ECLI:NL:CRVB:2017:2394
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om bevordering naar functie met hogere rang op basis van functie-eisen en beleidsregels
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, werkzaam bij een defensieonderdeel, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om bevordering naar een functie met een hogere rang. De minister van Defensie had de afwijzing gemotiveerd door te stellen dat de appellant niet voldeed aan de functie-eisen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden.
De appellant had gesolliciteerd naar de functie van [functie 2], maar was niet geselecteerd omdat hij niet beschikte over de vereiste kwalificaties, waaronder een KMA-diploma. De Raad oordeelde dat de minister bij het toewijzen van functies een discretionaire bevoegdheid heeft, wat betekent dat de rechter terughoudend moet zijn in de toetsing van deze bevoegdheid. De Raad bevestigde dat de minister de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet had overschreden en dat de vacature niet expliciet was opengesteld voor de rang van de appellant.
De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden en dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.