ECLI:NL:CRVB:2015:1024

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 april 2015
Publicatiedatum
2 april 2015
Zaaknummer
14-816 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitsluiting van appellant van selectieronde voor vacatures binnen de Koninklijke Landmacht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2015 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die werkzaam is bij de Koninklijke Landmacht. Appellant had gesolliciteerd naar de functie van Commandant Patrouillegebied, maar werd niet meegenomen in de selectieronde voor deze vacatures. De reden hiervoor was dat hij op het moment van de selectie, 1 oktober 2013, nog niet beschikbaar was voor het functietoewijzingsproces, zoals bepaald in artikel 17, vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). De Raad oordeelde dat de vacatures eerst opengesteld worden voor officieren-uitloop voordat ze voor adjudanten beschikbaar komen. Appellant stelde dat de vacatures uitloopfuncties betroffen en dat zijn beschikbaarheid geen rol speelde in de selectiecriteria. De Raad bevestigde echter het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake was van uitloopfuncties en dat appellant op goede gronden niet in aanmerking kwam voor de vacatures. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

14/816 MAW
Datum uitspraak: 2 april 2015
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
17 januari 2014, 13/8726 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2015. Appellant is niet verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J. van Well en
mr. P.M. van der Weijden.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant is werkzaam bij de Koninklijke Landmacht. Vanaf 17 december 2012 vervult hij de functie van [functie] in de rang van [rang]. Appellant heeft gesolliciteerd naar de functie van Commandant Patrouillegebied (vacaturenummers [vacaturenummer 1] en [vacaturenummer 2]), met als standplaats [plaatsnaam 1] en ’[plaatsnaam 2] en als begindatum 1 oktober 2013.
1.2.
Bij besluiten van 8 augustus 2013 is aan appellant medegedeeld dat hij niet wordt meegenomen in de selectieronde voor deze vacatures, omdat hij op 1 oktober 2013, gelet op artikel 17, vierde lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR), nog niet beschikbaar is voor het functietoewijzingsproces.
1.3.
Bij besluit van 19 september 2013 (bestreden besluit) zijn de bezwaren van appellant ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat op grond van het AMAR de militair gedurende de eerste twee jaar van de functievervulling in beginsel niet in aanmerking komt voor plaatsing in een andere functie. In het geval van appellant betekent dit dat hij pas op zijn vroegst op 17 december 2014 beschikbaar is voor het functietoewijzingsproces.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich op hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 17, vierde lid, van het AMAR, komt de militair gedurende de eerste twee jaar van functievervulling in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing op een andere functie. Appellant beroept zich op het Memo Aanvullende personele richtlijnen 2013 van het Personeelslogistiek Commando van 15 januari 2013 en stelt dat de vacatures zijn opengesteld voor militairen met HBO-werk- en denkniveau. Aan beide vacatures is de rang van luitenant verbonden. Volgens appellant is sprake van uitloopfuncties. Zijn beschikbaarheid is niet relevant, nu in Bijlage 3, paragraaf 3b van het Memo is opgenomen dat beschikbaarheid bij uitloopfuncties geen deel uitmaakt van de selectiecriteria.
4.2.
Partijen verschillen van mening over de vraag of de vacatures uitloopfuncties betreffen die zijn opengesteld voor adjudanten. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat hier geen sprake van is. Conform het beleid van de minister worden uitloopfuncties, voordat ze worden opengesteld voor adjudanten, eerst alleen opengesteld voor officieren-uitloop. Wanneer de vacature niet langs die weg kan worden vervuld, wordt deze opengesteld voor adjudanten en wordt dat expliciet in de vacaturetekst vermeld. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Het enkele feit dat in de vacaturetekst HBO-werk- en denkniveau wordt genoemd maakt, wat daarvan verder op zichzelf beschouwd ook zij, niet dat sprake is van
uitloopfuncties.
4.3.
Nu geen sprake is van uitloopfuncties zijn de daarop betrekking hebbende uitzonderingsbepalingen niet van toepassing op appellant. Per 17 december 2012 vervult appellant de functie van [functie], zodat hij eerst op 17 december 2014 beschikbaar is voor het functietoewijzingsproces. Appellant is dan ook op goede gronden niet meegenomen in het selectieproces van de door hem geambieerde functies.
4.4.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 april 2015.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) B. Rikhof

MK