Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[eisende partij sub 1] , te [plaats 1] ,
[eisende partij sub 2], te [plaats 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 november 2018;
- de brief van 3 april 2019 met de producties 52 tot en met 63 van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] ;
- de akte overlegging producties van 4 april 2019, met producties 52 tot en met 56, van de zijde van Arenborg;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 april 2019;
- de uitlating van 1 mei 2019 van de zijde van Arenborg dat Arenborg geen nadere getuigen wenst op te roepen;
- de uitlating van 1 mei 2019 van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] dat hij geen getuigen in contra- enquête wenst te horen;
- de opgave kosten van de getuige van 2 mei 2019 van de zijde van Arenborg;
- de conclusie na enquête tevens akte uitlating producties, met producties 63 tot en met 68, van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] ;
- de conclusie na enquête en akte uitlating van de zijde van Arenborg;
- de antwoordconclusie van de zijde van [eisende partij sub 1 c.s.] ;
- de conclusie van antwoord na enquête van de zijde van Arenborg.
2.De verdere beoordeling
(…) Ik heb in 1984 niet met de heer [B] gepraat over het gebruik van het water. Er is nooit gepraat over liggeld. De woonboten waren ingetekend in het bestemmingsplan. Toen was het nog onroerend goed. We waren met kabels verbonden aan de wal. Ik had niet het idee dat het water apart was. Ik bedoel daarmee dat ik dacht dat het water bij de woonboot hoorde. U vraagt mij of het klopt dat ik nooit aan [B] gevraagd heb of het goed was dat de woonboot in het water lag. Dat klopt. Ik heb daar nooit met [B] over gepraat.
Ik heb het er wel eens met hem over gehad mar nou ja dan werd hij een soort nou ja een soort pielig]
. Nee, ja niks aan de hand.