ECLI:NL:RBDHA:2019:5960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Italië onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Nigeriaanse man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij slachtoffer is van seksueel geweld en dat hij nog geen aangifte van mensenhandel heeft kunnen doen vanwege drukte bij de politie. Hij stelt dat deze omstandigheden bijzondere redenen vormen om zijn asielaanvraag in Nederland te behandelen.
De rechtbank overweegt dat eiser op 14 februari 2017 in Italië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat Italië op 19 februari 2019 heeft ingestemd met de terugname van eiser. De rechtbank concludeert dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek niet is overgegaan op Nederland, omdat eiser geen aangifte van mensenhandel heeft gedaan. De rechtbank wijst erop dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat Italië zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Eiser is er niet in geslaagd om aan te tonen dat dit in zijn geval niet kan.
De rechtbank oordeelt dat de situatie in Italië, hoewel zorgwekkend voor kwetsbare personen, niet voldoende is om de overdracht van eiser aan Italië te blokkeren. De rechtbank wijst erop dat de Italiaanse autoriteiten garanties hebben gegeven voor de behandeling van asielaanvragen en dat eiser na overdracht in Italië aangifte kan doen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.