ECLI:NL:GHDHA:2019:535
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- J.A. van Kempen
- J.M. van Baardewijk
- K. van Barneveld-Peters
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vervangende toestemming tot verhuizing met minderjarige; afwijzing verzoek in eerste aanleg en bekrachtiging na afweging van belangen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kinderen naar [woonplaats moeder]. De moeder, die in hoger beroep was gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, stelde dat het in het belang van de kinderen was om met haar mee te verhuizen. De vader, die de kinderen feitelijk bij zich had, verzette zich tegen de verhuizing en stelde dat de kinderen goed gedijen in hun huidige situatie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de stabiliteit van de huidige situatie voor de kinderen en de belangen van beide ouders. Het hof concludeerde dat de moeder onvoldoende had onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk was en dat de huidige situatie, waarin de kinderen bij de vader verbleven, hen rust en structuur bood. Daarom heeft het hof het verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing afgewezen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald. De zorgregeling werd zodanig vastgesteld dat de kinderen van vrijdagmiddag tot zondag bij de moeder verblijven, waarbij de ouders het halen en brengen van de kinderen onderling verdelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.