ECLI:NL:RBNNE:2015:4828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
18.850085-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van woningoverval met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval. De overval vond plaats op 24 augustus 2014, waarbij de bewoonster van de woning werd vastgebonden en onder bedreiging van geweld werd gedwongen om geld en waardevolle spullen af te geven. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, speelde een cruciale rol in het organiseren van de overval vanuit de gevangenis. Hij had contact met medeverdachten en gaf hen informatie over de bewoonster en de locatie van de overval. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet fysiek aanwezig was bij de uitvoering van de overval, maar dat zijn bijdrage aan de voorbereiding en organisatie van de overval voldoende was om hem te veroordelen voor medeplegen van de woningoverval. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan diefstal met geweld en bedreiging, en legde een gevangenisstraf van vier jaar op. De rechtbank wees ook een schadevergoeding toe aan het slachtoffer van de overval, ter hoogte van € 2.000,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/850085-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
28 september 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 september 2015.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Mook.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 24 augustus 2014, te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen (een) gro(o)t(e) geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer € 2.000, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte (n), waarbij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbrekingen/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer] op een stoel aan handen en voeten met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer] een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd heeft/hebben gezet en/of van die [slachtoffer] geld en/of autosleutels en/of de pinpas heeft/hebben geëist en/of naar de kluis heeft/hebben gevraagd, terwijl [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/ of zijn/hun mededader(s) zichtbaar voor die [slachtoffer] een koevoet en/of breekijzer en/of een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een stroomstootwapen (taser) in handen had(den) en/of tegen die [slachtoffer] zei(den) (zakelijk weergegeven) dat ze zich niet mocht bewegen want anders zou er iets gebeuren,
welk vorenomschreven strafbaar feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 24 augustus 2014, in elk geval in de periode in het jaar 2014 voorafgaand aan dat feit, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente Menterwolde, en/of elders in Nederland, door het verschaffen van (een) inlichting(en), te weten door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of hun mededader(s) door te geven dat er in een (gele) woning aan [straat] te [pleegplaats] , (gelegen nabij het woonwagenkamp) een dikke man woonachtig zou zijn, welke man veel geld in huis zou hebben (dat in een kluis moest liggen) en/of een rol te spelen in het regelen van het (vuur)wapen, opzettelijk heeft uitgelokt;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2014, te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) gro(o)t(e) geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer € 2.000, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] op een stoel aan handen en voeten met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer] een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd heeft/hebben gezet en/of van die [slachtoffer] geld en/of autosleutels en/of de pinpas heeft/hebben geëist en/of naar de kluis heeft/hebben gevraagd, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zichtbaar voor die [slachtoffer] een koevoet en/of breekijzer en/of een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een stroomstootwapen (taser) in handen had(den) en/of tegen die [slachtoffer] zei(den) (zakelijk weergegeven) dat ze zich niet mocht bewegen want anders zou er iets gebeuren;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 24 augustus 2014, te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met (een) ander(en), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft weggenomen (een) gro(o)t(e) geldbedrag(en) van (in totaal) ongeveer € 2.000, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan die verdachte(n), waarbij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn/hun mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer] op een stoel aan handen en voeten met tie-wraps heeft/hebben vastgebonden en/of die [slachtoffer] een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd heeft/hebben gezet en/of van die [slachtoffer] geld en/of autosleutels en/of de pinpas heeft/hebben geëist en/of naar de kluis heeft/hebben gevraagd, terwijl [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] zijn mededader(s) zichtbaar voor die [slachtoffer] een koevoet en/of breekijzer en/of een (gas)pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een stroomstootwapen (taser) in handen had(den) en/of tegen die [slachtoffer] zei(den) (zakelijk weergegeven) dat ze zich niet mocht bewegen want anders zou er iets gebeuren,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 24 augustus 2014, in elk geval in de periode in het jaar 2014 voorafgaand aan dat feit, te [plaats 1] , (althans) in de gemeente Menterwolde, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) de informatie te verstrekken dat er in een gele woning gelegen aan [straat] te [pleegplaats] (nabij het woonwagenkamp), een dikke man woonachtig is, welke man een grote hoeveelheid geld in huis heeft (dat in een kluis moest liggen) en/of een rol te spelen in het regelen van het (vuur)wapen.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte vanuit de [P.I. 1] , alwaar hij op dat moment gedetineerd zat, een prominente rol heeft gehad in het organiseren van de overval. Uit de details die naar voren komen in de beluisterde telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd met medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] blijkt dat wordt gesproken over deze overval en dat verdachte daarin een regelende rol heeft. Zowel [medeverdachte 4] als [medeverdachte 1] hebben bevestigd dat de gesprekken met verdachte over deze overval gingen. Verdachte heeft [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact gebracht, gezorgd dat [medeverdachte 4] een wapen voor [medeverdachte 1] regelde, en verdachte zou meedelen in de buit. Daaruit blijkt dat hij opzet op een gewapende overval had. Hij wilde deze door een ander laten plegen, omdat hij zelf vast zat. Hij had dus ook opzet op de uitlokking. Uit de gesprekken, alsmede de verklaring van [medeverdachte 1] , blijkt ook dat [medeverdachte 1] door verdachte is aangezet tot het plegen van de overval. Verdachte heeft gelegenheid, middelen en inlichtingen verschaft. Het uitgelokte delict heeft plaatsgevonden en de uitgelokte, [medeverdachte 1] , is zelf ook strafbaar. Daarmee is voldaan aan alle voorwaarden voor uitlokking.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de bron van alle belastende informatie de telefoongesprekken zijn die verdachte heeft gevoerd vanuit de penitentiaire inrichting. Onduidelijk is echter of en in hoeverre deze gesprekken over de overval gaan. Het was niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte 4] die als eerste met de informatie kwam dat er veel geld in het gele huis zou liggen. [medeverdachte 4] heeft ook een motief om te verklaren dat het initiatief van verdachte kwam, namelijk om er zo zelf beter van af te komen. De telefoongesprekken moeten daarom worden geplaatst in het licht van het feit dat verdachte van anderen had gehoord dat er iets te halen zou zijn in de woning. De informatie van verdachte heeft niet bijgedragen aan hetgeen de medeverdachten wordt verweten. Nu verdachte zelf als enige vast zat, konden de medeverdachten doen wat zij wilden, onafhankelijk van verdachte.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de gesprekken wel betrekking hadden op de onderhavige overval, dan geldt dat aan de voorwaarden voor uitlokking niet wordt voldaan. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte opzet op alle bestanddelen van de delictsomschrijving had. Ook blijkt niet dat verdachte een ander heeft doen besluiten het delict te begaan. Verdachte zat immers vast en zijn informatie was ook bij vele anderen bekend. Hij was dus niet nodig voor het delict. Ook van uitlokkingsmiddelen was geen sprake. Nu er dus niemand is uitgelokt, wordt evenmin aan het vereiste van een strafbare uitgelokte voldaan.
