Uitspraak
REchtbank DEN Haag
[eiser] , te [plaats] , eiser, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
3 april 2018.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiser en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van zijn huwelijk met een gemeenschapsonderdaan. De aanvraag werd echter afgewezen op grond van het feit dat er sprake zou zijn van een schijnrelatie. Eiser had eerder meerdere aanvragen gedaan, die ook waren afgewezen, en voerde aan dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een herbeoordeling rechtvaardigden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die tot een ander oordeel konden leiden. De rechter stelde vast dat de eerdere afwijzingen van de aanvragen al waren gebaseerd op de beoordeling van het huwelijk en dat de nieuwe bewijsstukken die eiser had overgelegd, niet relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van nieuwe feiten bij herhaalde aanvragen en bevestigt dat de bewijslast bij de aanvrager ligt. De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep ongegrond was verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.