Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 23 december 2019 waarbij verlof is verleend om te dagvaarden volgens de regeling voor de versnelde bodemprocedure in octrooizaken
- de dagvaarding van 6 januari 2020
- de akte overlegging producties van 12 februari 2020 met producties (EP) 1 tot en met 12
- de conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie, tevens incidentele conclusie tot zekerheidstelling van 22 april 2020 met producties (GP) 1 tot en met 46
- de conclusie van antwoord in het incident tot zekerheidstelling
- de rolbeslissing dat op de incidentele vordering zal worden beslist gelijktijdig met de beslissing in de hoofdzaak
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties (EP) 13 tot en met 26
- de akte overlegging nadere producties van Tinnus c.s. met producties (EP) 27 tot en met 31
- de akte overlegging nadere producties van Koopman met producties (GP) 47 tot en met 54
- de akte reactieve producties tevens houdende bezwaar producties GP48 tot en met GP54 van Tinnus c.s., met producties (EP) 32 tot en met 37
- de akte reactieve producties van Koopman met productie (GP) 55
- het e-mail bericht van de rechtbank aan partijen van 28 augustus 2020, met de mededeling dat het pleidooi in deze zaak op alternatieve wijze zal plaatsvinden, door middel van het indienen van schriftelijke pleitnota’s en het houden van een video-zitting
- de door beide partijen op 11 september 2020 per e-mail en naderhand schriftelijk toegezonden proceskostenoverzichten
- de door beide partijen op 22 september 2020 overgelegde aanvullende proceskosten-overzichten
- de e-mail van de griffier van de rechtbank van 22 september 2020 aan partijen met de beslissing van de rechtbank op het bezwaar van Tinnus c.s. tegen producties GP47 tot en met GP54, inhoudende dat de producties niet worden geweigerd omdat die zijn aan te merken als reactieve producties
- de op 23 september 2020 aan de griffie toegezonden schriftelijke pleitnota’s van beide partijen.
2.De feiten
We have become aware of your intention to sell a rapid-fill water balloon product, to be offered for sale as a lower cost version of the genuine Bunch O Balloons product (herein referred to as “the Imitation Product”). We are concerned that this may infringe upon the IP rights associated with Bunch O Balloons as we have a broad portfolio of registered rights which are effective in the Netherlands and many other European countries.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
bis-Vo [6] , omdat Koopman in Nederland is gevestigd. Voor zover de vorderingen in conventie (het faciliteren van) inbreuk op buitenlandse delen van EP 948 betreffen, is deze rechtbank eveneens bevoegd, met dien verstande dat zij het oordeel van de buitenlandse rechter moet afwachten ten aanzien van de nietigheidsverweren van Koopman [7] . De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 2 sub a Rijksoctrooiwet 1995 (ROW). De internationale en relatieve bevoegdheid van deze rechtbank is in conventie overigens niet bestreden.
bis-Vo juncto artikel 7 lid 2 Rv, voor zover er voldoende samenhang bestaat tussen de vorderingen in conventie en reconventie. Voldoende samenhang is er in ieder geval bij de reconventionele vordering B (zie 3.5) tot vernietiging van het Nederlandse deel van EP 948. Ook vordering A, de vordering tot een verklaring voor recht van geen inbreuk hangt feitelijk en rechtens zozeer samen met de zaak in conventie, dat daarvoor bevoegdheid bestaat. De door Tinnus c.s. opgeworpen vraag of die bevoegdheid voor vordering A grensoverschrijdend is, is niet aan de orde. Koopman heeft duidelijk gemaakt dat zij met deze vordering slechts het oog heeft op (inbreuk in) Nederland.
