ECLI:NL:GHARL:2019:10244

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
28 november 2019
Zaaknummer
200.259.276
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing in echtscheidingsprocedure met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar kinderen naar [A]. De vader verzet zich hiertegen en heeft de rechtbank gevraagd de moeder te verbieden met de kinderen in [A] te blijven. De ouders zijn in 2013 gehuwd en hebben samen twee minderjarige kinderen. Na hun uiteengaan in september 2018 is de moeder met de kinderen naar [A] verhuisd. De rechtbank Overijssel had eerder de moeder verboden om met de kinderen in [A] te blijven en haar bevolen om terug te keren naar een woning binnen vijf kilometer van de voormalige echtelijke woning. De moeder heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank bestreden, waarbij zij aanvoert dat zij en de kinderen in [B] niet veilig zijn door het gedrag van de vader. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en is van oordeel dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing naar [A] in het belang van de kinderen is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af. De proceskosten worden gecompenseerd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.259.276
(zaaknummer rechtbank Overijssel 230010)
beschikking van 28 november 2019
inzake
[verzoekster],
wonende te [A ] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.J.W.F. Deen te Den Haag,
en
[verweerder],
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.E. Kikkert te Enschede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 17 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook wel te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 mei 2019;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Kikkert van 30 juli 2019 met productie;
- een journaalbericht van mr. Deen van 1 augustus 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Deen van 11 september 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kikkert van 11 september 2019 met producties;
- een journaalbericht van mr. Deen van 12 september 2019 met productie;
- een journaalbericht van mr. Kikkert van 17 september 2019 met productie.
2.2
Bij beschikking van 16 juli 2019 heeft dit hof het verzoek van de moeder schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking afgewezen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 17 oktober 2019 in het gerechtsgebouw te Zwolle plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [C] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen, die [in] 2013 met elkaar zijn gehuwd, zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2016 te [B] , en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [B] ,
over wie de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
De kinderen woonden met hun ouders in [B] . Na het uiteengaan van hun ouders medio september 2018, is de moeder met de kinderen naar [A ] vertrokken.
3.2
Op verzoek van de vader heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking -uitvoerbaar bij voorraad- de moeder verboden om met de kinderen in [A ] te blijven en haar bevolen om (naar het hof begrijpt) de kinderen binnen twee weken na betekening van de bestreden beschikking terug te laten keren naar een woning binnen een straal van vijf kilometer van de echtelijke woning en de kinderen op dat adres in te schrijven. De rechtbank heeft bij die beschikking tevens het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met de kinderen naar [A ] , afgewezen.
3.3
De vader en de moeder hebben bij afzonderlijke verzoekschriften de rechtbank verzocht echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen. Bij beschikking van 23 augustus 2019, hersteld bij de beschikking van 16 september 2019, heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken, inzake het recht van de kinderen op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders als voorlopige regeling vastgesteld dat de kinderen ieder weekend van vrijdag 18.30 uur tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijven waarbij de moeder de kinderen brengt en ophaalt en waarbij de vader iedere avond omstreeks 18.30 uur contact opneemt met de moeder zodat hij en de kinderen met elkaar kunnen face-timen dan wel bellen, bepaald dat de vader voorlopig met € 50,- per kind per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en iedere verdere of nadere beslissing met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de kinderen, de zorg- en contactregeling, de kinderalimentatie en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, aangehouden.
3.4
De echtscheidingsbeschikking van 23 augustus 2019 is op 2 oktober 2019 ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen zijn in geschil het verzoek van de vader de moeder te verbieden met de kinderen in [A ] te verblijven dan wel naar [A ] te verhuizen en de moeder daarbij te bevelen om met de kinderen binnen twee weken na betekening van de beschikking te verhuizen naar een woning binnen een straal van vijf kilometer van de voormalige echtelijke woning en de kinderen op dat adres in te schrijven en het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen met de kinderen naar [A ] te verhuizen.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
17 april 2019. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de beschikking van 17 april 2019 te vernietigen en opnieuw beschikkende de verzoeken van de vader alsnog af te wijzen en haar verzoek tot vervangende toestemming met de kinderen naar [A ] te verhuizen, althans een andere gemeente in de nabijheid van [A ] , toe te wijzen, met veroordeling van de vader in de kosten van beide instanties.
