ECLI:NL:RBDHA:2020:4398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
C/09/586146 / FA RK 19-9809
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale verhuizing en vervangende toestemming in co-ouderschap situatie van expats

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 mei 2020, wordt de vraag behandeld of de moeder, die samen met de vader co-ouderschap uitoefent, toestemming kan krijgen om met hun minderjarige kinderen te verhuizen van Nederland naar België. De moeder heeft een verzoek ingediend op basis van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, waarin zij vraagt om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen en om vervangende toestemming voor de verhuizing en inschrijving van de kinderen op een school in België. De vader verzet zich tegen de verhuizing en heeft zelfstandig verzoeken ingediend om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te laten vaststellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de kinderen momenteel bij de vader wonen. De moeder heeft echter voldoende onderbouwd dat de verhuizing naar België noodzakelijk is voor haar werk bij de Europese Commissie en dat zij de hoofdverzorger van de kinderen is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de verhuizing op de kinderen en de vader, maar oordeelt dat de belangen van de moeder en de kinderen zwaarder wegen dan die van de vader. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder toe en verleent haar de gevraagde toestemming om met de kinderen naar België te verhuizen, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder wordt vastgesteld. Tevens wordt de vader verplicht om mee te werken aan de inschrijving van de kinderen op een school in België.

De rechtbank heeft ook de zorgregeling aangepast, waarbij de kinderen om de week bij de vader zullen zijn en er afspraken zijn gemaakt voor contactmomenten via videobellen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de moeder de verhuizing kan voorbereiden voor de zomervakantie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-9809
Zaaknummer: C/09/586146
Datum beschikking: 1 mei 2020 (bij vervroeging)
Gezagsuitoefening
Beschikkingop het op 23 december 2019 ingekomen verzoek van:
[X]
de moeder,
wonende te [woonplaats 1]
advocaat: mr. E.J. Lievense te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[Y] ,
de vader,
wonende te [woonplaats 2]
advocaat: mr. S.A. Ray te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft, voor zover voor de inhoudelijke beoordeling van belang, kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen 1 tot en met 16;
- de brief van de zijde van de vader van 10 maart 2020 met als bijlage een scrapbook;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift van de vader met bijlagen 1 tot en met 23;
- de brief van de moeder van 12 maart 2020 met bijlagen 17 tot en met 30 met een korte toelichting.
1.2.
Op 13 maart 2020 was een mondelinge behandeling bepaald. Toen was net de door het virus COVID-19 veroorzaakte Coronacrisis uitgebroken. Ter zitting zijn verschenen: de moeder, bijgestaan door mrs. C.C. van Bodegom en M.E.R. van Herpen, kantoorgenoten van mr. E.J. Lievense en een tolk en de advocaat van de vader. De vader was wegens ziekte verhinderd te komen. Hierop is de zaak ter zitting van deze rechtbank aangehouden. De zaak is verder niet inhoudelijk besproken. Afgesproken is de zaak zo spoedig mogelijk ter zitting voort te zetten.
1.3.
Hierna is landelijk besloten dat de rechtbanken voor alle publiek worden gesloten en dat alleen nog spoedeisende zaken worden behandeld via videobellen. Omdat ook de rechter verkouden is en regeringsmaatregelen nu voorschrijven dat iedereen die verkouden is thuis moet blijven, heeft de rechtbank, in lijn met de gedachte in de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. Corona en de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid (Stb. 2020, 126) besloten een videozitting te houden vanuit huis. De advocaten hebben hiermee ingestemd.
1.4.
Hierna zijn bij de rechtbank ingekomen, voor zover voor de inhoudelijke beoordeling van belang, de navolgende stukken:
- de brief van de moeder van 22 april 2020 met opnieuw productie 20 en aanvullende producties 31 tot en met 33;
- de brief van de vader van 23 april 2020 met producties 24 en 25 (waaronder een tweede scrapbook).
1.5.
Op 24 april 2020 heeft de rechtbank een videozitting gehouden door middel van Skype for business. Hierbij zijn verschenen: enerzijds de moeder met haar advocaat en mevrouw [tolk 1] als tolk in de Engelse taal en anderzijds de vader, zijn advocaat en mevrouw [tolk 2] als tolk in de Engelse taal. De zitting is gehouden aan de hand van een tevoren, in samenspraak met de advocaten, vastgestelde agenda. Van beide zijden zijn pleitnotities overgelegd.
1.6.
In verband met de nog zeer jeugdige leeftijd van de kinderen en gelet op het bepaalde in artikel 809 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn de kinderen niet door de rechtbank gehoord.

2.Kern van de zaak

2.1.
Deze uitspraak gaat in de kern over de vraag of de moeder, in een situatie waarin de, nog met elkaar gehuwde, ouders gezamenlijk gezag en co-ouderschap hebben en de hoofdverblijfplaats/administratieve verblijfplaats van de kinderen bij de vader is bepaald, met de kinderen vanuit [plaatsnaam 8] naar [plaatsnaam 5] , België (hierna: [plaatsnaam 5] ) mag verhuizen.

3.Feiten

De volgende feiten zijn van belang.
3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2012 te [huwelijksplaats] , Spanje.
3.2.
Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats 1] , België, hierna [minderjarige 1] , thans 6 jaar oud en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , Spanje, hierna
[minderjarige 2] , thans (op één dag na) 5 jaar oud.
3.3.
Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
3.4.
De vader heeft de Spaanse en Roemeense nationaliteit en de moeder heeft de
Roemeense nationaliteit.
3.5.
Partijen zijn zogeheten expats. De moeder is geboren in Roemenië en de vader in Spanje.
3.6.
De moeder werkt voor de Europese Commissie in [plaatsnaam 5] . Zij is daar sinds 2011 werkzaam als advocaat, gespecialiseerd in EU-recht en digital finance bij het Directoraat-Generaal Financiële Stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarkten. Ze heeft die baan gewonnen door middel van een competitie. Zij heeft in de periode tot augustus 2017 full time gewerkt. Daarna heeft zij een periode 60% gewerkt en vervolgens 70% gewerkt, zodat zij slechts twee nachten per week in [plaatsnaam 5] hoefde te zijn. Op dit moment werkt zij 80% waarvan een gedeelte vanuit haar appartement in [plaatsnaam 8] .
3.7.
