerder steeds weer aanvullende BMA-adviezen heeft moeten aanvragen. Bovendien heeft de opsomming van verweerder in het bestreden besluit betrekking op de aanvraag artikel 64 Vw en niet op de aanvraag humanitair van eiseres.
Eiseres voert aan dat zij is gebonden aan Nederland, gelet op de traumatische ervaringen die zij in Armenië heeft ondervonden. Verweerder heeft in de asielprocedure van eiseres haar traumatische ervaringen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft deze omstandigheden onvoldoende bij de belangenafweging betrokken. Zij wijst op het praktijkdocument en stelt dat zij net buiten de boot is gevallen voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid.
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat haar medische situatie niet schrijnend genoeg zou zijn. De relevante omstandigheden zijn door verweerder niet in onderlinge samenhang bezien. Eiseres heeft vele serieuze medische/psychische klachten waardoor bij het uitblijven van een behandeling een medische noodsituatie zal ontstaan. De fysieke overdracht moet ook als factor worden betrokken en de reisvoorwaarden. Verweerder is daaraan voorbij gegaan. Eiseres voert aan dat ten onrechte wordt gesteld dat zij een vertrouwensband met behandelaren in Armenië zou kunnen opbouwen. Uit het dossier blijkt juist dat Armenië voor haar geen veilige behandelomgeving is. Eiseres wijst op de uitspraak van 21 december 2018. Daarin is overwogen dat met de opmerking dat de medische aspecten niet schrijnend genoeg zijn, verweerder onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de klachten bezien in relatie tot hetgeen eiseres in haar land van herkomst heeft meegemaakt en de ernstige twijfels die de behandelaars in Nederland hebben over de effectiviteit van de behandelmogelijkheden in Armenië. Eiseres wijst op haar brief van 8 juli 2019 aan verweerder. Eiseres voert daarnaast aan dat verweerder in het bestreden besluit heeft miskend dat de zoon van eiseres, [voornaam zoon] , al geruime tijd niet meer in Nederland is en dit beroep ook geen betrekking heeft op hem. Eiseres zal dus alleen moeten terugkeren naar Armenië. In het bestreden besluit wordt ten onrechte geconcludeerd dat eiseres zich daar ook zonder familie kan handhaven, met enige hulp van derden. Dat is een onbegrijpelijk standpunt nu eiseres mantelzorg ontvangt.
Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiseres geen identificerende documenten heeft. Aan de nationaliteit en identiteit van eiseres wordt niet getwijfeld. Het ontbreken van een paspoort heeft er ook niet aan in de weg gestaan om het BMA in te schakelen en te beoordelen of er behandelmogelijkheden voor eiseres in Armenië zijn. Eiseres zou in voorkomend geval ook met een laissez-passer uit Nederland kunnen vertrekken. Vanwege haar traumatische ervaringen kan eiseres zich niet wenden tot de Armeense autoriteiten. Het economische belang mag niet zwaarder wegen dan de belangen van eiseres zoals haar traumatische ervaringen, de langdurige onzekerheid en ernstige medische klachten.
Tenslotte voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet opnieuw is gehoord in bezwaar.
