ECLI:NL:RBDHA:2020:3338
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel in de grensprocedure met betrekking tot een Syrische vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2020 uitspraak gedaan over de opheffing van een vrijheidsontnemende maatregel die aan eiser, een Syrische vreemdeling, was opgelegd. De rechtbank constateert dat zij tijdens de procedure niet heeft voldaan aan de vereisten voor het horen van de vreemdeling, zoals voorgeschreven door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 7 april 2020. Hierdoor is de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig verklaard vanaf de datum waarop het onderzoek is gesloten, te weten 6 april 2020. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel bevolen met ingang van 10 april 2020.
Eiser had tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, omdat hij meende dat de maatregel onterecht was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel over de periode van 21 maart 2020 tot 6 april 2020 rechtmatig was, maar heeft eiser wel een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring van 5 dagen. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 400,- en de proceskosten op € 1.050,-. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de uitspraak bevolen en de griffier opgedragen om de schadevergoeding aan eiser uit te betalen.