ECLI:NL:RBDHA:2018:15759
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onzakelijke lening en afwaardering belastbaar inkomen uit werk en woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die enig aandeelhouder was van een besloten vennootschap (B.V.), en de inspecteur van de Belastingdienst. De eiser had in 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, waartegen hij bezwaar had aangetekend. De inspecteur handhaafde de aanslag, waarna de eiser beroep instelde. De kern van het geschil betrof de vraag of er sprake was van een zakelijke lening van de eiser aan de B.V. en of de eiser een afwaardering van deze lening ten laste van zijn belastbare inkomen uit werk en woning kon toepassen.
De rechtbank oordeelde dat de lening van de eiser aan de B.V. niet als een zakelijke lening kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat er geen leningsovereenkomst was gesloten en dat er geen zekerheid was gesteld voor de aflossing van de lening. Bovendien was de B.V. in een financieel ongunstige positie, met een negatief eigen vermogen en een verlies in het jaar van de lening. De rechtbank concludeerde dat de lening niet onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden door een onafhankelijke derde zou zijn verstrekt, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een onzakelijke lening. Hierdoor kon de eiser de afwaardering van de lening niet ten laste van zijn belastbare inkomen brengen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.