Beoordelingskader verweerder bij beroep op schrijnende omstandigheden10. Verweerder geeft in de praktijk toepassing aan de discretionaire bevoegdheid als sprake is van omstandigheden die maken dat de situatie van een vreemdeling schrijnend is. Verweerder heeft een praktijkdocument opgesteld, waaruit een vaste gedragslijn blijkt die verweerder bij de beoordeling van een aanvraag volgt. Dit volgt onder meer uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3090). Deze gedragslijn houdt het volgende in. Voor de toepassing van verweerders discretionaire bevoegdheid zijn langdurig verblijf en worteling in Nederland op zichzelf onvoldoende. Er dient sprake te zijn van een uniek samenstel van aanvullende factoren. Juist omdat het moet gaan om een uniek samenstel van factoren kan niet limitatief worden aangegeven welke omstandigheden daarbij van belang kunnen zijn, of welke omstandigheden daarbij een doorslaggevende rol spelen. Alle omstandigheden die de aanvrager in het kader van schrijnendheid aanvoert worden betrokken in de weging, waarbij sommige omstandigheden zwaarder wegen dan andere omstandigheden. Ook contra-indicaties worden in de weging betrokken. Deze vaste gedragslijn is neergelegd in een praktijkdocument. Een aantal bij deze aanvragen veel voorkomende factoren alsmede contra-indicaties wordt daarin (niet-limitatief) opgesomd en uitgewerkt. Er wordt geen vast gewicht aan de factoren toegekend. Uit de beschrijving van de factoren in het praktijkdocument blijkt dat het gewicht dat aan een bepaalde factor wordt toegekend van geval tot geval kan verschillen. Als verweerder een aanvraag afwijst, moet hij deugdelijk motiveren waarom die aanvraag, gelet op de factoren die in het praktijkdocument staan en waarop een vreemdeling zich heeft beroepen (de factoren), niet voor inwilliging in aanmerking komt. Daarbij komt verweerder beslissingsruimte toe. De beginselen van rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en een consistente beslispraktijk vereisen niet dat verweerder in dat kader per aangevoerde omstandigheid afzonderlijk aangeeft welk gewicht daaraan toekomt.
Toetsing door de rechter
11.
Mede gelet op deze gedragslijn dient de rechtbank in de eerste plaats te toetsen of verweerder alle door de vreemdeling aangedragen omstandigheden in zijn besluitvorming heeft betrokken. Dat moet de rechtbank vol toetsen. In de tweede plaats moet de rechtbank de weging van de omstandigheden toetsen. Daarbij is van belang dat verweerder bij de weging van de omstandigheden beslissingsruimte heeft. Dat betekent dat de rechtbank moet toetsen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door de vreemdeling aangevoerde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien niet maken dat er sprake is van een schrijnende situatie.

Zijn alle aangevoerde omstandigheden betrokken?

12.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle door eiseres aangevoerde omstandigheden in zijn besluitvorming heeft betrokken. Verweerder is ingegaan op de medische klachten van eiseres, het langdurige verblijf, de banden van eiseres met Nederland en het trauma dat eiseres stelt te zijn opgelopen in Armenië. De stelling van eiseres dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft betrokken dat de procedures zeer lang hebben geduurd, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het tijdsverloop in beide procedures aanzienlijk is en voor een deel te wijten is aan het handelen van verweerder. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit in het voordeel van eiseres meegewogen. Dat de opsomming die verweerder in het bestreden besluit heeft gegeven voornamelijk ziet op de artikel 64 Vw-procedure doet daar in dit geval niet aan af, gelet op de samenhang tussen beide procedures en het feit dat deze keuze zoals door verweerder ter zitting onweersproken is toegelicht, om reden van zorgvuldigheid ten aanzien van eiseres is gemaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Lange verblijfsduur
13. Verweerder heeft in het bestreden besluit een uitgebreid overzicht gegeven van het verloop van de procedure, de redenen voor de vertragingen en wie voor welke vertraging verantwoordelijk was. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat het tijdsverloop aanzienlijk is en voor een deel te wijten is aan het handelen van verweerder. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit in het voordeel van eiseres meegewogen. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het tijdsverloop ook te wijten is aan het handelen van eiseres, haar gemachtigde en de medische behandelaars. Op goede gronden is overwogen dat de door eiseres opgebouwde banden met Nederland deels voor haar risico komen en dat het tijdsverloop niet leidt tot berusting in het verblijf van eiseres. Langdurig verblijf van eiseres in Nederland, met inachtneming van de opgebouwde vriendschappen, is op zichzelf niet voldoende voor het aannemen van schrijnendheid. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 24 september 2018. Ter zitting heeft eiseres de stelling dat verweerder de ontstane vertraging ten onrechte met name in de artikel 64 Vw-procedure heeft betrokken, als volgt toegelicht. Er bestond geen noodzaak om de onderhavige procedure te laten afhangen van de artikel 64-procedure omdat vaststond dat eiseres ernstige medische klachten had. Dit tijdsverloop is daarom te wijten aan verweerder. De rechtbank is zoals hiervoor onder 12 ook is overwogen, van oordeel dat verweerder voldoende heeft uitgelegd dat sprake is van een dusdanige samenhang tussen deze twee procedures dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid ten aanzien van eiseres mocht worden besloten om deze zaken bij elkaar te houden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres niet eerder kenbaar de wens heeft geuit om de artikel 64 Vw-procedure en de onderhavige procedure van elkaar los te koppelen. Ten slotte heeft verweerder zich op grond van de door hem genoemde rechtspraak die door eiseres niet is weersproken, voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat in het geval van eiseres geen sprake is van periodes van rechtmatig of quasi-rechtmatig verblijf. Dit aangezien eiseres niet in het bezit is geweest van een verblijfsvergunning en aan haar evenmin uitstel van vertrek is verleend (vergelijk: ECLI:NL:RVS:2010:BO7068). Verweerder heeft daarom in het onderhavige bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het privéleven dat eiseres is gaan uitoefenen gedurende deze periode, voor haar eigen risico is geweest.