4.3
De vader voert verweer en hij verzoekt het hof om, uitvoerbaar bij voorraad, zo nodig onder aanvulling of verbetering van gronden, de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met veroordeling van de moeder in de kosten van de procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als dit alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4
De moeder stelt dat een verhuizing naar [A ] noodzakelijk is omdat zij zich in [B] in de echtelijke woning, dan wel in een straal van vijf kilometer daarvan, niet veilig acht vanwege voortdurende ruzies en confrontaties met de vader en het onvoorspelbare gedrag en wangedrag van de vader. Bij het afwegen van de belangen heeft voor haar de veiligheid voor haar en de kinderen de grootste prioriteit. Daarnaast wenst zij de mogelijkheid te hebben om zelfstandig buiten de voortdurende aanwezigheid van de vader een eigen gezinsleven en toekomst op te bouwen. Die toekomst heeft zij gevonden in [A ] in de omgeving van haar ouders alwaar zij werk gevonden heeft en een opleiding volgt. De omgeving waarbij de voortdurende aanwezigheid van de vader voor ruzies en complicaties zorgt, is zij bewust ontvlucht. Juist het verblijf in de echtelijke woning of in een straal van vijf kilometer zal negatieve invloed hebben op de contactregeling tussen de vader en de kinderen. De moeder vreest dat wanneer zij met de kinderen weer terugkeert naar [B] , er ook doordeweeks frequent fysiek contact tussen de vader en de kinderen zal zijn. De communicatie tussen haar en de vader over de contactregeling die nu geldt, leidt niet tot problemen, in die zin dat de contactregeling wordt nagekomen en dat dit niet heeft geleid tot onoverkomelijke problemen. Partijen hebben destijds samen het besluit genomen om naar [A ] te gaan verhuizen omdat het financieel niet goed ging in [B] . Dat de vader uiteindelijk niet mee is gegaan naar [A ] is zijn beslissing. In [A ] gaat het goed met haar en de kinderen. Zij woont nu nog met de kinderen bij haar ouders in maar het ziet er naar uit dat zij eigen woonruimte krijgt. Zij werkt bij het [D] in [A ] en zij kan een woning kopen als zij een vast contract heeft. Zij heeft over acht maanden zicht op een vast arbeidscontract. Een terugkeer naar [B] is geen haalbare zaak omdat zij daar geen woning en geen werk heeft, aldus nog steeds de moeder.
5.6
De vader voert aan dat de moeder ieder moment terug kan keren naar [B] met de kinderen nu hij heeft aangeboden de vroegere echtelijke woning te verlaten zodat de moeder daar met de kinderen haar intrek kan nemen. Er is geen beletsel voor de moeder om met de kinderen terug te verhuizen naar [B] . De door haar gestelde noodzaak om in [A ] te wonen ontbreekt volledig. Hij betwist dat de moeder op deze specifieke winkel van het [D] in [A ] zou zijn aangewezen voor haar werk en opleiding. Zij kan haar werk ook bij het [D] in [B] uitvoeren. Zij heeft geen enkele poging ondernomen om een baan te vinden in of nabij [B] . De vader betwist en ontkent het door de moeder gestelde wangedrag, de door haar genoemde agressie en dat hij haar zou stalken. De moeder heeft hem plotseling beticht van agressie en stalking in een kennelijke poging daarmee toestemming voor de verhuizing te krijgen. De moeder miskent dat het voor de kinderen van groot belang is dat hij als ouder in het leven van de kinderen de grote rol blijft vervullen die hij voordien ook vervulde. De door de moeder verzonnen aantijgingen mogen geen reden zijn te belemmeren dat de kinderen een zo goed mogelijk contact met hun vader hebben. De huidige lange reistijd ieder weekend is een zware belasting voor de kinderen en dat zal alleen maar zwaarder worden naarmate de kinderen ouder worden. Hij heeft geen mogelijkheid deel uit te maken van het sociale leven van de kinderen. De huidige situatie is slecht voor het welzijn van de kinderen. Dat de moeder in [A ] zal blijven wonen, is overigens niet gebleken. De relatie van de moeder met haar nieuwe vriend te [A ] is niet een bestendige gebleken. Haar parttime baan (twaalf uur per week) bij een [D] -filiaal is ook niet een omstandigheid die noodzaakt tot een permanente vestiging in [A ] .
Hij voelt zich nu volledig buiten spel gezet. Er is geen sprake meer van een gelijkwaardige uitoefening van het ouderlijk gezag. Het is erg frustrerend en deprimerend voor hem hoe de moeder hem behandelt en zelf vergaande beslissingen neemt zonder hem als vader daarin te erkennen. De huidige situatie beïnvloedt zijn dagelijkse leven en hij mist de kinderen enorm, aldus nog steeds de vader.