De vader is sinds maart 2017 opnieuw werkzaam voor het Europees Octrooibureau, gevestigd te [plaatsnaam 9] , waar hij eerder ook al (tussen 2009 en februari 2016) werkzaam was. Hij heeft een full time baan als octrooi-onderzoeker en als product manager voor verschillende IT-producten.
3.8.
Partijen hebben tijdens hun relatie onafhankelijk van elkaar en ook wel met elkaar op diverse plaatsen in het buitenland gewoond. De volgende tijdlijn is daarbij van belang:
- In 2003-2004 verbleven partijen op [naam eiland] , Spanje, in het kader van hun studie. Zij woonden toen niet samen.
- In 2004-2005 woonde de moeder op [naam eiland] en in [plaatsnaam 1] , Roemenië, in het kader van haar studie. De vader woonde en werkte toen in [plaatsnaam 2] , Spanje.
- In 2005-2006 woonden partijen samen in [plaatsnaam 2] , Spanje, gedurende drie maanden. De moeder bleef toen in [plaatsnaam 2] en de vader vertrok naar [plaatsnaam 3] Verenigde Staten van Amerika, om daar te wonen en te werken.
- In 2006-2007 woonde de moeder op [naam eiland] en in [plaatsnaam 1] , Roemenië, in het kader van haar studie. De vader woonde en werkte toen in [plaatsnaam 4] , Spanje.
- In 2007-2008 woonde en werkte de moeder in [plaatsnaam 2] en de vader in [plaatsnaam 4] .
- In 2008-2009 werkte de moeder als trainee in bij de Europese Commissie in [plaatsnaam 5] , België en de vader in [plaatsnaam 6] , Spanje.
- In 2009-2010 verbleef de moeder in [plaatsnaam 7] , België, voor haar studie en woonde de vader in [plaatsnaam 8] en werkte hij voor het Europees Octrooibureau (EOB) in [plaatsnaam 9] .
- In 2010-2013 woonde de moeder in [plaatsnaam 5] en werkte zij daar bij de Europese Commissie in [plaatsnaam 5] . De vader woonde in deze periode in [plaatsnaam 8] en werkte voor het EOB.
- Van september 2013 tot 2016 woonden partijen samen in [plaatsnaam 8] . Zij hebben toen hun koopappartement in [plaatsnaam 8] verkocht.
- In 2016-2017 woonden partijen samen in [plaatsnaam 5] in een tijdelijk gehuurd appartement. De vader heeft in februari 2016 ontslag genomen bij het EOB om een eigen bedrijf op te zetten. Hij wilde dit bedrijf uiteindelijk niet verder voortzetten en is in februari 2017 bij het EOB teruggekeerd. De vader is toen in [plaatsnaam 8] gaan wonen. De moeder en de kinderen zijn in augustus 2017 bij de vader in [plaatsnaam 8] gaan wonen. Partijen hebben daar samen gezamenlijk een woning gekocht aan de [adres] (hierna de echtelijke woning).
3.9.
In elk geval in september 2018 hebben partijen besloten uit elkaar te gaan. Zij zijn toen wel samen in de echtelijke woning blijven wonen. De moeder en de vader hebben een mediationtraject gevolgd. Zij hebben vervolgens op 28 april 2019 respectievelijk op 14 mei 2019 overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:247a BW een ouderschapsplan ondertekend. Hierin zijn zij onder meer het volgende overeengekomen:

Article 2. Principal Residence/Moving/Passport
2.1
The administrative residence of the children shall be with the Father, therefore the children shall be registered in the Municipal Personal Records Database at his address. Where the Father changes his address to a different city than [woonplaats X en Y] , the administrative residence shall be with the Mother.
2.2
The parents shall consult with each other beforehand in the event of an intended move. The move shall require the consent of the other parent, which consent may be substituted by a decision of the District Court. The same also applies for a new move if a previous move has been approved by the other parent or permitted by the District Court.
2.3
The passports of the children shall be kept by both parents. Parents shall provide without undue delay all necessary approvals for visas in case the children travel abroad, unless such travel is foreseen to a dangerous country.
Article 3. Care and upbringing
3.1
The parents agreed on a co-parenting arrangement, in which the children stay with the Mother 50% of the time and with the Father 50% of the time. The change will be on Wednesday.
If required in specific, compelling circumstances, the division of the care and upbringing tasks may be adjusted in the future.
3.2
The holidays will be split on a 50/50 basis as well. Every year in August the parents will make the schedule fort he next year.
All holidays and the birthdays of the children shall be shared between Mother and Father as described below:
- Mother’s Day (according tot he Dutch calendar): Mother;
- Father’s Day (according to the Dutch calendar): Father;
- Easter: Mother on even years, Father on odd years (starting from 2020).
- Christmas Eve and Christmas Day (first week of the December holidays): Mother on odd years, Father on even
years;
- New Year’s Eve and the second week of the December holidays: the other parent than the one in charge during
the first week of the December holidays;
- Children’s Birtdays and parties: both parents
- Other religious, civil and family celebrated special occasions: to be decided amongst the parents.
- Parenting time on holidays and birthdays which are not checked and described shall be according to the routine
schedule set forth above.
School vacations shall be divided a follows:
- October (1 week): Father on odd years, Mother on even years;
- December (2 weeks): the holiday will be split in one week with each parent as outlined above;
- February (1 week): Mother on odd years, Father on even years;
- May (2 weeks): the holidays will be split in one week with each parent, first week with the Father in even years, second week with the Father in odd years (starting in 2020);
- Summer vacations (6 weeks): equally split between the parents, with Father spending the first three weeks in even years, and Mother the last three weeks in even years. However, for 2019, the Father will spend the first three weeks with the children (from 22 July until 11 August) and the Mother, the last three weeks (from 12 August untill 1 Sept).
For school vacations of more than one week, the change will be done on Sunday morning at 9h30. The parent in charge will drop off the children at the other parent’s home.(...)
Article 4 Information and Consultation
4.1
The parents shall inform each other about important matters concerning the person and assets of the children and shall consult with each other on such matters.
School choice
4.2
The parents shall jointly choose a (type of) school. The parents shall involve the children in this choice, depending on their age and circumstances. [minderjarige 1] will continue attending [naam school] . [minderjarige 2] will attend from September 2019. (…)
Article 8. Evaluation/Disputes
8.1
The parents shall evaluate this Parenting Plan each year and amend it where necessary. If they have differences of opinion about the implementation of the Parenting Plan or the manner of fulfilment of the care and upbringing tasks, they shall turn to a mediator or child psychologist in order to resolve the points of dispute that have arisen.