De beroepsgrond slaagt niet.
(Ernstige) medische problemen
14. De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat eiseres ernstige medische klachten heeft. Verweerder heeft zich over de medische situatie van eiseres laten adviseren door het BMA, laatstelijk op 1 mei 2019. De medische omstandigheden van eiseres hebben geen aanleiding gevormd haar uitstel van vertrek te verlenen of in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning op medische gronden.
14.1
In het praktijkdocument staat dat bij de beoordeling van schrijnendheid bij medische problemen de ernst als eerste van belang is. Verweerder heeft de beoordeling daarvan terecht op het meest recente BMA-advies gebaseerd. Dit omdat die informatie geeft over de ernst van de medische problematiek (vergelijk: ECLI:NL:RVS:2019:1153). Uit het praktijkdocument vloeit niet voort dat verweerder voor deze beoordeling in redelijkheid niet heeft kunnen uitgaan van de maatstaf die in het laatste BMA-advies is gehanteerd. Uit het laatste BMA-advies blijkt dat eiseres in staat is om te reizen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden van fysieke overdracht en dat de voor haar benodigde medische behandeling beschikbaar is in Armenië. Voor zover eiseres aanvoert dat verweerder daarbij ten onrechte heeft betrokken dat haar familie en zoon wel voor haar kunnen zorgen in Armenië, heeft verweerder op goede gronden vastgesteld dat de pas in beroep naar voren gebrachte stelling dat dit niet zo is, niet is onderbouwd. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder de medische omstandigheden heeft beoordeeld in samenhang met alle andere omstandigheden. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de medische problemen niet zodanig zwaar zijn dat die, in samenhang met de overige factoren, leiden tot een schrijnende situatie. De beroepsgrond slaagt niet.
Terechte afwijzingen met ernstige nadelige gevolgen en/of grensgevallen
15.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat in het bestreden besluit onvoldoende is betrokken dat eiseres net buiten de boot is gevallen voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid, heeft verweerder zich voldoende gemotiveerd gesteld dat daarvan geen sprake is. Uit het praktijkdocument volgt dat met ‘net buiten de boot vallen’ bedoeld wordt dat net niet is voldaan aan het beleid. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar de uitspraak van de Afdeling van 6 januari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:9). Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 28 maart 2012 (AWB 11/38765) met betrekking tot de afwijzende beslissing op de asielaanvraag van eiseres, blijkt dat geen sprake is van ‘net buiten de boot vallen’. In rechtsoverweging 2.7 van die uitspraak is immers het volgende overwogen: “Verweerder heeft hieraan met betrekking tot de geloofwaardig geachte gebeurtenissen in 1989 en 1994 ten grondslag kunnen leggen dat niet is voldaan aan de voorwaarden van het traumatabeleid gelet op het tijdsverloop tussen deze gebeurtenissen en het vertrek uit Armenië dan wel Rusland, terwijl zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zich daar – in ieder geval tot mei 2010 – niet kon handhaven.” Verweerder wijst er terecht op dat op grond van het beleid een gebeurtenis maximaal een half jaar voor vertrek dient te hebben plaatsgevonden. Eiseres heeft na de traumatische gebeurtenissen nog vijf jaar in Armenië verbleven en daarna nog zestien jaar in Rusland. Verweerder heeft in het bestreden besluit op goede gronden geconcludeerd dat eiseres zich al die jaren staande heeft kunnen houden en daarom niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid. Gelet op het voorgaande, slaagt ook deze beroepsgrond niet.
