ECLI:NL:RBDHA:2020:3330
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel in de grensprocedure met betrekking tot een Colombiaanse vreemdeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een Colombiaanse vreemdeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet op de juiste wijze is gehoord, in strijd met de voorschriften van de Vreemdelingenwet. De rechtbank oordeelt dat de maatregel onrechtmatig is vanaf de datum waarop het onderzoek is gesloten, namelijk 6 april 2020, en beveelt de opheffing van de maatregel met ingang van 10 april 2020. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrijheidsontnemende maatregel over de periode van 21 maart 2020 tot 6 april 2020 rechtmatig was, maar kent de vreemdeling een schadevergoeding toe voor de onrechtmatige bewaring van 5 dagen. De rechtbank heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van € 400,- aan schadevergoeding en € 1.050,- aan proceskosten aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.