If, after consultation of the mediator/child psychologist, the parties are unable to mutually agree on an appropriate arrangement, either of the parties may submit the points of dispute that have arisen to the competent court. (…)”
3.10.
Tot juni 2019 hebben partijen samen in de echtelijke woning gewoond. Toen is de
moeder verhuisd naar een eigen huurappartement in [plaatsnaam 8] . Zij verblijft de ene week in [plaatsnaam 8] en de andere week in [plaatsnaam 5] .
3.11.
Op 23 december 2019 heeft de moeder het onderhavige verzoek ex art. 1:253a BW
ingediend. Op 12 maart 2020 heeft de vader het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift ingediend.
3.12.
Op 10 januari 2020 heeft de vader een verzoek tot echtscheiding bij deze rechtbank
ingediend. Het verzoekschrift is op 22 januari 2020 aan de moeder betekend. De
verweertermijn loopt tot 29 april 2020. De moeder heeft inmiddels, in verband met de
onderhavige procedure, uitstel van de verweertermijn verzocht.
3.13.
De moeder heeft sinds augustus 2019 een nieuwe partner die woonachtig is in [plaatsnaam 10] , België.
3.14.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] volgen bij de [naam Vereniging] Engelstalig onderwijs. Sinds het gezin in [plaatsnaam 8] woont, is er een Spaans sprekende nanny.
3.15.
Tot op heden hebben partijen de in het ouderschapsplan neergelegde afspraken uitgevoerd.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij haar vast te stellen;
- aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing van [minderjarige 1] en
[minderjarige 2] met haar naar [plaatsnaam 5] althans te bepalen dat de vader zijn
toestemming dient te verlenen;
- aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen
op één van de vijf Europese scholen in [plaatsnaam 5] , althans te bepalen dat de vader zijn
toestemming dient te verlenen;
- te bepalen dat de vader binnen twee dagen na haar verzoek hiertoe mee dient te
werken aan de inschrijving van de kinderen op haar toekomstige woonadres in
[plaatsnaam 5] in de betreffende gemeentelijke basisadministratie en te bepalen dat bij
gebreke aan een tijdige medewerking van de vader aan de betreffende inschrijving
de in deze te wijzen beschikking in de plaats treedt van zijn medewerking;
- de in het ouderschapsplan van 14 mei 2019 vastgelegde zorgregeling te wijzigen, in
een nader door haar in het geding te brengen regeling,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
4.2.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft hij zelfstandig verzocht:
- de moeder te verbieden met de kinderen naar een plaats buiten [plaatsnaam 8] te
verhuizen;
- primair: te bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking;
- subsidiair: bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben en dat de zorg
over de kinderen overeenkomstig het ouderschapsplan 50/50 wordt verdeeld;
- meer subsidiair: dat hij minstens 50% van de zorg uitoefent en dat de zorgregeling
met de moeder wordt aangepast aan wat voor haar mogelijk is, met uitvoerbaar bij
voorraad verklaring,
- te bepalen dat de beslissing van de rechtbank op de verzoeken van de moeder inzake
het verhuizen, de school en de inschrijving in de gemeentelijke administratie niet
uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige kinderen in Nederland is, is de
Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken van de
ouders met betrekking tot de ouderlijke verantwoordelijkheid.
Wettelijk kader
5.2.
Artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat in
geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders op verzoek van
beiden of één van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd.
Vergelijk tussen de ouders?
5.3.
De verzoeken van partijen staan haaks op elkaar. De rechtbank heeft ter zitting een vergelijk tussen partijen beproefd en gevraagd of partijen nog openstaan voor mediation. De moeder heeft ter zitting medegedeeld dat partijen over de verhuizing naar België een beslissing van de rechtbank nodig hebben omdat zij er niet in slagen hier overeenstemming over te bereiken. De vader heeft verklaard open te staan voor mediation, maar dat dit wel moet leiden tot oplossingen. Nu het voor mediation noodzakelijk is dat beide partijen daaraan willen medewerken, die medewerking bovendien onvoorwaardelijk moet zijn en partijen al eerder in mediation zijn geweest, zal de rechtbank een beslissing nemen.
Moeder ontvankelijk?
5.4.
De vader heeft betoogd dat de moeder in dit verzoek niet-ontvankelijkheid moet worden verklaard omdat er een echtscheidingsprocedure loopt en deze kwestie in die procedure moet worden beslist. Ook kan de moeder in die procedure om een voorlopige voorziening op de voet van art. 821 Rv vragen. De moeder heeft zich hiertegen verzet.
5.5.
De rechtbank verwerpt het verweer van de vader. De onderhavige procedure is de bij uitstek aangewezen procedure in gezagsgeschillen, waarin op korte termijn een beslissing kan worden gegeven. In de echtscheidingsprocedure kan nog gedurende geruime tijd geen beslissing worden verwacht, reeds omdat de mondelinge behandeling nog moet plaatsvinden. Van de moeder kan ook niet worden gevergd om, hangende de echtscheidingsprocedure, een voorlopige voorziening ex art. 821 Rv. te vragen. Het in deze procedure verzochte valt niet onder de in art. 821 Rv. opgenomen limitatieve opsomming. Ook op de voet van artikel 223 Rv kunnen voorzieningen voor de duur van de bodemprocedure worden gegeven, maar het is in dit geval niet de bedoeling dat een tijdelijke maatregel wordt getroffen. Met deze beschikking in de hand kunnen partijen hun standpunten in de echtscheidingsprocedure innemen, bijvoorbeeld over de kinderalimentatie. De rechtbank kan in de echtscheidingsprocedure rekening houden met deze beschikking. Daarmee is het risico op tegenstrijdige uitspraken voldoende afgewend [1] .
Verdere beoordeling - vooropstelling
5.6.
