ECLI:NL:RBDHA:2020:3180
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing sollicitatie militaire functie op basis van KMA-opleidingseisen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Defensie. De verzoeker, een militair ambtenaar, had gesolliciteerd naar een functie die uitsluitend was opengesteld voor KMA-opgeleide officieren. De verzoeker, die niet aan deze eis voldeed, werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staatssecretaris beleidsvrijheid heeft om de functie enkel open te stellen voor KMA-opgeleide officieren en dat de afwijzing van de verzoeker niet onterecht was. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 6 april 2020 werd besloten dat nader onderzoek niet nodig was, en de voorzieningenrechter deed uitspraak op basis van de ingediende stukken.
De verzoeker voerde aan dat de nota Loopbaanmogelijkheden een onrechtmatige beperking vormde op de bepalingen van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Hij betoogde dat de vacaturetekst niet expliciet vermeldde dat officieren uitloop niet in aanmerking kwamen voor de functie. De voorzieningenrechter verwierp deze argumenten en stelde vast dat de vacature niet openstond voor officieren uitloop, ongeacht hun ervaring. De voorzieningenrechter benadrukte dat de staatssecretaris een discretionaire bevoegdheid heeft bij functietoewijzing en dat de afwijzing van de verzoeker op redelijke gronden was gebaseerd. Uiteindelijk werd het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.