ECLI:NL:RBDHA:2020:4936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
NL20.7740
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling van nieuwe elementen in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser, geboren in 1999 met de Sierra Leoonse nationaliteit, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is de derde in een reeks, na eerdere afwijzingen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft eerder een beroep tegen een eerdere afwijzing ongegrond verklaard, en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep eveneens ongegrond verklaard. Eiser heeft op 3 maart 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, die door verweerder op 27 maart 2020 niet-ontvankelijk is verklaard, omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de door eiser overgelegde documenten, waaronder verklaringen van derden, niet als nieuwe elementen konden worden aangemerkt, omdat de authenticiteit van deze documenten niet kon worden vastgesteld. Verweerder heeft terecht gesteld dat het aan eiser is om de authenticiteit van de overgelegde documenten aan te tonen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet verplicht was om verder onderzoek te doen naar de documenten, aangezien de authenticiteit niet was aangetoond. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is bekendgemaakt op 2 juni 2020.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.7740
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [geboortedatum] 1999, met de Sierra Leoonse nationaliteit,eiser
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R.R. de Groot).
Inleiding
Eiser heeft op 27 september 2016 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 9 november 2016 afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, heeft het beroep tegen dat besluit op 8 december 2016 ongegrond verklaard1. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft het hoger beroep op 22 februari 2017 ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens op 1 december 2017 een opvolgende aanvraag ingediend. Verweerder heeft de aanvraag op 10 augustus 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft eiser geen rechtsmiddelen aangewend.
Eiser heeft op 3 maart 2020 opnieuw een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Die aanvraag ligt ten grondslag aan het nu bestreden besluit.
Bij besluit van 27 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 11 mei 2020 heeft de rechtbank partijen de gelegenheid gegeven om binnen een week te laten weten of zij het noodzakelijk achten op een zitting te worden gehoord.

1.AWB 16/26089

Verweerder heeft op 14 mei 2020 te kennen gegeven dat hij het niet noodzakelijk acht op een zitting te worden gehoord. Eiser heeft niet gereageerd.
De rechtbank heeft op 21 mei 2020 het onderzoek gesloten.
Overwegingen
De opvolgende aanvraag
1. Eiser heeft bij zijn opvolgende aanvraag de volgende verklaringen en stukken overgelegd:
1. Bachelor of Laws van [A] , mei 2015 (kopie)
2. Bar Final Certificate van [A] , 22 april 2016 (kopie)
3. Certificate of Temporary Registration van [A] , 14 juni 2016 (kopie)
4. Certificate of Enrolment van [A] , 31 augustus 2017 (kopie)
5. Verklaring van [A] , 19 juli 2019 (origineel)
6. Getuigenis van [B] , 2 januari 2020 (origineel)
7. Verklaring van [C] ( [plaatsnaam] Council), 2 januari 2020 (origineel)
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Verweerder heeft dit gedaan onder verwijzing naar het onder 2. genoemde besluit van 9 november 2016. Verweerder heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de authenticiteit van het certificaat en het diploma van [A] niet kan worden vastgesteld, nu de overgelegde documenten alleen een kopie betreffen en geen origineel. Verweerder verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 23 mei 20112.
Eiser heeft weliswaar de verklaring van [plaatsnaam] Council van 2 januari 2020, de verklaring van [A] van 19 juli 2019 en de getuigenis van [B] van 2 januari 2020 in origineel overgelegd, maar Bureau Documenten kan blijkens haar rapport van onderzoek van 4 maart 2020 geen oordeel geven over de echtheid, opmaak, afgifte en inhoud van de documenten. Verweerder verwijst naar vaste rechtspraak waaruit volgt dat er geen sprake is van een novum als de authenticiteit van het overgelegde document niet kan worden vastgesteld. Het is niet aan verweerder om de eventuele valsheid van een overgelegd document aan te tonen, maar het is aan eiser om de gestelde authenticiteit te onderbouwen. Verweerder verwijst hiervoor naar de uitspraak van de ABRvS van 8 oktober 20073.
2 201007949/1
3 200704465/1
Het standpunt van eiser
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat zich nieuwe elementen of bevindingen voordoen. De verklaringen van [plaatsnaam] Council ( [C] ), [A] en de getuigenis van [B] betreffen originele documenten. Het stuk van [plaatsnaam] Council is ondertekend door betrokkenen met naam en toenaam en het stuk bevat een apostille. Verweerder had deze verklaringen moeten verifiëren. [A] en [B] hebben onafhankelijk verklaard en zij ondersteunen het asielrelaas van eiser. De certificaten en het diploma van [A] dienen ter ondersteuning van de door hem afgelegde verklaring, waarvan een origineel is overgelegd. Eiser heeft hiermee willen voorkomen dat verweerder zou twijfelen aan de betrouwbaarheid van [A] en zijn afgelegde verklaring. Verweerder heeft de samenhang van de overgelegde documenten onvoldoende onderkend.
5. Eiser beroept zich op bewijsnood. Hij heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem kon worden verwacht. Er is sprake van onmacht. Eiser verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 6 juli 20094. Verweerder heeft ten onrechte geen onderzoek gedaan bij [plaatsnaam] Council.

Het oordeel van de rechtbank

6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
7. Als er geen relevante wijziging van het recht is, toetst de rechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden of verweerder de aanvraag niet ten onrechte niet- ontvankelijk heeft verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 22 juni 20165. Nieuwe elementen of bevindingen zijn feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en dus moesten worden aangevoerd. Daaronder vallen ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van dat eerdere besluit konden en dus moesten worden overgelegd.
8. Volgens vaste rechtspraak is een door de vreemdeling overgelegd document geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid, indien de authenticiteit daarvan niet kan worden vastgesteld. Het voorgaande volgt bijvoorbeeld uit de uitspraken van de ABRvS van 8 oktober 20076 en 17 augustus 20187. Het ligt op de weg van eiser om de authenticiteit van het aan zijn herhaalde asielaanvraag ten grondslag gelegde document aan te tonen. Verweerder kan eiser daarbij tegemoet komen door zelf de authenticiteit van de documenten te laten beoordelen, zonder daarmee echter afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van eiser.
9. Verweerder heeft zich terecht met een verwijzing naar het rapport van Bureau Documenten op het standpunt gesteld dat aan de verklaringen van [A] van 19

4.ECLI:NL:RVS:2009:BJ2170

juli 2019 en van [B] van 2 januari 2020 geen waarde kan worden gehecht. Verweerder heeft terecht overwogen dat de verklaringen een optekening zijn van eisers asielrelaas. Deze verklaringen zijn niet objectief en bovendien opgesteld jaren nadat eiser zijn eerste asielaanvraag heeft ingediend. Omdat verweerder de verklaring van [A] buiten beschouwing heeft kunnen laten, gaan eisers stellingen over de samenhang tussen die verklaring en het diploma en de certificaten van [A] niet op. Deze stellingen laat de rechtbank daarom onbesproken.
10. Ten aanzien van het document van [plaatsnaam] Council van 2 januari 2020 is de rechtbank van oordeel dat verweerder dit document niet als nieuw(e) element of bevinding hoefde aan te merken. In het document is eisers asielrelaas beschreven door [C] . Het blijkt niet uit het document op grond waarvan [C] deze verklaring heeft opgesteld. Dat het originele document is overgelegd en voorzien van een apostille maakt het voorgaande niet anders. De apostille bevestigt immers alleen dat de handtekening op het document echt is. Een apostille geeft geen garantie over de inhoud van het document.8 Eisers standpunt dat verweerder onderzoek had moeten doen bij [plaatsnaam] Council gaat niet op. Verweerder is eiser al tegemoet gekomen door Bureau Documenten de documenten te laten onderzoeken. Bureau Documenten kon geen oordeel geven over de echtheid, opmaak en afgifte van de verklaringen. De onderzoeksplicht van verweerder strekt niet zover dat hij onderzoek moet verrichten naar of bij een organisatie die – beweerdelijk – een document heeft afgegeven, terwijl de authenticiteit van het document niet kon worden vastgesteld. Eisers beroep op de uitspraak van 6 juli 2009 gaat niet op. In de door eiser genoemde uitspraak heeft Bureau Documenten verklaard dat het overgelegde paspoort echt is, gelet op beschikbaar referentiemateriaal. In de zaak van eiser heeft Bureau Documenten geen oordeel kunnen geven, omdat er geen referentiemateriaal beschikbaar is. De beroepsgronden slagen niet.
10. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. van Gestel, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
8 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:583)
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
02 juni 2020
Documentcode: DSR11759241
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.