De situatie van partijen is bijzonder en niet te vergelijken met een gewone situatie waarin partijen co-ouderschap hebben. Genoegzaam gebleken is dat beide partijen hoogopgeleid zijn en dat zij beiden een (goede) baan met dito salaris en emolumenten hebben en deze ook graag willen behouden. De moeder werkt sinds 2011 bij de Europese Commissie in [plaatsnaam 5] . De vader werkt (met een tussenpoos van een jaar) sinds 2009 bij het EOB in [plaatsnaam 9] . Gesteld noch gebleken is dat de moeder haar werkzaamheden voor de Europese Commissie volledig vanuit Nederland kan vervullen. Sterker nog, zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich steeds moet plooien omdat haar werkgever verwacht dat zij in [plaatsnaam 5] beschikbaar is voor haar werk. Van algemene bekendheid is dat de afstand [plaatsnaam 5] - [plaatsnaam 8] 178 kilometer is. Een dergelijke afstand is niet eenvoudig op dagelijkse basis of om de paar dagen te overbruggen, zeker niet indien men daarnaast jonge kinderen moet opvoeden, zijn werkzaamheden naar behoren moet blijven verrichten en men dit ook nog jarenlang moet volhouden. Uit de hiervoor vastgestelde tijdlijn volgt onmiskenbaar dat partijen met elkaar zijn getrouwd en een gezin hebben gesticht terwijl zij niet beschikten over een ‘nest’ van waaruit zij op comfortabele wijze konden samenwonen met hun gezin en zij allebei eenvoudig hun bestaande, werkzame leven konden voortzetten. Hiermee hebben zij samen een probleem gecreëerd. De onderhavige procedure is hier een uitvloeisel van.
Wijziging hoofdverblijf
5.7.
Vaststaat dat partijen mediation hebben gevolgd en dat zij in hun ouderschapsplan zijn overeengekomen dat de principal residence/administrative residence van de kinderen bij de vader zal zijn. De moeder heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. De vader heeft zich hiertegen verzet.
5.8.
Slechts iets meer dan zeven maanden nadat de moeder het ouderschapsplan had ondertekend, heeft zij het onderhavige verzoek ingediend. Hoewel deze termijn kort te noemen is, staat dat er niet aan in de weg dat de rechtbank hierover nu een beslissing neemt. Immers, genoegzaam is gebleken dat, anders dan de vader stelt, sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds partijen het ouderschapsplan hebben ondertekend. Immers, de moeder woonde ten tijde van het sluiten van het ouderschapsplan nog samen met de vader in de echtelijke woning en zij is pas geruime tijd daarna naar een eigen huurappartement in [plaatsnaam 8] verhuisd. Daarbij komt dat zij heeft gesteld dat zij het ouderschapsplan heeft uitgevoerd, maar dat dit voor haar niet werkt, dat dit haar emotioneel en financieel uitput en dat haar gezondheid en haar carrière hierdoor worden bedreigd. De rechtbank zal haar dus in dit verzoek ontvangen.
5.9.
De moeder heeft onweersproken gesteld dat partijen de principal residence/ administrative residence bij de vader hebben bepaald omdat hij op die manier allowances van het EOB voor de kosten van de kinderen ontvangt. Tevens heeft zij onweersproken gesteld dat zij de primaire verzorger van de kinderen is, dat zij dit altijd is geweest en dat zij dat steeds heeft gecombineerd met haar werkzaamheden voor de Europese Commissie. Ook uit de feitelijke gang van zaken kan dit worden afgeleid, nu de moeder parttime (thans 80%) werkt en de vader fulltime. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de moeder onweersproken heeft gesteld dat zij een periode 60% en vervolgens 70% is gaan werken om zo min mogelijk naar [plaatsnaam 5] te hoeven reizen, maar dat zij inmiddels 80% is gaan werken omdat zij de taken van haar baan niet binnen de tijd afkreeg en bovendien, in verband de echtscheiding, van haar wordt verwacht dat zij in haar eigen levensonderhoud voorziet. De vader heeft ter zitting bevestigd dat de moeder een goede moeder is. Gesteld noch gebleken is dat dat de moeder, als de kinderen hun hoofdverblijf bij haar hebben, het contact tussen de vader en de kinderen zal blokkeren. De moeder heeft op haar beurt niet betoogd dat de vader een slechte vader is. Wel heeft zij zich (met voorbeelden en met stukken onderbouwd) afgevraagd of de vader in staat is langdurig en zelfstandig de zorg voor de kinderen te dragen en daarbij het contact met haar te blijven bevorderen. Bij deze stand van zaken is het in lijn met de werkelijkheid en in het belang van de kinderen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder wordt bepaald. Het ouderschapsplan kan dus op dit punt niet in stand blijven. Het verzoek van de moeder zal worden toegewezen.
Vervangende toestemming verhuizing naar [plaatsnaam 5]
5.10.
In art. 1:253a BW is bepaald dat de rechtbank op dit verzoek een zodanige beslissing neemt als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie [2] volgt dat het belang van het kind niet altijd zwaarder weegt dan andere belangen. De rechtbank zal bij haar beslissing alle omstandigheden van het geval in acht moeten nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten belangenafweging. Verder mag de rechtbank bij haar beslissing ook omstandigheden betrekken die zich niet of moeilijk laten verifiëren.
5.11.
Ingevolge vaste rechtspraak kunnen in een geschil als het onderhavige de
navolgende omstandigheden en belangen een rol spelen en dienen zij vervolgens te worden
meegewogen:
- het recht en het belang van de verhuizende ouder om te verhuizen en in vrijheid zijn/haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin partijen in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de zorgcontacten na de verhuizing.
De rechtbank zal deze omstandigheden en belangen in haar overwegingen verweven.
5.12.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn nog jonge kinderen die, in hun korte leven, in verschillende landen hebben gewoond. Beiden zijn niet in Nederland geboren. Zij zijn opgevoed binnen een expatgezin, in een internationale setting. Zij wonen sinds augustus 2017 in [plaatsnaam 8] , gaan daar naar een Engelstalige school en hebben een Spaans sprekende nanny. Vaststaat dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in [plaatsnaam 8] vriendjes en vriendinnetjes hebben. Zij hebben daar ook zwemles. Tot op zekere hoogte zijn zij daarmee binnen de internationale context van [plaatsnaam 8] geworteld, zoals de vader heeft aangevoerd. Dit staat naar het oordeel van de rechtbank aan een eventuele verhuizing naar [plaatsnaam 5] niet in de weg. De kinderen zijn immers nog op een zodanige leeftijd dat zij zeer flexibel zijn en gemakkelijk zullen kunnen integreren in een nieuwe omgeving. Daar komt bij dat de kinderen al eerder met hun ouders in [plaatsnaam 5] hebben gewoond en ook [plaatsnaam 5] bij uitstek een internationale omgeving vormt, onder meer door alle uit de verschillende lidstaten van de Europese Unie afkomstige medewerkers. De moeder heeft onweersproken gesteld dat [minderjarige 1] nog herinneringen heeft aan de tijd dat hij eerder in [plaatsnaam 5] woonde. De kinderen zullen in [plaatsnaam 5] , net als nu, naar een internationale school kunnen gaan.