5.7
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader de moeder te verbieden met de kinderen in [A ] te blijven en haar te bevelen met de kinderen terug te keren naar een woning binnen een straal van vijf kilometer van de echtelijke woning en de kinderen op dat adres in te schrijven moet worden toegewezen en dat het verzoek van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met de kinderen naar [A ] moet worden afgewezen. Het hof verwijst daartoe naar de motivering van de rechtbank in de bestreden beschikking, neemt deze na eigen onderzoek over en maakt deze tot de zijne en voegt daaraan nog het volgende toe. Ook in hoger beroep is de noodzaak van de moeder om met de kinderen naar [A ] te verhuizen niet komen vast te staan.
Gebleken is dat de moeder met de kinderen in [A ] nog bij haar ouders inwoont en geen eigen woonruimte heeft. De moeder werkt weliswaar bij het [D] in [A ] maar voor twaalf uur per week en zonder vast contract. Niet aannemelijk is geworden dat het voor de moeder niet mogelijk is in [B] of omgeving een soortgelijke parttime baan te vinden. De moeder heeft ook in hoger beroep niet aangetoond dat zij pogingen heeft ondernomen om in [B] werk te vinden. Voorts heeft de moeder niet aangetoond dat het voor haar niet mogelijk is in [B] woonruimte te vinden. Dit geldt te meer nu de vader haar de echtelijke woning ter beschikking heeft gesteld. Dat het daar voor haar en de kinderen niet veilig zou zijn in verband met agressie van de vader en stalking door hem, is tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader niet nader onderbouwd door de moeder en daardoor niet vast komen te staan. Het hof is voorts met de raad van oordeel dat de verhuizing naar [A ] niet in het belang is van de kinderen. De afstand [A ] - [B] is dermate groot dat het, mede gelet op de leeftijd van de kinderen, te belastend voor hen is gezien de lange reistijd om regelmatig of ieder weekend, zoals nu gebeurt, heen en weer te reizen. Voorts kan de vader geen deel meer blijven uitmaken van het doordeweekse sociale leven en de doordeweekse activiteiten van de kinderen. Op termijn zullen de negatieve gevolgen voor de kinderen naar verwachting nog groter zijn als zij doordeweeks in [A ] en in het weekend in [B] leven, omdat deze situatie het onderhouden van vriendschappen en het beoefenen van sporten en hobby’s mogelijk kan belemmeren en in ieder geval zal compliceren. Met de raad is het hof van oordeel dat het in het belang van de kinderen zou zijn indien de moeder en de vader weer dichter bij elkaar gaan wonen en meer en beter met elkaar gaan communiceren. Ook in hoger beroep is gebleken dat de communicatie tussen partijen nog zeer moeizaam verloopt en dat zij niet in staat zijn met elkaar overleg te voeren over de kinderen, terwijl het juist onontbeerlijk is dat de ouders dit leren gezien de nog zeer jonge leeftijd van de kinderen waardoor de ouders nog lange tijd hun rol als gezamenlijke opvoeders hebben te vervullen.
5.8
Het hof overweegt tenslotte dat het in deze procedure een beslissing kan nemen over de vraag of de moeder met de kinderen moet terugverhuizen naar [B] of dat zij in [A ] mag blijven wonen, ook al is in de procedure over de echtscheiding nog niet definitief beslist over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling. Ter zitting is aan de orde gesteld dat het niet wenselijk is dat deze twee procedures naast elkaar lopen. Het kan er namelijk toe leiden dat er tegenstrijdige beslissingen worden genomen. Ook doorkruist het de doelstelling van de wetgever om gelijkwaardig ouderschap te bevorderen als er al beslissingen genomen worden voordat er een ouderschapsplan tot stand heeft kunnen komen. In de echtscheidingsprocedure heeft de rechtbank echter al geconstateerd dat de verhouding tussen partijen inmiddels zo gespannen is, dat van hen geen ouderschapsplan verlangd kan worden zodat niet partijen maar de rechtbank zal beslissen over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. De rechtbank heeft de definitieve beslissingen daarover aangehouden in afwachting van de beslissing van het hof over de vraag of de moeder met de kinderen in [A ] mag blijven wonen, zodat zich hier niet de situatie voordoet dat er tegenstrijdige beslissingen op deze punten worden genomen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de uit dat huwelijk geboren kinderen betreft. Het hof ziet geen bijzondere reden voor een kostenveroordeling van één van partijen zoals beide partijen over en weer hebben verzocht.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van
17 april 2019;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.P. den Hollander en A.W. Beversluis, bijgestaan door F.E. Knoppert als griffier, en is op 28 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.