Omstandigheden in het land van herkomst
16. Voor zover eiseres aanvoert dat zij niet naar Armenië terug kan gelet op de traumatische ervaringen die ze daar heeft ondervonden, heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de asielaanvraag van eiseres in 2012 is afgewezen. De rechtbank heeft dit besluit in beroep in stand gelaten. Daarbij komt dat niet is gebleken dat de situatie voor eiseres sindsdien is verslechterd. Met haar betoog dat terugkeer tot psychische klachten zal leiden, heeft eiseres deze grond in het licht van het vorenstaande onvoldoende aannemelijk gemaakt. Daarbij komt dat eiseres hiervoor in Armenië een behandeling kan krijgen. Verweerder heeft in aanmerking genomen dat eiseres sinds 2010 in Nederland verblijft, de taal spreekt, naar de kerk gaat, in Nederland vriendschappen heeft opgebouwd en geen contact stelt te hebben met haar familie in Armenië. Daar staat volgens verweerder echter tegenover dat eiseres nog familieleden in Armenië heeft, dat zij de taal spreekt, dat zij tot haar veertigste in Armenië en Rusland heeft verbleven, in Armenië is opgegroeid en haar vormende jaren daar heeft doorgebracht. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat daarom van haar mag worden verwacht dat zij in Armenië een sociaal netwerk kan opbouwen en zich daar kan redden. Verweerder heeft zich daarbij in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de (niet onderbouwde) stelling van eisers dat haar zoon niet met haar zou kunnen terugkeren naar Armenië omdat hij zou zijn verdwenen, niet maakt dat eiseres geen beroep op andere familieleden zou kunnen doen. De beroepsgrond slaagt niet.
Overige individuele omstandigheden
17. De stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte heeft meegewogen dat zij geen identificerende documenten heeft omdat dit haar niet is toe te rekenen, heeft verweerder op goede gronden niet gevolgd. Gesteld noch gebleken is dat zij niet langer in het bezit kan komen van documenten. Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiseres niet beschikt over documenten ter onderbouwing van haar identiteit en nationaliteit onder die omstandigheden in haar nadeel mocht meewegen, nu daaruit volgt dat eiseres niet meewerkt aan haar vertrek. Verweerder heeft zich verder op goede gronden en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de stelling van eiseres dat zij zich niet tot de autoriteiten kan wenden, evenmin is onderbouwd. Verweerder wijst op dit punt terecht op de uitspraak in de asielprocedure van eiseres van 28 maart 2012. Dit voor zover daarin is overwogen dat eiseres in het geval zij bescherming nodig heeft, wordt geacht zich te kunnen wenden tot de Armeense autoriteiten.
Horen in bezwaar
18. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder haar ten onrechte niet in bezwaar heeft gehoord, overweegt de rechtbank dat verweerder krachtens artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) slechts van het horen in bezwaar mag afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Gelet op de omstandigheid dat eiseres reeds tweemaal is gehoord over haar bezwaren en na het uitbrengen van het BMA-advies van 1 mei 2019 ook de gelegenheid heeft gehad om te reageren op dit advies, waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt, heeft verweerder terecht van het horen mogen afzien.
Ten aanzien van het beroep AWB 19/6141 (artikel 64)
Het BMA-advies
19. Op 1 mei 2019 heeft het BMA een actueel medisch advies uitgebracht. In het advies is aangegeven dat bij eiseres sprake is van slecht ingestelde suikerziekte, slecht instelbare hoge bloeddruk, macula-oedeem aan oog, hypercholestrolemie, verhoogde vetopslag in de lever, depressieve stoornis met psychotische kenmerken, PTSS, sclerodermie, ontsteking bij de duim, rosacea, spanningshoofdpijn en chronische pijnklachten met een psychische component. De behandeling wordt gegeven door een internist, een longarts, een reumatoloog, een psychiater, een neuroloog, een anesthesist en oogarts. De thuiszorg komt vier keer per week voor controle en toediening van insuline. Eiseres heeft drie keer per week steunend en structurerend contact. Tevens gebruikt eiseres diverse medicijnen. Het staken van de behandeling ten aanzien van de suikerziekte, de hoge bloeddruk en de psychische klachten zal leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn.
