Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De beroepsgrond slaagt niet.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2020 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Tunesische nationaliteit claimt, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft in het kader van de coronamaatregelen partijen gevraagd om schriftelijk hun beroepsgronden in te dienen en heeft hen telefonisch gehoord op 30 maart 2020.
De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, zoals eerder vastgesteld in een uitspraak van 12 maart 2020. Eiser heeft aangevoerd dat hij ten onrechte niet door de rechtbank is gehoord en dat de detentieomstandigheden in strijd zijn met de artikelen 3 en 5 van het EVRM, alsook artikel 6 van het Handvest. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij niet verplicht was om eiser in persoon te horen, gezien de coronamaatregelen en de praktische onmogelijkheden.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de detentieomstandigheden niet zodanig zijn dat deze in strijd zijn met de Vreemdelingenwet. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij in detentie een groter risico loopt op schade aan zijn gezondheid dan in de vrije maatschappij. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er nog steeds zicht op uitzetting naar Tunesië is, ondanks de coronamaatregelen, en dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het verlenen van medewerking aan zijn uitzetting. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.