Problem Solution Approach(PSA) als hulpmiddel worden gehanteerd, maar zij vormt niet de toets zelf. De toepassing van de PSA geeft een hulpmiddel om te onderzoeken of een octrooi inventief is, vanuit de gedachte dat een octrooi in beginsel inventief zal zijn als het inventief is ten opzichte van de dichtstbijzijnde stand van de techniek, de
closest prior art. De selectie van de
closest prior artbevat echter mogelijk
hindsight, omdat men met kennis van de uitvinding de
closest prior artselecteert. Op de prioriteitsdatum hoefde dat voor de vakman echter in het geheel geen reëel uitgangspunt te zijn. Uiteindelijk is het de vraag of de uitvinding voor de vakman voor de hand lag ten opzichte van het geheel van de stand van de techniek [8] .
closest prior art, omdat het in US 309 geopenbaarde voortbrengsel en de toepassing daarvan onvoldoende kenmerken gemeen zou hebben met EP 948. Tinnus c.s. wijst echter geen uitgangspunt aan dat naar haar mening geschikter is. Daarbij komt dat de uitvinding inventief moet zijn ten opzichte van elke geschikte stand van de techniek. Tinnus c.s. heeft niet aangevoerd dat US 309 in dat verband geen reëel uitgangspunt zou zijn. De rechtbank zal daarom nagaan welke kenmerken van EP 948 al in US 309 zijn geopenbaard.
manifold-functie’, die dient als verdeelstuk waarin gelijkmatige drukopbouw kan plaatsvinden zodat de containers gelijktijdig en gelijkmatig worden gevuld. Tinnus c.s. wijst daarbij op de omschrijving van die manifold-functie in paragraaf [101] van het octrooi (zie 2.5). Daarnaast is in US 309 volgens haar geen sprake van “een behuizing met een meervoud aan gaten aan
eentweede uiteinde” (haar onderstreping).
a hollow space or chamber enclosed by a rigid or semi-rigid casing (e.g., covering, skin, sleeve, sheath, etc.). A manifold arrangement is provide[d]
by the housing’. Daarvan is zonder meer sprake bij het door Koopman aangewezen T-stuk. Dit buisdeel vormt ook een holle ruimte omgeven door een hard omhulsel (
rigid casing). In US 309 is ook sprake van een opening aan één einde, aangesloten op de watertoevoer (in de bovenstaande figuur gemarkeerd met nummer 1.2a), en een meervoud aan gaten aan een tweede einde of kant, te weten de openingen waarop de vier korte buizen zijn aangesloten (in de figuur gemarkeerd met nummers 1.2b) aan de lange zijde van het buisdeel dat zich horizontaal uitstrekt tussen de twee verticale steundelen en dat tegenover opening A ligt. Zoals gezegd blijkt uit de beschrijving van EP 948 in [0101] en tevens in [0125] dat de housing allerlei vormen kan hebben. Daarbij wordt in conclusie 9 een uitvoeringsvorm geclaimd, waarbij de gaten zich bevinden aan een tegenover opening A liggend ‘
end’, zodat de vakman
‘second end’ zal opvatten als een tweede zijde, niet als een tweede uiteinde. Kenmerk 1.2. is derhalve geopenbaard in US 309. Daarbij geldt dat ook het buizenstelsel in figuur 12 van US 309 fungeert als een verdeelstuk (wat de gebruikelijke vertaling van
manifoldis). Ook in US 309 zal de druk bij toevoer van water of gas vanuit opening A in het T-stuk zich zo ontwikkelen, dat die druk gelijk verdeeld wordt over de ballonnen geplaatst aan de uiteinden van de vier korte buizen. De afstand tussen de gaten verhindert een gelijkmatige drukopbouw bij toevoer van vloeistof of gas niet. EP 948 beschrijft overigens ook niet dat de housing zo vormgegeven moet zijn dat die het mogelijk maakt dat de containers volledig gelijkmatig gevuld worden.
present a plurality of adjacent inflatable containers’, omdat in US 309 de ballonnen met de hand geplaatst moeten worden en er na het vullen van een serie ballonnen, weer nieuwe ballonnen op de ballonvuller geplaatst moeten worden. Bij de Bunch O’Balloons van Tinnus c.s. zijn de ballonnen al op de buizen geplaatst voordat de consument het product in gebruik neemt, zodat de buizen de ballonnen al presenteren. Bij dit betoog ziet Tinnus c.s. over het hoofd dat EP 948 niet is beperkt tot voortbrengsels waarbij de ballonnen op een andere locatie, machinaal en lang voordat de ballonvuller in gebruik wordt genomen, aan de buizen van kenmerk 1.4 zijn bevestigd. Dat het product van Tinnus c.s. die kenmerken heeft doet dan ook niet ter zake. EP 948 beschrijft in het geheel niet hoe en wanneer de ballonnen (of andere containers) op de buizen worden geplaatst. Ook in US 309 zal de ballonnenvuller die wordt beschreven op enig moment voor het vullen ballonnen op de uiteinden van de holle buizen ‘presenteren’. De vakman zal dat op basis van zijn algemene vakkennis onmiddellijk inzien. US 309 openbaart dit kenmerk dan ook duidelijk en ondubbelzinnig.