Het BMA heeft aangegeven dat eiseres niet kan reizen, tenzij voldaan wordt aan de omschreven voorwaarden van fysieke overdracht, waarna de door eiseres benodigde medische behandeling beschikbaar moet zijn in Armenië. Voorafgaand aan de reis dient geregeld te worden dat een fysieke overdracht aan een arts of psychiater plaatsvindt in bijvoorbeeld een kliniek die kan beoordelen wat er verder moet gebeuren. Tijdens de reis wordt wegens de ernst van de klachten en het matige functioneren medische begeleiding door een psychiatrisch verpleegkundige geadviseerd. Aanbevolen wordt dat eiseres een schriftelijke overdracht van de medische gegevens meeneemt, dat eiseres de medicatie dient te continueren tijdens de reis en dat zij voldoende medicatie meeneemt om de periode van de reis te overbruggen. Voor de psychische klachten van eiseres is een fysieke overdracht noodzakelijk bijvoorbeeld aan de instelling Avan mental health center in Yerevan. Zolang de fysieke overdracht niet geregeld is kan eiseres niet reizen. Huisbezoeken zijn mogelijk vanuit het Yerevan Homa Care in Yerevan. Dit betreft weliswaar geen psychiatrisch verpleegkundigen, maar deze kunnen wel zorgdragen voor de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en medicatie en de betreffende specialist waarschuwen wanneer er bij eiseres decompensatie dreigt.
20. Eiseres heeft op 28 mei 2019 en 8 juli 2019 gereageerd op het BMA-advies. Eiseres heeft in beroep nog aanvullende medische informatie overgelegd. Het betreft een tweetal afspraakbrieven van medische behandelaars (de internist en de reumatoloog) van eiseres.
21. Verweerder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, omdat uit het BMA-advies blijkt dat eiseres kan reizen en niet is gebleken dat de fysieke overdracht niet gerealiseerd kan worden.
Gronden eiseres
22. Eiseres voert, samengevat, aan dat zij niet in staat is om te reizen naar Armenië. Zij stelt dat er geen behandeling beschikbaar is in Armenië en dat de fysieke overdracht niet geregeld kan worden. Het is volstrekt onduidelijk of en zo ja hoe de Foundation against the Violation of Law (FAVL), dan wel de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), een overdracht zou kunnen regelen. Ook gaat verweerder er in de bestreden beslissing aan voorbij dat een psychiatrische verpleegkundige mee moet reizen. Er is geen sprake van een adequate behandeling in Armenië en zij stelt geen toegang tot de beschikbare behandeling te hebben. Voorts voert zij aan dat de informatie van de vertrouwensartsen niet te controleren valt. Ten onrechte heeft het BMA geen standpunt ingenomen over de verklaringen van de behandelaars van eiseres dat de behandeling in Armenië niet effectief zal zijn. Eiseres voert aan dat de zorg voor zover die al aanwezig is in Armenië, voor haar niet toegankelijk is. Dit nu uit het BMA-advies volgt dat zij niet kan reizen en niet is gebleken dat de fysieke overdracht gerealiseerd kan worden. Verweerder heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de feitelijke toegankelijkheid omdat eiseres niet over een paspoort beschikt. Ter zitting heeft eiseres daarbij aangevoerd dat de nationaliteit en identiteit van eiseres zijn bevestigd door de Armeense autoriteiten blijkens de hoorzitting van 17 oktober 2016 (waarvan verslag is opgemaakt op 29 augustus 2018). Dat is door verweerder niet betwist. Het paspoortvereiste kan enkel worden tegengeworpen als er geen beoordeling kan plaatsvinden, terwijl dat in het geval van eiseres wel mogelijk is. Eiseres wijst in dit verband op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 29 januari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:1201). Ten slotte heeft eiseres ter zitting gesteld dat haar medische situatie ongewijzigd is. Ten onrechte heeft verweerder er van afgezien om eiseres in bezwaar te horen.