Verdachte dient verder van medeplegen en medeplichtigheid aan de overval te worden vrijgesproken. Verdachte was niet alleen zelf niet aanwezig bij de uitvoering, maar ook een rol in de voorbereiding en afhandeling van het delict valt niet uit het dossier af te leiden. Uit de telefoongesprekken valt niet op te maken dat sprake was van een bepaalde taakverdeling of een nauwe samenwerking. Verdachte kon zich, gezien zijn detentie, ook niet distantiëren. Van medeplichtigheid is geen sprake nu verdachte geen relevante informatie of inlichtingen heeft verschaft. De informatie was immers van [medeverdachte 4] afkomstig. Verdachte heeft niemand geholpen.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de inhoud van de volgende bewijsmiddelen, in de wettelijke vorm opgemaakt, zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 augustus 2014, opgenomen op p. 310 e.v. van dossier nummer 2014092503 d.d. 26 januari 2015 van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Op zondag 24 augustus 2014 bevond ik mij tussen 1:30 uur en 2:15 uur in mijn woning aan [adres] te [pleegplaats] . Ik had mijn woning afgesloten. Plotseling werd ik door het schudden aan mijn schouder door iemand wakker gemaakt. Ik schrok wakker en werd erg bang want ik zag twee mannen staan. Ik zag dat één van de mannen een grijs breekijzer met oranje krul in zijn handen had. Ik werd door de grootste man aangesproken. Ik hoorde deze man in het Hollands met een licht accent zeggen: "Die dikke meneer, waar is hij." Ik hoorde hem zeggen: "Die dikke meneer met zo'n pak geld die hij liet zien." De man bleef maar zeggen: "Die dikke meneer, waar is hij en hier is heel veel geld, waar is de kluis." Ik maakte de man duidelijk dat mijn man overleden was en dat ik geen kluis had en geen geld. Ik hoorde dezelfde man zeggen: "Waar is je pinpas." Ze vroegen ook nog om de sleutel van de auto en mijn sieraden. Eén van de mannen heeft mijn handen bij elkaar gebonden met tie-rips en mijn voeten ook. Ik moest van de man op de stoel blijven zitten en mocht mij niet bewegen of anders zou er wat gebeuren. Ik heb op de alarmknop gedrukt. Het alarm begint dan te joelen. De mannen zijn via het raam van mijn slaapkamer ervandoor gegaan. Door de mannen is ongeveer 2000 euro weggenomen uit een bakje in de slaapkamer.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 2 januari 2015, opgenomen op p. 561 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Op zondag 24 augustus 2014 heb ik, [persoon] , werkzaam bij de Politie Noord-Nederland, forensische opsporing, een onderzoek ingesteld naar aanleiding van een overval in een woning aan [adres] te [pleegplaats] .
Het [slachtoffer] had lichte, nauwelijks zichtbare, verwondingen aan de polsen. Het slachtoffer zat op het moment van de overval op de oranje stoel in de woonkamer. Nadat ze werd vastgebonden ging ze in de bruine stoel met het rode kussentje zitten, waar de alarmknop lag. Bij deze stoelen zag ik een aantal tie-wraps liggen op de vloer. In totaal zag ik drie hele, niet in elkaar geschoven tie-wraps. Verder lag er één in elkaar geschoven, nog vastgeklemde, tie-wrap en één deel van een tie-wrap.
In de slaapkamer zag ik dat het raam open stond en dat er kastdeuren en lades open stonden. Bij onderzoek op en bij het raam waar de verdachten binnen waren gekomen, zag ik op de vensterbank aan de binnenzijde een deel van een schoenspoor. Uit een lade van de kast werd uit een plastic bakje geld weggenomen. Bij het onderzoek naar de braakschade aan het naar binnen draaiende raam zag ik dat de vergrendeling van het sluitmechanisme enigszins defect was. Verder zag ik geringe braakschade aan de buitenzijde van het raam. De bewoonster deelde mij mede dat het raam al voor het delict niet goed was af te sluiten. De hevel van de vergrendeling kon niet in de verticale sluitstand worden gebracht, waardoor het raam waarschijnlijk met relatief weinig kracht en schade kon worden opengebroken.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 4 november 2014, opgenomen op p. 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] :
[verdachte] vroeg mij omstreeks augustus (
opmerking rechtbank: de rechtbank begrijpt 2014)of hij mijn telefoonnummer mocht doorgeven aan een jongen uit [plaats 2] . Ik heb het met [verdachte] , al voor hij vast zat, over het gele huis gehad. We wisten dat er veel geld in een kluis moest liggen. Ik ben als monteur wel eens in dat gele huis aan [straat] geweest in 2012. Er moest toen contant worden afgerekend. In het kantoortje, onder het bureau, zat een ladenkast. Ik zag dat een lade werd opengetrokken en daar werd een portemonnee uitgehaald. Ik zag toen dat daar een grote hoeveelheid geld in zat. Ik sprak hier met [verdachte] over.
De dag nadat ik het wapen had geleverd aan ' [plaats 2] ' zag ik dat er een woning was overvallen aan [straat] . Op een zondag belde [verdachte] . Hij vroeg mij of ik gehoord had over die overval aan [straat] , dat het gelukt was. Maar dat mijn informatie niet klopte.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 23 decemebr 2014, opgenomen op p. 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] :
De eerste keer dat er contact tussen mij en die jongen uit [plaats 2] werd gelegd, werd ik aangesproken op Whatsapp. Hij zei dat [verdachte] hem had gevraagd om contact te zoeken. We hebben toen afgesproken op het station van [pleegplaats] . Hij vertelde dat hij van [verdachte] te horen had gekregen dat ik had gezien dat iemand veel geld had en of ik die plaats wilde laten zien. Ik heb toen gezegd waar hij langs moest rijden. We reden er langs en toen heb ik aangewezen dat het om dat gele vrijstaande huis ging. Toen zijn we teruggereden naar het station en daar werd mij nog gevraagd of ik vuurwapens kon regelen. Ik heb toen gezegd dat ik dat niet kon regelen, maar wel een alarmpistool. Ik dacht daarna dat ze van plan waren daar in te breken en geld te stelen. [verdachte] vroeg of ze al geweest waren en of ik het huis had laten zien en wanneer ze weer zouden komen. De tweede keer hebben we op een zaterdag afgesproken bij [locatie] . Ik zag de Volkswagen Polo en een BMW. ' [plaats 2] ' vroeg mij of ik nog een keer het huis wilde laten zien. De anderen reden achter ons aan in de Polo. We zijn toen eerst langs het huis gereden en toen op de weg langs de A7. Daar zijn we ergens gestopt, want ze keken naar een plek waar ze die BMW in de fik konden steken. We zijn alle vier uitgestapt. Ik hoorde dat ' [plaats 2] ' toen met de andere twee sprak over waar ze het beste die auto achter konden laten en in de fik steken. De uitkomst was dat ze daar die BMW in de fik zouden steken omdat ze daar dan makkelijk de A7 richting Drachten op konden. De BMW is achtergelaten op een parkeerplaats op [straat] . We zijn in de Polo gestapt en teruggereden naar [locatie] . Bij [locatie] vroeg ' [plaats 2] ' of ik dat ding nog had meegenomen. Hij liep met me mee naar mijn scooter en ik heb hem een plastic tas met het alarmpistool en de taser gegeven.
De verklaring van medeverdachte/getuige [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting van 14 september 2015, inhoudende:
Ik heb een jaar lang samen met [verdachte] vastgezeten. [verdachte] spiegelde mij voor dat er een groot bedrag aan zwart geld, wel drie ton of een half miljoen, in een kluis zou liggen onder het bureau. [verdachte] bracht mij in contact met [medeverdachte 4] . Ik had via Whatsapp contact met hem. [medeverdachte 4] heeft me het weekend voor de overval plaatsvond uitgelegd waar het huis was, waar het geld lag en hoe ik het moest doen. Het weekend daarna ben ik weer met hem naar het huis gegaan. Hij heeft me toen een wapen gegeven en een taser. Ik had aan hem gevraagd of ik een wapen bij hem kon kopen. [verdachte] had mij verteld dat [medeverdachte 4] wel wapens voor me kon regelen. [medeverdachte 4] heeft me ook verteld waar ik de BMW het beste neer kon zetten. We zijn een paar keer langs het huis gereden, hij heeft de vluchtroute uitgestippeld en mij gezegd waar we het beste de BMW in brand konden steken. De verklaring van aangeefster [slachtoffer] over hoe de overval op haar woning in de nacht van 23 op 24 augustus 2014 is verlopen klopt verder. We hadden afgesproken dat de buit verdeeld zou worden over ons drieën, dus mijzelf, [verdachte] en [medeverdachte 4] .
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 november 2014, opgenomen op p. 672 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
Er werden historische gespreksgegevens opgevraagd van de [P.I. 1] voor de periode van 1 augustus 2014 tot en met 10 september 2014. Het ging hierbij om gesprekken gevoerd met behulp van een Telio ID-kaart [nummer] , in gebruik bij [verdachte] en twee telefoontoestellen op de afdeling waar hij gedetineerd was. Bijgevoegd worden gesprekken tussen [verdachte] en drie betrokkenen.
Gesprek 2 (p. 677)
gebelde: [telefoonnummer 1]
datum: 19 augustus 2014 14:07 uur
[verdachte] zegt dat de NN man eerst naar die torie moet kijken want hij is er binnenkort, snap je wat ik bedoel, alles komt goed. De NN man zegt sowieso ja, ja, ja.
NN man: ik was daar bij jullie ook bij die kamp geweest daar zo. Beetje met hem geweest daar rondje rijden, alles een beetje kijken zo.
Gesprek 3 (p. 678)
gebelde: [telefoonnummer 2]
datum: 19 augustus 2014 15:05 uur
[verdachte] zegt dat [voornaam] bezoek heeft gehad. [voornaam] zegt ja en hij vindt degene een toffe gozer. Het is een goeie jongen. [verdachte] zegt dat het binnenkort van stapel gaat. Hierop zegt [voornaam] , oh kijk eens aan.
Gesprek 6 (p. 680)
gebelde: [telefoonnummer 2]
datum: 23 augustus 2014 12:04 uur
[verdachte] zegt tegen [voornaam] dat hij die jongen moet appen. [verdachte] zegt dat ze er een beetje druk achter moeten zetten. [voornaam] zegt dat hij onderweg was en zou Whatsappen als hij er is. [voornaam]
(opmerking rechtbank: de rechtbank begrijpt [verdachte] )zegt dat het gedaan is, hoe beter het is, en die jongens doen het, ik breng geen koekebakker. [voornaam]
(opmerking rechtbank: de rechtbank begrijpt [verdachte] )zegt dat hij eerlijk en correct is, daar gaat het om, anders zou ik hem ook nooit in contact brengen met jou, snap je wat ik bedoel.
Gesprek 8 (p. 682)
gebelde: [telefoonnummer 1]
datum: 23 augustus 2014 14:43 uur
[verdachte] belt naar NN man
[verdachte] : maar wat ga je, lonely of wat
NN man: nee nee nee
(…)
[verdachte] : Dikke torie gedaan
(…)
[verdachte] : maar wat ga je doen, ga je zometeen richting daarheen?
NN man: ja
(…)
[verdachte] : maar weet ie al dat jullie komen
NN man: ja ja ja, hij is altijd een paar dagen van tevoren op de hoogte
[verdachte] : ja man, hij wacht thuis vandaag
(…)
[verdachte] : dan hoor ik morgen wel wat er ligt
Gesprek 9 (p. 684)
gebelde: [telefoonnummer 1]
datum: 23 augustus 2014 14:50 uur
[verdachte] belt NN man
NN man: dus dan reken ik daar op als die dat geregeld heeft, weet je
[verdachte] : ja, moet ik hem bellen, vragen of die het geregeld heeft?
NN man: nee ik ga er wel vanuit dat ie dat geregeld heeft
(…)
[verdachte] : hij zei toffe gast man, die je hebt gestuurd. Ik zeg, ja da's een goeie jongen.
[verdachte] : maar waar ga je daarna heen dan, naar hem weer toe?
NN man: nee joh, daarna ga ik weg.
[verdachte] : en m'n money dan?
NN man: he?
[verdachte] : de volgende dag
NN man: wat, volgend weekend. het volgende weekend, ja toch.
[verdachte] : ik bel jou gelijk morgen he
NN man: ja geen stress, maak je niet druk om die dingen man.
Gesprek 10 (p. 686)
gebelde: [telefoonnummer 2]
datum: 23 augustus 2014 15:06 uur
[verdachte] belt naar [voornaam]
[verdachte] : he, ze komen naar jou he
[voornaam] : …. vanavond
[voornaam] : hij Whatsappte me net al
[verdachte] : oke, vanavond gaat het gebeuren
[voornaam] : ah mooi toch
[verdachte] : had je die dingen geregeld voor hem
[voornaam] : ja zeker
[verdachte] : oke, wat is dat dan
[voornaam] : zo'n erwtenschieter, maar dan anders
[verdachte] : ja ja ja
[verdachte] : is goed, dan horen we het morgen wel
[voornaam] : is goed jongen
Gesprek 11 (p. 687)
gebelde: [telefoonnummer 2]
datum: 24 augustus 2014 9:18 uur
[verdachte] belt [voornaam]
[verdachte] : zijn ze geweest gisteren?
[voornaam] : ja jong
[verdachte] : maar alles is goed gegaan voor wat ze bij jou kwamen?
[voornaam] : ja man
(…)
[verdachte] : oke dan bel ik hem vanmiddag. dan bel ik jou ook nog. ik moet even kijken hoe, als alles goed is gegaan, hoe we dat gaan doen met die geld, snap je?
[voornaam] : ja toch
Gesprek 14 (p. 691)
gebelde: [telefoonnummer 2]
datum: 24 augustus 2014 12:00 uur
[verdachte] belt [voornaam]
[verdachte] : wat dacht je van mij dan, ik wil weten wat is onze deel
[voornaam] : ja, daar gaat het mij niet om, maar of ze niet voor niks zijn toch
[verdachte] : nee maar er staat op dat ze niet voor niks zijn toch
[voornaam] : nee man, dat is zo
[verdachte] : en hem kennende gaat ie niet met uh…niets weg
[verdachte] : ik zeg je toch, als ik mensen stuur is altijd goed, dat zijn geen koekebakkers ja
[verdachte] : ik was er liever zelf bij geweest hoor
[voornaam] : ja ik ook
(…)
[verdachte] : voor dit ga je gewoon vijf jaar weg he, dat kan je wel nagaan natuurlijk
[voornaam] : ja
Gesprek 21 (p. 698)
gebelde [telefoonnummer 1]
datum 25 augustus 2014 7:19 uur
[verdachte] belt naar NN man
NN man: die ding klopt niet wat je tegen mij zegt man
[verdachte] : maar dat kan niet anders ja, heb je gekeken
NN man: ik heb alles wat je me gezegd hebt gedaan, die ding klopt niet.
[verdachte] : maar jij hebt wel iets verdiend
NN man: niks niks brada
NN man: want wat je mij ook niet verteld hebt, die bitch
NN man: die drukt in 1 keer op zo'n knop, gekke geluiden gebeuren daar joh
NN man: ze zegt ook tegen mij van jullie zijn niet de eerste.
[verdachte] : zie je, dan is die doekoe toch al weg broer. ik zeg toch, ik heb alles live gezien daar
NN man: oke. want wat je zei onder die bureau enzo, stond niks joh
[verdachte] : en waar was die man dan, die dikke
NN man: die was daar niet joh
NN man: die was dood zegt ze
[verdachte] : ohhh oke, daarom is misschien die dinge loesoe
[verdachte] : maar die ding wat ie voor jou had geregeld heb je ook die ding gegeven?
NN man: ja ja, maar heb ik allemaal weggegooid dat snap je wel he
[verdachte] : maar die ding was goed
NN man: ja, maar was ook geen originele, was zo'n fake ding weet je
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 november 2014, opgenomen op p. 537 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende:
In het kader van onderzoek [onderzoeksnaam] , n.a.v. een overval in een woning aan [adres] te [pleegplaats] , gepleegd op zondag 24 augustus 2014 omstreeks 2:00 uur, werd onder andere als verdachte aangemerkt [medeverdachte 1] , gedetineerd in de [P.I. 2] . Op 14 oktober 2014 werden de telefoons [medeverdachte 1] bij zich in de [P.I. 2] heimelijk in beslag genomen. De telefoons werden uitgelezen door personeel van de afdeling digitale expertise. Het gaat om een witte Blackberry Curve 8520 en een grijze Samsung Galaxy SIII. In het onderzoek zijn verkeersgegevens opgevraagd van de telefoonnummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 3] die in gebruik zijn/waren bij [medeverdachte 1] .
 telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd in de periode 1 augustus 2014 tot en met 26 september 2014 gebruikt in een toestel waarvan het imeinummer overeenkomt met genoemde Blackberry.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 5 november 2014, opgenomen op p. 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] :
Het gesprek van 23 augustus 2014 om 15:06 uur ben ik met [verdachte] . Ik werd op mijn telefoonnummer 0621908607 gebeld door [verdachte] . [verdachte] zat op dat moment in de gevangenis in [plaats 1] . Met [verdachte] bedoeld ik mijn neef [verdachte] . Ik heb het alarmpistool, wat ik in het gesprek erwtenschieter noem, voor die jongen uit [plaats 2] geregeld. In het gesprek van 24 augustus 2014 om 9:18 uur zijn ik en [verdachte] te horen. Ik bedoelde met 'ze' dat ze met z'n drieën waren. [plaats 2] , die Arabische jongen en die Antilliaanse jongen die volgens mij [bijnaam] werd genoemd. Ik denk dat met 'als alles goed gaat' wordt bedoeld dat ze binnen zijn geweest, geld hebben en weg zijn gegaan. Met 'die auto even neergezet' bedoel ik de BMW. Met [verdachte] heb ik wel gesproken over een vergoeding. [verdachte] ging er van uit dat we daar wat van zouden krijgen. [verdachte] heeft ook met die jongen uit [plaats 2] contact. Die jongen uit [plaats 2] vroeg mij naar het kantoortje en dat heeft hij misschien van [verdachte] gehoord. Het gesprek van 19 augustus 2014 om 14:07 uur is een gesprek tussen [verdachte] en die jongen uit [plaats 2] . Ik hoor dat aan zijn stem. Ik denk dat ze met 'torie' die inbraak aan [straat] bedoelen. Ik denk dat dit Surinaamse straattaal is.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank overweegt dat zij uit bovenstaande bewijsmiddelen afleidt dat verdachte een rol heeft gespeeld in de hem verweten overval. Verdachte heeft vanuit de gevangenis waar hij gedetineerd was, in de periode voorafgaand aan en na de overval regelmatig telefoongesprekken gevoerd met zowel medeverdachte [medeverdachte 4] , die als medeplichtige aan de overval kan worden aangemerkt, als met medeverdachte [medeverdachte 1] , die de overval samen met een ander daadwerkelijk uitvoerde. Uit de inhoud van die telefoongesprekken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat door verdachte en zijn gesprekspartners over de overval aan [straat] wordt gesproken. Door medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] is dit ook bevestigd. Uit die telefoongesprekken en de verklaringen van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] blijkt verder dat verdachte een regelende en sturende rol had bij de overval. Voorafgaand aan de overval bracht hij [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] met elkaar in contact, gaf hij [medeverdachte 1] de informatie dat er in de woning veel geld te halen viel en gaf hij aan [medeverdachte 1] door dat [medeverdachte 4] wel wapens voor hem kon regelen, hetgeen vervolgens ook is gebeurd. De sturende rol van verdachte komt daarnaast in de telefoongesprekken tot uiting door zijn woordkeuze; zo gaf hij onder meer aan dat hij geen 'koekebakkers' stuurt. Na de overval wilde verdachte weten wat er buit is gemaakt en wat zijn deel is. Dat rijmt met de verklaring van [medeverdachte 1] dat de buit verdeeld zou worden over [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en verdachte. De verklaring van verdachte, geconfronteerd met deze gesprekken, dat hij slechts wist dat er 'iets' speelde en dat hij daar nieuwsgierig naar was, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet aannemelijk. Op bepaalde passages in deze gesprekken, die niet met deze verklaring te rijmen zijn, wil verdachte ook geen nadere toelichting geven.