in a sealed manner by an elastic ring disposed around a neck of the inflatable container’.
this invention is a device that can fill one or more balloons at a time. The preferred embodiment envisions the invention filling multiple water balloons, (…)’.
obturation) van een ballon. FR 512 richt zich op het vullen van ballonnen met een
fluidum, in het bijzonder lucht of helium. EP 948 betreft eveneens (onder meer) met gas gevulde ballonnen. Maar ook voor met water gevulde ballonnen behoort FR 512 tot het relevante vakgebied vanwege de overeenkomstige eigenschappen van elastische waterballonnen en met lucht te vullen ballonnen. Het is daarbij, anders dan Tinnus c.s. betoogt, niet vereist dat de vakman in US 309 al een pointer naar de oplossing in FR 512 vindt.
elastic fasteners such as O-rings or rubber bands’(zie paragaraaf [0103], kolom 10, r. 2-3). Vervolgens maakt het octrooi in paragraaf [0110] duidelijk dat de vakman op de ingeroepen prioriteitsdatum zelf tot de juiste configuratie zou komen van de elastische ringen, aan de hand van parameters zoals maten, materiaal van de ring en ballonnen en het vulgewicht. Koopman wijst er terecht op dat het octrooi onvoldoende nawerkbaar zou zijn, als er inventieve arbeid nodig is voor het bepalen van de juiste (configuratie van de) elastische ring.
filled containers may be detached by pulling them away from tubes 16’(zie paragraaf [0108] van EP 948). Het betoog van Tinnus c.s. dat de vakman uitgaande van US 309 niet routinematig zou komen tot een ballonvuller waarbij de ballonnen tijdens het vullen vast zitten met de elastische ring, maar er daarna zelf juist afglijden en klaar voor gebruik zijn, gaat er aan voorbij dat dat geen kenmerk is van conclusie 1.
nozzlesin US 309 de vakman ervan zouden weerhouden US 309 te combineren met FR 512 ziet de rechtbank, anders dan de OD, niet in. US 309 leert de vakman dat de ballon die over de
nozzlewordt bevestigd (met een ‘tying device’) niet wegrolt voor of tijdens het vullen. Dat is derhalve geen probleem, zoals de OD onterecht stelt in haar voorlopige opinie. Als de vakman al zou denken dat de ring uit FR 512 van de
nozzlein US 309 zou ‘afrollen’, zou hij inzien dat dat probleem eenvoudig verholpen wordt. Dit kan óf door de ballon en ring zo ver over de
nozzlete plaatsen, dat die ook een cilindrisch deel van de holle buis omvatten, of door niet alleen de ring maar ook de cilindrisch gevormde buis van FR 512 in plaats van de taps toelopende buis toe te passen. Daarbij zij opgemerkt dat het octrooi de wijze waarop de ballonnen en de elastische ringen op de buizen van de ballonvuller worden aangebracht niet openbaart en/of onder bescherming stelt. Daaruit blijkt dat dit algemene vakkennis van de vakman is.
technischekenmerken toevoegen aan conclusie 1 met betrekking tot de toe te passen elastische ringen; slechts het beoogde resultaat van de toe te passen ringen wordt omschreven en de vakman wordt geacht dat resultaat routinematig te kunnen bereiken (zie 4.26). Er is dus geen sprake van een technisch verschilkenmerk ten opzichte van US 309, dat betrokken moet worden bij het bepalen van het op te lossen probleem en van invloed is op de inventiviteitsvraag.
the invention can also be portable’, zie paragraaf [0026]), zodat de vakman ook routinematig zou uitkomen bij een elastische ring met de juiste kenmerken om het afvallen van de ballonnen bij handmatig schudden te faciliteren.