In de aanvullende schriftelijke reactie van 3 juni 2020, heeft eiseres aangevoerd dat gelet op de uitbraak van het coronavirus, haar feitelijke overdracht nog veel langer op zich zal laten wachten. Ook gelet daarop dient verweerder tot verblijfsaanvaarding over te gaan.
Standpunt verweerder
22.1
Verweerder heeft zich, samengevat, op het standpunt gesteld dat het BMA-advies een deskundigenadvies is. Nu eiseres haar stellingen in beroep niet nader heeft onderbouwd middels een contra-expertise noch stukken van haar behandelaar heeft overgelegd waardoor twijfel aan de juistheid van de inhoud van het BMA-advies zou kunnen ontstaan, is terecht van de inhoud van het BMA-advies uitgegaan.
Ter zitting heeft verweerder zich aanvullend op het standpunt gesteld dat FAVL als tussenschakel niet meer actief is. DT&V regelt de feitelijke overdracht. Daarbij geldt dat het overleggen van een geldig identiteitsdocument noodzakelijk is voor het onderzoek naar de feitelijke toegankelijkheid van de benodigde zorg. Wanneer de identiteit van een vreemdeling niet kan worden vastgesteld, kunnen stellingen van die vreemdeling over bijvoorbeeld het gebrek aan financiële middelen of het ontbreken van een sociaal vangnet niet gecontroleerd worden. Hoewel de identiteit en nationaliteit van eiseres niet ter discussie staan, maakt dat nog niet dat de feitelijke toegankelijkheid van de noodzakelijke zorg in het land van herkomst kan worden onderzocht. De DT&V kan alleen met een geldig document voor grensoverschrijding afspraken maken met behandelaars en daadwerkelijk onderzoek verrichten, aldus verweerder. Daarbij komt dat verweerder tegen de uitspraak van zittingsplaats Arnhem hoger beroep heeft ingesteld.
22.2
De rechtbank overweegt dat indien verweerder een BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, hij zich er op grond van artikel 3:2 van de Awb van moet vergewissen dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1268).
Vergewisplicht
22.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich er voldoende van heeft vergewist dat de BMA-adviezen zorgvuldig, inzichtelijk en concludent zijn. Hij mocht deze adviezen dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag leggen. Niet is gebleken dat het BMA de actuele en relevante medische informatie van eiseres niet in zijn beoordeling heeft betrokken. Uit het dossier blijkt niet dat er nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn die het BMA niet heeft betrokken bij het opstellen van het meest recente advies. Eiseres heeft geen contra-expertise ingebracht om de juistheid van de BMA-adviezen te betwisten. De stelling van eiseres dat zij geen inzage heeft in de informatie van de vertrouwensartsen die door het BMA zijn ingeschakeld waardoor de informatie niet valt te controleren, doet aan het voorgaande niet af. Deze enkele stelling is onvoldoende om te concluderen dat verweerder niet aan de vergewisplicht heeft voldaan. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de informatie die door het BMA is verkregen, onjuist zou zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Medicatie, feitelijke overdracht en veilige behandelomgeving
22.4
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het BMA-advies aan het besluit ten grondslag heeft kunnen leggen. In het BMA-advies zijn alle medische klachten van eiseres betrokken. Eiseres stelt dat het BMA niet is ingegaan op de informatie van de behandelaars dat de behandeling voor eiseres niet effectief zal zijn in Armenië gelet op de omstandigheid dat repatriëring negatieve invloed zal hebben op haar situatie en het risico op suïcide. Verweerder stelt zich ten aanzien daarvan op het standpunt dat in de brieven van de behandelaars steeds in algemene bewoordingen is gesteld dat terugkeer naar Armenië – waar haar trauma is ontstaan – niet goed is. Een nadere duiding van het verloop van een behandeling aldaar is uitgebleven. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het advies stand kan houden. Verweerder kan worden gevolgd in zijn standpunt dat met de door de BMA gestelde reisvoorwaarden een schending van artikel 3 EVRM kan worden voorkomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de voorgestelde alternatieve medicatie en behandeling in Armenië niet voldoen of dat de alternatieve medicatie zich slecht verhoudt tot de medicatie die eiseres krijgt. Daarbij komt dat uit het BMA-advies blijkt dat ten aanzien van het medicijn insuline degludec sprake is van een onbekende levertijd, maar dat hiervoor het alternatieve middel insuline glarline aanwezig is. Dat er een verschil van inzicht is tussen de behandelaars en de BMA-arts, maakt niet dat verweerder niet van het BMA-advies mag uitgaan. Dit volgt onder meer uit de uitspraak Afdeling van 15 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:92). Ook stelt de rechtbank vast dat eiseres geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat de reisvoorwaarden ten aanzien van de fysieke overdracht niet volstaan. De in beroep overgelegde medische stukken maken het voorgaande niet anders. De twee behandelaars die informatie hebben overgelegd zijn geraadpleegd door het BMA en de door hen ingebrachte informatie is betrokken in het BMA-advies van 1 mei 2019. Het gaat om afspraak-brieven waarin geen uiteenzetting is gegeven van de klachten van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich er met het opvragen van het BMA-advies voldoende van heeft vergewist of eiseres kan worden overgedragen. Nu verweerder daarnaast heeft toegezegd dat de overdracht van eiseres alleen zal plaatsvinden wanneer aan de daarin vastgestelde reisvoorwaarden wordt voldaan, heeft hij zijn standpunt met betrekking tot de gevolgen van de overdracht van eiseres aan Armenië op haar gezondheidstoestand eveneens voldoende deugdelijk gemotiveerd. De enkele stelling van eiseres dat volstrekt onduidelijk is of en zo ja hoe een fysieke overdracht geregeld zou moeten worden, acht de rechtbank gelet op het voorgaande onvoldoende om daaraan af te doen. De beroepsgrond slaagt niet.
Zorg door zoon/familie
22.5
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder er in het bestreden besluit ten onrechte vanuit is gegaan dat haar zoon [voornaam zoon] meegaat naar Armenië, heeft verweerder – nog daargelaten dat deze omstandigheid niet is onderbouwd en pas in beroep aangevoerd – zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat hij er van uitgaat dat hij eiseres kan volgen naar Armenië. Ook heeft verweerder op zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres niet heeft onderbouwd dat er geen andere familieleden in Armenië verblijven die voor eiseres zouden kunnen zorgen. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat haar familie inmiddels in Amerika zou verblijven en evenmin dat haar vader is overleden. De rechtbank volgt verweerder niet in het standpunt dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij afhankelijk is van thuiszorg. Uit het BMA-advies volgt immers dat eiseres in Nederland vier keer per week een bezoek van thuiszorg krijgt om haar bloedsuiker te controleren en om haar insuline te verstrekken. Voor haar psychiatrische aandoeningen wordt eiseres twee tot driemaal per week bezocht. Dit laat echter onverlet dat verweerder zich, onder verwijzing naar het BMA-advies, zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat huisbezoeken mogelijk zijn vanuit het Yerevan Home Care die kunnen zorgdragen voor de ADL en medicatie, voor het geval haar familie deze zorg niet kan verlenen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Feitelijke toegankelijkheid
22.6
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat verweerder ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg en dat verweerder haar ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij geen paspoort heeft in dat verband, overweegt de rechtbank als volgt.
22.6.1
Uit paragraaf A3/7.1.5 Vc volgt dat als de vreemdeling zijn identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond middels originele documenten, hij in beginsel niet aannemelijk kan maken dat de noodzakelijke medische zorg in het land van herkomst of het land waarnaar hij kan vertrekken voor hem niet toegankelijk is. De IND kan een aanvraag tot uitstel van vertrek of de aanvraag om medische behandeling afwijzen als wegens het ontbreken van documenten niet beoordeeld kan worden of de medische behandeling in het land van herkomst niet toegankelijk is.
Als documenten met betrekking tot de nationaliteit van de vreemdeling gelden in ieder geval:
• een paspoort; of
• een ander door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven document met pasfoto waarin staat aangegeven dat de vreemdeling de nationaliteit van het betreffende land bezit.
