In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de herziening van de Werkloosheidswet (WW) uitkering van eiseres. Eiseres had een WW-uitkering aangevraagd en ontvangen, maar het Uwv heeft deze herzien en een bedrag teruggevorderd op basis van het vermoeden dat zij als zelfstandige werkzaamheden verrichtte zonder dit te melden. De rechtbank oordeelde dat het Uwv onvoldoende bewijs had geleverd voor de schatting van het aantal gewerkte uren als zelfstandige, die door het Uwv op acht uur per week was vastgesteld. Eiseres had betoogd dat zij slechts tweeënhalf uur per week aan haar hobby, het maken van paardenhalsters, had besteed. De rechtbank vond dat het Uwv niet zorgvuldig genoeg had onderzocht en dat de schatting niet op voldoende feitelijke grondslag berustte. Hierdoor werd het bestreden besluit vernietigd en werd het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en droeg het Uwv op het betaalde griffierecht te vergoeden. Tevens werden de proceskosten van eiseres vergoed.