ECLI:NL:RBDHA:2018:15517
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van een man veroordeeld voor medeplegen van doodslag en inreisverbod van tien jaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 september 2018 uitspraak gedaan in de zaken AWB 18/22 en AWB 18/23, waarbij de rechtbank de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid toestemming verleent om een 22-jarige man, die in 2013 was veroordeeld voor het medeplegen van doodslag op een voetbalgrensrechter, uit Nederland te zetten. De man had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, die was ingetrokken, en hem was een inreisverbod van tien jaar opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de man geen recht had op een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden, omdat de rechtbank eerder had geoordeeld dat de intrekking van zijn verblijfsvergunning en het inreisverbod rechtmatig waren. De rechtbank overwoog dat de man een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde, gezien zijn strafblad en het feit dat hij in de proeftijd van eerdere veroordelingen opnieuw strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat de belangen van de man niet opwogen tegen de belangen van de samenleving, en dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met zijn familie, waardoor zijn recht op eerbiediging van het privéleven en gezinsleven niet werd geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het inreisverbod ongegrond en het beroep tegen de intrekking van de verblijfsvergunning niet-ontvankelijk.