De documenten met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling moeten officiële, door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven documenten zijn met daarin tenminste een pasfoto en de geboorteplaats en -datum van de vreemdeling.
Het ontbreken van documenten ter staving van de identiteit en nationaliteit valt de vreemdeling niet toe te rekenen, indien:
– hij heeft aangetoond dat hij vanwege de regering van het land waarvan hij onderdaan is, niet of niet meer in het bezit van een geldig document voor grensoverschrijding kan worden gesteld; of
– hij heeft aangetoond dat de enige mogelijkheid voor de afgifte of verlenging van een geldig document voor grensoverschrijding vereist dat hij in persoon terugkeert naar het land van herkomst.
22.6.2
Nu eiseres noch in de onderhavige procedure noch in eerdere procedures die zij heeft gevoerd een geldig document voor grensoverschrijding en/of originele documenten overgelegd aan de hand waarvan verweerder haar identiteit kon vaststellen en zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit haar niet is toe te rekenen, slaagt deze beroepsgrond niet. Hier komt bij dat verweerder zich aanvullend op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de voor haar noodzakelijke medische zorg in Armenië niet toegankelijk is. Uit de uitspraken van de Afdeling van 11 juli 2018 en onder meer 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2629, volgt dat het volgens punt 186 van het arrest Paposhvili aan een vreemdeling is om aannemelijk te maken dat hij op grond van zijn slechte gezondheidstoestand een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt en dat het, eerst als die vreemdeling dit bewijs, mede in relatie tot de feitelijke toegankelijkheid tot de voor hem noodzakelijke medische behandeling, heeft geleverd, aan de nationale autoriteiten van de uitzettende staat is om de twijfel over een mogelijke schending van artikel 3 van het EVRM weg te nemen. Dit betekent dat de vreemdeling moet aantonen wat de kosten van de voor hem noodzakelijke behandeling in het land van herkomst zijn. Verder moet de vreemdeling, als hij stelt dat deze behandeling om financiële of andere redenen voor hem feitelijk niet toegankelijk is, dat aannemelijk maken.
In het BMA-advies is aangegeven dat de noodzakelijke medische zorg in Armenië voor eiseres beschikbaar is. De stelling van eiseres dat zij geen netwerk heeft, geen inkomen zou kunnen genereren en de kosten voor een medische behandeling hoog zijn, zijn niet onderbouwd. Eiseres heeft ook niet aangetoond dat de daadwerkelijke kosten van de medische behandeling voor haar niet betaalbaar zijn. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
22.7
De stelling dat door de uitbraak van het coronavirus eiseres ook geen feitelijk toegang zal kunnen verkrijgen tot medische behandeling in Armenië, volgt de rechtbank evenmin, nu zij niet heeft onderbouwd dat zij door de uitbraak van het coronavirus in Armenië niet de zorg kan krijgen die zij stelt nodig te hebben. Verder heeft de Afdeling in de uitspraak van 8 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1032) geoordeeld dat de uitbraak van het coronavirus een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht
22.8
Ten aanzien van de stelling dat verweerder het bezwaar ten onrechte heeft afgedaan als kennelijk ongegrond en dat verweerder eiseres had moeten horen, overweegt de rechtbank als volgt. Van het horen mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen twijfel bestaat over de conclusie dat het bezwaar ongegrond is en dat eiseres reeds tweemaal is gehoord over haar bezwaren en na het uitbrengen van het BMA-advies van 1 mei 2019 ook gelegenheid heeft gehad om nader te reageren, waarvan zij ook gebruik heeft gemaakt. Gelet op die omstandigheden bezien in het licht van wat eiser in bezwaar heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder van het horen van eiseres heeft mogen afzien. De beroepsgrond slaagt niet.
23. De beroepen zijn ongegrond.
24. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Verzoeken om een voorlopige voorziening (AWB 19/6094 en AWB 19/6142)
25. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
26. Nu in de hoofdzaken wordt beslist, is aan de verzoeken het belang komen te ontvallen, zodat deze reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komen. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om een voorlopige voorziening afwijzen.
27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier, op 21 juli 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel