3.4.1Feit 1: De woningoverval te Zoetermeer
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag naar de mate waarin de verdachte betrokken is geweest bij de woningoverval en in het verlengde daarvan hoe deze betrokkenheid dient te worden gekwalificeerd (als medepleger of als medeplichtige). De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verklaringen [verdachte] en [medeverdachte 1]
[verdachte] heeft verklaard dat hij op de dag van de overval samen met [medeverdachte 1] en “ [medeverdachte 3] ” was. Hij is samen met [medeverdachte 3] vanuit Limburg naar [medeverdachte 1] in Rotterdam gegaan. Vervolgens zijn zij met zijn drieën in de grijze Ford Focus van [medeverdachte 3] naar
Zoetermeer gereden. [verdachte] wist dat ‘die mensen’ vanuit die woning drugs verkochten; hij was zelf ook een keer met [medeverdachte 1] naar de woning gegaan om wat te halen. [medeverdachte 1] had later een keer aan [verdachte] gezegd dat zij hen misschien een keer konden pakken.
Eenmaal aangekomen bij de woning in Zoetermeer, zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ” uitgestapt “en hun ding gaan doen” (de rechtbank begrijpt: het overvallen van de woning). De bedoeling was dat ze drugs zouden halen en terug zouden komen. Tijdens de overval bleef [verdachte] in de auto zitten en heeft hij [medeverdachte 1] gebeld om weer weg te gaan. Na de overval zijn [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] met de auto naar de woning van laatstgenoemde gereden, en zijn de drugs verdeeld, waarna zij uit elkaar zijn gegaan. Uit de woning is 500 gram cocaïne, 100 gram skunk en 100 gram hasj weggenomen, die onder de overvallers zijn verdeeld. [verdachte] heeft aan zijn eigen verkoop van de drugs € 2.000,00 overgehouden. Over de voorbereiding van de woningoverval heeft [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 3] begon te praten over het gemak waarmee een woningoverval kon worden gepleegd bij [slachtoffer 1] , dat [medeverdachte 1] dat hoorde en ook mee wilde doen. Voorts had [verdachte] met [medeverdachte 3] een pistool – hetzelfde dat later in zijn huis werd aangetroffen – geregeld voor de overval. Dit pistool en ook het eveneens later in zijn huis aangetroffen stroomstootwapen zijn gebruikt bij de overval.
[medeverdachte 1] heeft bekend één van de overvallers in de woning te zijn geweest. Ook heeft hij onder meer verklaard dat [verdachte] aan “ [medeverdachte 3] ” de tip had gegeven dat er drugs in de woning waren, dat [verdachte] hen de woning had aangewezen en dat [verdachte] tijdens de overval aan het wachten was op een parkeerplaats bij of in de auto.
Telefoongegevens
De overval vond plaats tussen 14:25:37uur en 15:56 uur.Uit de historische telefoongegevens van de telefoons van [medeverdachte 1] en [verdachte] volgt dat gedurende die periode de telefoon van [medeverdachte 1] ( [telefoonnummer 1]) alleen is gebeld door de telefoon van [verdachte] ( [telefoonnummer 2]): op 14:40:42 uur en om 14:42:19 uur.Beide telefoons straalden toen zendmasten aan in de nabijheid van de plaats van de woningoverval.
Juridisch kader medeplegen
De kwalificatie “medeplegen” vereist dat er sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval, zoals onder meer in de arresten ECLI:NL:HR:2014:3474, ECLI:NL:HR:2015:716 is benadrukt en laatst nog in ECLI:NL:HR:2016:1315 is herhaald. Bij de vorming van het oordeel dat er sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Zeker in dergelijke, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen wel moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen stelt de rechtbank ten aanzien van de verdachte de volgende feiten en omstandigheden vast:
voorafgaande aan de overval:
- heeft hij aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] informatie verschaft over de aanwezigheid van drugs in de woning en over de ligging van de woning;
- heeft hij overleg gevoerd met zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 3] over de woningoverval;
- heeft hij met [medeverdachte 3] het vuurwapen geregeld dat bij de woningoveral is gebruikt;
- heeft hij het stroomstootwapen ter beschikking gesteld voor de woningoverval;
- is hij samen met [medeverdachte 3] met de auto naar [medeverdachte 1] gegaan om hem op te halen;
- is hij met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] naar de woning gereden;
- is hij in de auto blijven zitten wachten;
- heeft hij in telefonisch contact heeft gestaan met [medeverdachte 1] ;
- is hij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in de auto weggereden;
- heeft hij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] de buit verdeeld;
- heeft hij, nadat de aan hem toebedeelde drugs door hem waren verkocht, € 2.000,00 euro overgehouden aan de overval.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een zodanig belangrijke bijdrage aan de overval heeft geleverd, dat hij als medepleger daarvan moet worden aangemerkt. Zo is het kennelijke plan voor de overval pas gemaakt nadat verdachte de twee andere overvallers had getipt. Daarmee heeft verdachte reeds een essentiële rol gespeeld. Verder werkten verdachte en de twee andere overvallers blijkens het overleg waarover de verdachte heeft verklaard, al in de voorbereiding nauw samen ten behoeve van de te plegen overval. Deze nauwe samenwerking laat zich ook zien in de omstandigheid dat de verdachte samen met één van de andere overvallers een vuurwapen heeft geregeld en dat hij zijn stroomstootwapen aan hen ter beschikking heeft gesteld. Verder zijn verdachte en de twee andere overvallers gezamenlijk naar de plek van de overval gereden.
De wijze waarop de overval vervolgens is uitgevoerd duidt op een gezamenlijk plan waarin was voorzien in een duidelijke afbakening van rollen: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] voerden de overval feitelijk uit, terwijl de verdachte in de auto zou blijven, omdat hij door aangever [slachtoffer 1] herkend zou kunnen worden. Ondertussen bleef de verdachte wel betrokken bij de uitvoering van de overval: vast staat dat hij [medeverdachte 1] via de telefoon heeft aangespoord om weg te gaan. Na de overval heeft de verdachte de buit samen met de twee andere overvallers verdeeld, wat erop duidt op dat de verdachte ook volgens de andere overvallers een wezenlijke bijdrage heeft geleverd daaraan.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich aan het primair tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt, een en ander zoals verwoord in de volgende bewezenverklaring.
3.4.2Feiten 2 en 3: Het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en een stroomstootwapen
Nu de verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren – het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en een stroomstootwapen – heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en zijn raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 207, 219 en 220;
- het proces-verbaal betreffende het vuurwapen en de munitie, p. 237 t/m 239;
- het proces-verbaal betreffende het stroomstootwapen, p. 241 en 242;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 393 en 394.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich aan het tenlastegelegde heeft schuldig gemaakt, een en ander zoals verwoord in de volgende bewezenverklaring.