5.13.
Voldoende aannemelijk is geworden dat de moeder zich in het verleden genoodzaakt heeft gevoeld om ten behoeve van de vader en de kinderen grote concessies te doen. Immers, zij wilde in [plaatsnaam 5] blijven werken maar is toch in augustus 2017 met de kinderen de vader gevolgd naar [plaatsnaam 8] , omdat zij het gezin op de eerste plaats wilde zetten. Zij heeft ter verklaring aangevoerd dat zij zelf uit een gebroken gezin komt. Het huwelijk van partijen is helaas geen succes geworden. Vervolgens is de moeder in mei 2019 een co-ouderschapsregeling met de vader overeengekomen, uit te voeren in [plaatsnaam 8] . Ter zitting heeft zij daarover verklaard dat het een poging van haar was om de mediation en de echtscheiding af te ronden. Ze wilde dat de kinderen zich konden aanpassen aan de echtscheidingssituatie. Ze heeft geworsteld om de veranderingen geleidelijk te laten plaatsvinden. De kinderen waren bekend met [plaatsnaam 8] en de school was bekend. Bovendien stond er in het ouderschapsplan dat het jaarlijks geëvalueerd zou worden en dat was voor haar belangrijk. De vader heeft hierover ter zitting slechts verklaard dat het negen maanden heeft geduurd voordat partijen een plan hadden waar de moeder blij mee was en dat het ouderschapsplan bewust is getekend op instignatie van de moeder. Aan de vader kan worden toegegeven dat in het algemeen van partijen trouw aan het gegeven woord kan worden verlangd. Echter, de rechtbank moet oordelen binnen het hiervoor vermelde toetsingskader en met haar verklaring ter zitting heeft de moeder voldoende toegelicht waarom zij het ouderschapsplan heeft ondertekend. Daarbij komt dat, mede gelet op rov. 5.6 en op de omstandigheid dat partijen een jaarlijkse evaluatie zijn overeengekomen, de vader er van de aanvang af ernstig rekening mee heeft moeten houden dat het ouderschapsplan, met daarin een co-ouderschap uit te voeren in [plaatsnaam 8] , niet voor langere tijd houdbaar zou zijn. Het resultaat van de mediation is voor de kinderen in zoverre voordelig dat ze zo min mogelijk uit hun vertrouwde omgeving worden gehaald. Maar daarmee is het probleem dat partijen hebben doen ontstaan niet opgelost. Het ouderschapsplan is voor de moeder erg nadelig terwijl het de vader louter voordelen biedt. De moeder heeft het centrum van haar leven in België. Zij heeft daar haar baan en sinds augustus 2019 een nieuwe partner, en zij moet haar [plaatsnaam 5] leven weten te combineren met de zorg voor de kinderen in [plaatsnaam 8] , terwijl de vader het centrum van zijn leven in [plaatsnaam 8] heeft, in de echtelijke woning blijft wonen en in [plaatsnaam 9] werkt.
5.14.
De moeder is de hoofdopvoeder van de kinderen en zij moet nu naar behoren in staat worden gesteld die opvoeding ter hand te nemen. De kinderen zijn nog jong en met hun opvoeding is veel tijd gemoeid. Voldoende aannemelijk is dat de moeder dat in de huidige setting onvoldoende kan. Leven in twee werelden met al het heen en weer gereis en alle verdere consequenties houdt men immers maar in zeer beperkte mate vol. De noodzaak voor de verhuizing is dus voldoende gebleken. De stelling van de moeder dat zij in feite al vanaf augustus 2017 heeft geprobeerd in twee werelden te leven is onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het betoog van de vader dat de moeder ‘ineens van gedachten is veranderd’ volgt de rechtbank dus niet. Uit de door de vader overlegde productie 14 kan niet worden afgeleid dat de moeder de combinatie van haar wereld in [plaatsnaam 5] en die van de zorg voor de kinderen in [plaatsnaam 8] ideaal vindt. De moeder heeft dit betwist en daarbij komt dat het daar aangehaalde e-mailbericht is verzonden een paar maanden na augustus 2017 toen de moeder net begonnen was met het heen en weer reizen. Van de moeder kan niet worden verlangd dat zij een andere baan aanvaardt in de regio [plaatsnaam 8] . Genoegzaam gebleken is dat zij sinds 2011 gespecialiseerd werk verricht bij de Europese Commissie en dat die baan voor haar belangrijk is. Zij heeft daarbij - niet dan wel onvoldoende weersproken door de vader -gesteld dat, gelet op haar expertise, niet kan worden verwacht dat zij een vergelijkbare baan in de regio [plaatsnaam 8] zal vinden. Bovendien heeft de moeder onweersproken naar voren gebracht dat zij in haar eigen levensonderhoud zal moeten blijven voorzien na de echtscheiding. Tot slot heeft de moeder onweersproken gesteld dat zij 80% werkt en dat zij, eenmaal in [plaatsnaam 5] woonachtig, anders dan de vader, geen nanny nodig zal hebben. Zij zal al haar vrije tijd met de kinderen kunnen doorbrengen. Zij heeft ook onweersproken gesteld dat zij zal er voor zorgen dat de kinderen daar hun favoriete hobby (zwemmen) kunnen uitoefenen.
5.15.
Het is in het belang van de kinderen en van de moeder dat de moeder toestemming krijgt met hen naar [plaatsnaam 5] te verhuizen. De moeder zal daar optimaal in staat zijn haar taak als hoofdopvoeder van de kinderen waar te maken en de kinderen zullen niet deels opgevoed behoeven te worden door een nanny. Gesteld noch gebleken is dat dat de moeder het contact tussen de vader en de kinderen, eenmaal in [plaatsnaam 5] woonachtig, zal blokkeren. Weliswaar is de communicatie tussen partijen niet optimaal, maar van beide partijen mag worden verwacht dat zij zich voor de verbetering daarvan zullen inzetten. Nu de rechtbank voor hen de knoop over de verhuizing heeft doorgehakt, hoeven zij daarover ook geen strijd meer te leveren. Onontkoombaar is dat de kinderen door de verhuizing veel minder contact zullen kunnen hebben met hun vader en dat is beslist niet in hun belang. Helaas is dit de pijnlijke consequentie van de door partijen samen gecreëerde situatie. Van de moeder kan niet worden gevergd haar leven in twee werelden voort te zetten. Met de opvoeding van de kinderen tot hun volwassenheid zijn immers nog vele jaren gemoeid.
5.16.
De moeder heeft, tegenover de betwisting door de vader, voldoende onderbouwd dat de verhuizing goed is voorbereid. Zij is sinds 2011 bekend in [plaatsnaam 5] , zij heeft daar vrienden die haar met van alles kunnen helpen, zij weet dat ze daar eenvoudig een appartement kan huren, zij heeft daarvan ook diverse voorbeelden gegeven, en zij heeft betoogd dat zij de internationale school zal kiezen die het dichtst bij dat appartement is gelegen. De moeder heeft verder onweersproken gesteld dat zij de kinderen niet nu al op een school heeft kunnen inschrijven omdat zij daar de (nog ontbrekende) toestemming van de vader voor nodig had. Ook heeft ze genoegzaam onderbouwd over een achtervangsysteem in [plaatsnaam 5] te kunnen beschikken voor het geval ze onverhoopt opvang voor de kinderen nodig heeft.
5.17.
De moeder heeft aangeboden het co-ouderschap voort te zetten maar dan met [plaatsnaam 5] als basis voor haar en de kinderen. Zij heeft aangevoerd dat de vader flexibeler is bij zijn werkgever dan hij doet voorkomen en dat hij voldoende middelen heeft om een appartement in [plaatsnaam 5] te huren en daar te gaan wonen om zo het co-ouderschap uit te blijven voeren. De vader heeft deze stellingen van de moeder bestreden. De rechtbank ziet in deze route geen heil. Weliswaar staat tussen partijen vast dat de vader zonder de toelage voor de kinderen en de nanny omstreeks € 2.000,-- netto per maand meer verdient dan de moeder en dat hij daarmee de huur van een appartement in [plaatsnaam 5] zou kunnen bekostigen, maar een door partijen in [plaatsnaam 5] uit te voeren co-ouderschap zal betekenen dat de vader zal moeten gaan leven in twee werelden. Nu dit niet van de moeder mag worden gevergd, kan dit evenmin van de vader worden verlangd. Uit dit betoog volgt echter wel, zo is namens de moeder ter zitting bevestigd, dat de moeder een royale zorgregeling tussen de vader en de kinderen voorstaat. Een uitgebreide regeling is, gezien het huidige co-ouderschap, in beginsel ook op haar plaats. Hierna komt de rechtbank daarover verder te spreken.
5.18.
De verhuizing van de moeder met de kinderen naar [plaatsnaam 5] betekent zonder meer een grote aderlating voor de vader. Hij zal de kinderen niet meer op dezelfde manier kunnen opvoeden als hij nu doet en hij zal veel minder tijd met hen kunnen doorbrengen. Dit is erg pijnlijk, ook omdat hij nu overeenkomstig het ouderschapsplan de kinderen om de week een week bij zich heeft. Daarbij komt dat, alhoewel de moeder bij het zelfstandig functioneren van de vader als opvoeder diverse vraagtekens heeft gesteld, genoegzaam is gebleken dat hij een zeer betrokken vader is. De twee door de vader ingediende scrapbooks met foto’s van het gezin (met de hond) bevestigen het beeld van een vader die er plezier in heeft dingen met zijn kinderen te ondernemen. Dit beeld volgt ook uit de door de vader overgelegde verklaringen. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen hetgeen de vader ter zitting heeft verklaard over de dagelijkse gang van zaken. Hij heeft verklaard dat hij de kinderen, als ze bij hem zijn, met assistentie van de nanny, aankleedt, en dat hij ze zelf naar school brengt. Als de kinderen om 15.00 uur uit school komen is de nanny aanwezig is. De vader komt ’s middags rond 16.30 thuis en hij is vanaf dat moment beschikbaar voor de kinderen terwijl de nanny de avondmaaltijd kookt. De nanny gaat daarna naar haar eigen huis en de vader brengt de kinderen naar bed en leest ze voor. Verder laat de vader weten dat hij graag in het weekend met de kinderen sport en muziek met/voor hen maakt. De nu te nemen beslissing is echter onvermijdelijk.
5.19.
De verhuizing van de kinderen naar België zal, anders dan namens de vader is betoogd, niets afdoen aan het gezag dat hij heeft. Weliswaar wordt op het gezag over de minderjarige kinderen dan Belgisch recht van toepassing, maar het gezag dat de vader nu al heeft, moet in België worden gerespecteerd. Dit volgt uit artikel 35 paragraaf 1 van de Wet houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht van 16 juli 2004. Bovendien hebben ook naar Belgisch recht ouders die samenleven van rechtswege het gezag over hun kinderen en blijft dat gezag, na het uiteengaan, in stand (zie art. 374 Burgerlijk Wetboek van België). [3]
5.20.
Evenmin behoeft er rekening mee te worden gehouden dat de vader, zoals namens hem is betoogd, België niet zal kunnen inreizen in verband met de omgang met zijn kinderen gedurende de huidige Coronacrisis. Allereerst geldt dat de gewijzigde zorgregeling pas ingaat op het moment dat de kinderen in [plaatsnaam 5] wonen. Zij gaan in de zomervakantie verhuizen. Onbekend is of dan nog sprake zal zijn van een Coronacrisis en van eventuele grensmaatregelen. Bovendien zal bij de, hierna vast te leggen, zorgregeling ervan worden uitgegaan dat de overdracht van de kinderen bij/in Breda zal plaatsvinden. De vader hoeft dus België niet in te reizen. De moeder zal mogelijkerwijs wel met grenscontroles te maken krijgen, maar van algemene bekendheid is dat reizen ten behoeve van de zorg voor een eigen kind als essentieel worden beschouwd. De zorgregeling zal dus kunnen worden uitgevoerd.
5.21.
Dit betekent dat, alles afwegende, de belangen van de moeder en de kinderen bij verhuizing zwaarder wegen dan het belang van de vader bij handhaving van de status quo. Het verzoek van de moeder om te mogen verhuizen zal dus worden toegewezen.
Aanmelding bij internationale school en inschrijving bij de gemeente
5.22.
Nu het verzoek om vervangende toestemming om te verhuizen wordt toegewezen,
zullen ook deze verzoeken worden toegewezen. De kinderen moeten immers in [plaatsnaam 5] naar school gaan en een internationale school ligt in hun geval voor de hand. De moeder heeft ter zitting betoogd dat er diverse afdelingen zijn op de internationale scholen, een Spaanse, een Roemeense en een Engelse. De rechtbank acht het van belang dat de kinderen hun opleiding in het Engels voortzetten opdat zij geen dan wel zo min mogelijk achterstand zullen oplopen. De moeder heeft aangevoerd de kinderen te willen inschrijven op de internationale school die het dichtst bij een nog door haar te huren appartement is gelegen. Dit komt de rechtbank logisch voor. Tevens moeten de kinderen dan in de gemeentelijke administratie van [plaatsnaam 5] worden ingeschreven. Als de kinderen bij de moeder ingeschreven staan, zal zij ook een toelage voor hen kunnen ontvangen van haar werkgever de Europese Commissie, net zoals de vader die nu van zijn werkgever ontvangt.
Wijziging verdeling zorg- en opvoedingstaken
5.23.
De in het ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling is in de nieuwe situatie niet langer passend en moet dus worden gewijzigd. Nu deze regeling na mediation tussen partijen tot stand gekomen is, zal de rechtbank daarbij zoveel mogelijk aanhaken. Zoals eerder overwogen, is vaststelling van een royale zorgregeling tussen de vader en de kinderen in beginsel aangewezen. Gesteld noch gebleken is evenwel dat de vader van plan is een pied-à-terre in [plaatsnaam 5] te huren en de omgang in [plaatsnaam 5] te doen plaatsvinden. De kinderen zijn verder nog veel te jong om zelfstandig de afstand [plaatsnaam 8] - [plaatsnaam 5] te overbruggen. Dat betekent dat niet alleen de kinderen maar ook de ouders voor de omgang tussen [plaatsnaam 8] en [plaatsnaam 5] zullen moeten reizen. Bovendien kan er, gezien voormelde afstand tussen [plaatsnaam 8] en [plaatsnaam 5] en gezien de regelmatig voorkomende files op de weg redelijkerwijs vanuit worden gegaan dat met een
enkele reistussen een woning van de moeder in [plaatsnaam 5] en de woning van de vader in [plaatsnaam 8]
minimaal 2 uuris gemoeid (en mogelijk veel meer). Tegen die achtergrond en ook gezien de hierna vast te stellen regeling voor de feestdagen en de vakanties acht de rechtbank een reguliere zorgregeling van om de week een weekend zoals in het dictum vermeld op haar plaats. Dat is, helaas voor de vader en de kinderen, het maximaal haalbare. Gelet op de duur van de reistijd acht de rechtbank het aangewezen om de reistijd per keer tussen de ouders te delen waarbij de moeder iets verder zal moeten reizen dan de vader. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de moeder de kinderen op vrijdagmiddag vanuit [plaatsnaam 5] naar een door de ouders af te spreken locatie (bijvoorbeeld parkeerplaats of wegrestaurant) in/nabij Breda zal brengen en de kinderen daar zal overdragen aan de vader, die ze meeneemt naar [plaatsnaam 8] . De vader zal de kinderen op zondagmiddag op zijn beurt vanuit [plaatsnaam 8] naar de afgesproken locatie in/nabij Breda moeten brengen en daar aan de moeder overdragen, opdat zij ze mee terug kan nemen naar [plaatsnaam 5] . Voor de reguliere zorgregeling zijn overdrachtstijdstippen bepaald. Voor de vakanties en de feestdagen dienen partijen die apart af te spreken, maar wel de overdrachtsplek te handhaven. De zorgregeling zal pas ingaan op het moment dat de kinderen in [plaatsnaam 5] gaan wonen. Onbekend is of er dan nog grenscontroles zullen zijn in verband met de Coronacrisis. Als dat wel het geval is zullen deze voor de moeder mogelijk vertraging opleveren. Partijen dienen hiermee met hun planning rekening te houden.
5.24.
Daarnaast zullen de kinderen op door de ouders in overleg te bepalen, vaste momenten, tevens (minimaal) twee maal per week omstreeks een half uur met de vader contact hebben via Skype, Zoom of een ander vergelijkbaar audiovisueel middel (bijvoorbeeld op dinsdag en op donderdag rond etenstijd). In de weekenden dat zij niet bij de vader zijn, zullen zij ook in dat weekend op deze manier een half uur met de vader contact hebben.
5.25.
Verder zullen de kinderen de helft van de feestdagen bij de ouders kunnen zijn zoals partijen in het ouderschapsplan (in het Engels) zijn overeengekomen. Het halen en brengen zal zoveel mogelijk en in ieder geval voor wat betreft de overdrachtsplaats op dezelfde wijze plaatsvinden als hiervoor overwogen.
5.26.
Indien en zo lang de vader voldoende vakantiedagen heeft om de kinderen zelf gedurende die tijd te kunnen opvangen (dan wel op een andere manier over voldoende vrije tijd zal komen te beschikken) zullen de kinderen tevens gedurende 2/3 van alle schoolvakanties van hun toekomstige Belgische internationale school bij de vader zijn. Indien en zo lang hij niet over voldoende vrije tijd kan beschikken, zullen de kinderen gedurende de helft van alle schoolvakanties van hun toekomstige Belgische internationale school bij de vader zijn. Partijen zullen hierover te zijner tijd verder concrete afspraken moeten maken, nu nog niet bekend is naar welke school de kinderen zullen gaan en wanneer zij vakantie zullen hebben. Het halen en brengen zal zoveel mogelijk en in ieder geval voor wat betreft de overdrachtsplaats op dezelfde manier plaatsvinden als hiervoor overwogen.
5.27.
De ouders dienen in augustus van elk jaar zoveel mogelijk de zorgregeling voor het hele komende jaar op papier te zetten (zie ook art. 3.2 van het ouderschapsplan). Het verdient aanbeveling daarbij de feestdagenregeling zoveel mogelijk te doen aansluiten op de reguliere zorgregeling, om het reizen voor de kinderen en de ouders zoveel mogelijk te beperken. Vanzelfsprekend mogen partijen van de in deze beschikking bepaalde zorgregeling in onderling overleg afwijken.
5.28.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat, in het geval de vader er toch voor kiest een pied-à-terre in [plaatsnaam 5] te huren, een veel uitgebreidere zorgregeling kan worden overeengekomen. In dat geval hoeven de kinderen (en de moeder) immers niet meer (steeds) te reizen. De moeder heeft betoogd daarvoor open te staan. De rechtbank verwacht van de moeder dat zij die toezegging, als het erop aankomt, gestand doet.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.29.
De vader heeft aangekondigd in hoger beroep te gaan in het geval de verzoeken van de moeder worden toegewezen. Voor dat geval heeft de vader verzocht dat de rechtbank haar beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren. De rechtbank gaat hier niet in mee. Zij realiseert zich terdege dat deze beschikking voor de vader en de kinderen ingrijpende gevolgen heeft. Bovendien kan deze beschikking mogelijk tot een onomkeerbare situatie leiden. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, is de onderhavige beslissing echter onvermijdelijk. Het is van groot belang dat de moeder, met deze beschikking in de hand, in staat is om de verhuizing naar [plaatsnaam 5] vóór de zomervakantie voor te bereiden en te organiseren en in de zomervakantie uit te voeren. Op die wijze kunnen de kinderen daar nog acclimatiseren alvorens op hun nieuwe internationale school te beginnen. Het belang van de moeder en de kinderen bij uitvoerbaar bij voorraadverklaring van deze beschikking weegt daarmee zwaarder dan het belang van de vader om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Zelfstandige verzoeken van de vader
5.30.
Uit het voorgaande volgt dat alle zelfstandige verzoeken van de vader, die haaks staan op de verzoeken van de moeder en op hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, zullen moeten worden afgewezen. Het ouderschapsplan kan niet in stand blijven en zal mogelijk op nog meer punten moeten worden gewijzigd. Het zal dus niet in deze beschikking worden opgenomen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Voor zover nodig met wijziging in zoverre van het door de ouders overeengekomen ouderschapsplan:
6.1.
bepaalt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats 1] , België, en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , Spanje,
bij de moeder;
6.2.
verleent de moeder toestemming, die de toestemming van de vader vervangt, om met voornoemde kinderen naar [plaatsnaam 5] , België, (hierna: [plaatsnaam 5] ) te verhuizen;
6.3.
verleent de moeder toestemming, die de toestemming van de vader vervangt, voor de inschrijving van voornoemde kinderen op één van de vijf Europese scholen in [plaatsnaam 5] , op een Engelstalige afdeling;
6.4.
bepaalt dat de vader binnen twee dagen na het verzoek van de moeder hiertoe mee dient te werken aan de inschrijving van de kinderen op haar toekomstige woonadres in [plaatsnaam 5] in de betreffende gemeentelijke basisadministratie en bepaalt dat, bij gebreke aan een tijdige medewerking van de vader aan de betreffende inschrijving, deze beschikking in de plaats treedt van zijn medewerking;
6.5.
bepaalt dat de kinderen tot hun verhuizing naar [plaatsnaam 5] bij de vader zullen zijn conform het ouderschapsplan;
vanaf de verhuizing:
6.6.
bepaalt, als reguliere zorgregeling, dat voornoemde kinderen bij de vader zullen zijn om het weekend van vrijdagmiddag tot zondagavond, waarbij de moeder de kinderen op vrijdagmiddag richting de vader brengt en de kinderen omstreeks 17.00 uur bij/in Breda overdraagt aan de vader en de vader ze vervolgens meeneemt naar [plaatsnaam 8] en de vader de kinderen op zondagmiddag weer richting de moeder brengt en ze in/nabij Breda omstreeks 18.00 uur weer overdraagt aan de moeder;
6.7.
bepaalt dat de kinderen, naast voormelde reguliere zorgregeling, op door de ouders in overleg te bepalen, vaste momenten, (minimaal) twee maal per week omstreeks een half uur met de vader contact hebben via Skype, Zoom of een ander vergelijkbaar audiovisueel middel en bepaalt dat, in de weekenden dat de kinderen niet bij de vader zijn, zij ook in dat weekend op deze manier omstreeks een half uur met de vader contact zullen hebben;
6.8.
bepaalt voorts dat de feestdagen als volgt tussen de ouders worden verdeeld, en dat de kinderen op de genoemde momenten bij de genoemde ouder zullen verblijven:
- Mother’s Day (according to the Dutch calendar): Mother;
- Father’s Day (according to the Dutch calendar): Father;
- Easter: Mother on even years, Father on odd years (starting from 2020).
- Christmas Eve and Christmas Day (first week of the December holidays):
Mother on odd years, Father on even years;
- New Years Eve and the second week of the December holidays: the other
parent than the one in charge during the first week of the December
holidays;
- Children’s Birtdays and parties: both parents
- Other religious, civil and family celebrated special occasions: to be decided
amongst the parents.
- Parenting time on holidays and birthdays which are not checked and
described shall be according to the routine schedule set forth above;
bepaalt dat het halen en brengen ten behoeve van de feestdagen zoveel mogelijk en in ieder geval voor wat betreft de overdrachtsplaats plaatsvindt op de wijze zoals in 6.6 vermeld;
6.9.
bepaalt tevens dat, indien en zo lang de vader voldoende vakantiedagen heeft om de kinderen zelf te kunnen opvangen (dan wel op een andere manier over voldoende vrije tijd zal komen te beschikken) de kinderen gedurende twee derde van alle schoolvakanties van hun toekomstige Belgische internationale school bij de vader zullen zijn;
6.10.
bepaalt dat, indien en zo lang de vader onvoldoende vakantiedagen heeft om de kinderen zelf gedurende 2/3 van de schoolvakanties van hun toekomstige Belgische internationale school te kunnen opvangen en ook niet op een andere manier over voldoende vrije tijd daarvoor zal komen te beschikken, de kinderen gedurende de helft van alle schoolvakanties van hun toekomstige Belgische internationale school bij de vader zullen zijn;
6.11.
bepaalt dat het halen en brengen ten behoeve van de vakanties zoveel mogelijk en in ieder geval voor wat betreft de overdrachtsplaats plaatsvindt op de wijze zoals in 6.6 vermeld;
6.12.
bepaalt dat de ouders in augustus van elk jaar zoveel mogelijk de zorgregeling voor het hele komende jaar op papier zullen zetten;
6.13.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.14.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, kinderrechter, in tegenwoordigheid
van mr. D.T.A.J.M. Schapendonk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van
1 mei 2020.

Voetnoten

1.Zie Hof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:10244).
2.Zie onder meer Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901, NJ 2008, 414 m.nt. S.F.M. Wortmann, Hoge Raad 11 april 2014, NJ 2014, 238, ECLI:NL:HR:2014:901, Hoge Raad 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487, NJ 2017, 148 en Gerechtshof Den Haag 20 maart 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:535.
3.Beide wetsartikelen zijn te vinden via www.ejustice.just.fgov.be.