ECLI:NL:CRVB:2018:524
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WW- en ZW-uitkering wegens schending inlichtingenplicht en zelfstandige werkzaamheden in drugshandel
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WW- en ZW-uitkering van appellant, die werkzaam was als medewerker groenvoorziening en zich ziek meldde. Appellant ontving vanaf 23 november 2009 een WW-uitkering, die onderbroken werd van juni tot augustus 2010. Na zijn ziekmelding in november 2010, werd hij in december 2010 in aanmerking gebracht voor een ZW-uitkering. Deze uitkering werd beëindigd in juni 2012 vanwege detentie. Het Uwv heeft de WW-uitkering van appellant ingetrokken op basis van een anonieme tip over drugshandel, en vorderde onverschuldigd betaalde uitkeringen terug. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht de uitkeringen heeft ingetrokken, omdat appellant zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden als zelfstandige in de drugshandel. De Raad stelt vast dat er onvoldoende concrete gegevens zijn over de omvang van de werkzaamheden van appellant, waardoor het Uwv genoodzaakt was om een schatting te maken. De Raad bevestigt dat appellant zijn hoedanigheid als werknemer heeft verloren en dus geen recht had op de uitkeringen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, met verbetering van gronden, en het Uwv wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant.