Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- De inleidende dagvaarding van 8 mei 2017;
- Het exploot tot vervroeging van de aangezegde roldatum ex artikel 126 Rv van 23 mei 2017;
- De akte overlegging producties behorende bij dagvaarding, met producties 1 tot en met 10;
- De conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, tevens houdende overlegging producties 1 tot en met 19;
- Het tussenvonnis van 2 augustus 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast, uitsluitend met het doel partijen te horen ten aanzien van het door Tinnus gedane verzoek tot schorsing van de procedure op de voet van artikel 91 lid 1 GModVo;
- De brief van de rechtbank van 19 september 2017 en de daarin vermelde correspondentie;
- De akte overlegging producties 20 tot en met 26 zijdens [A] d.d. 13 december 2017;
- De akte overlegging productie 27 zijdens [A] d.d. 13 december 2017;
- De akte houdende overlegging productie 28 zijdens [A] d.d. 13 december 2017;
- De akte houdende overlegging productie 11 zijdens Tinnus d.d. 13 december 2017;
- Het proces-verbaal van de op 13 december 2017 gehouden comparitie van partijen met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van mr. H.G.M. Berendschot en de comparitieaantekeningen van mrs. E.B.N. Schnepper en A.B. Sixma.
2.Het geschil
In conventie en in reconventie
3.Beoordeling
(1)de modelrechten evident nietig zijn, hetgeen volgens haar ook wel blijkt uit een vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 15 september 2017 waarin de techniekexceptie is gehonoreerd en dat
(2)schorsing bovendien zou leiden tot een langdurige vertraging en ook tot versnippering van deze procedure terwijl
(3)[A] nu juist groot belang heeft bij een spoedige en integrale afdoening van het geschil nu de kosten in verband met het beslag voor haar almaar toenemen, de beslagen ballontrossen niet oneindig houdbaar zijn en haar afnemers bij gebrek aan duidelijkheid omtrent de rechten van Tinnus een afwachtende houding aannemen. In het verlengde hiervan verwijt zij Tinnus
(4)ook welbewust op vertraging uit te zijn. Al deze omstandigheden maken naar het oordeel van [A] dat er bijzondere redenen zijn als bedoeld in artikel 91 lid 1 GmodVo om de behandeling integraal voort te zetten. Subsidiair bepleit zij dat de procedure alleen voor wat betreft de in reconventie gevorderde nietigverklaring wordt geschorst en meer subsidiair alleen voor wat betreft het modelrechtelijke gedeelte.
evidentnietig zijn. Ten aanzien van de overige door [A] aangevoerde omstandigheden geldt daartoe dat deze alle dienen af te stuiten op de omstandigheid dat [A] er zelf voor heeft gekozen meteen het EUIPO te adiëren en dat zij er daarnaast bewust van heeft afgezien haar belangen tenminste gedeeltelijk veilig te stellen door middel van een kort geding of door het instellen van provisionele vorderingen. Dat Tinnus de samenloopregeling van artikel 91 GModVo aan de orde heeft gesteld, kan haar dan ook niet worden tegengeworpen. Overigens zou de vraag of de procedure moet worden geschorst ook zonder een daartoe strekkend verzoek van Tinnus aan de orde zijn gekomen nu de rechter dit blijkens de tekst van artikel 91 lid 1 GModVo dit (ook) ambtshalve dient te onderzoeken.