De rechtbank overweegt dat zij, bovenstaande omstandigheden en factoren in ogenschouw nemende, op grond van de inhoud van dit dossier onvoldoende vast kan stellen dat verdachte door het verstrekken van inlichtingen over het geld dat in de woning aanwezig zou zijn of door zijn opmerking dat hij (vuur)wapens kon regelen, [medeverdachte 1] heeft overgehaald om tot het plegen van het delict over te gaan. Veeleer lijkt het besluit om de overval uit te voeren in gezamenlijk overleg te zijn ontstaan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde, de uitlokking van de overval.
Wel is de rechtbank op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat de bijdrage van verdachte aan de overval zodanig was dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de andere verdachten. Verdachte heeft immers een intellectuele bijdrage van aanzienlijk gewicht geleverd en stond steeds in nauw contact met de andere daders. De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat aangeefster een vuurwapen op het hoofd is gezet, noch dat het (gas)pistool en de taser die de overvallers vermoedelijk wel bij zich droegen, aan haar zijn getoond. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. Wel is aangeefster een breekijzer getoond, hetgeen in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank als bedreigend aan te merken valt.
Bewezenverklaring
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 24 augustus 2014, te [pleegplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen € 2.000, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders die [slachtoffer] op een stoel aan handen en voeten met tie-wraps hebben vastgebonden en van die [slachtoffer] geld en autosleutels en de pinpas hebben geëist en naar de kluis hebben gevraagd, terwijl zijn mededaders zichtbaar voor die [slachtoffer] een breekijzer in handen hadden en tegen die [slachtoffer] zeiden (zakelijk weergegeven) dat ze zich niet mocht bewegen want anders zou er iets gebeuren.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair: diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat de overval een grote impact op aangeefster heeft. Zij voelt zich niet meer veilig in haar eigen woning. Verdachte was enkel op geld belust en de gevolgen voor het slachtoffer heeft hij daarbij voor lief genomen. Verdachte heeft een strafblad met allerlei vermogensdelicten en zat nog vast voor woninginbraken op het moment dat hij dit misdrijf uitlokte. Zelfs gevangenisstraf weerhoudt verdachte er blijkbaar niet van om door te gaan met het plegen van strafbare feiten. Daarom is enkel een langdurige gevangenisstraf passend.
Met betrekking tot mogelijke vormverzuimen in het vooronderzoek is door de officier van justitie naar voren gebracht dat door de bewaarder van de penitentiaire inrichting duidelijk is gezegd dat tijdens het luchten niet mocht worden gesproken met medegedetineerden. De bewaarder was niet met een bepaalde intentie op die plek aanwezig en verdachte was op dat moment nog niet in beeld als verdachte in dit onderzoek. De bewaarder heeft het gesprek, dat door verdachte ondanks de gegeven waarschuwing en tegen de huisregels in werd gevoerd, gehoord en dat gemeld bij zijn leidinggevende. Dat kan de bewaarder niet kwalijk worden genomen. Dat verdachte vervolgens een telefoongesprek heeft gevoerd waarbij anderen konden meeluisteren, is ook niet aan de medewerkers van de penitentiaire inrichting te wijten. Er was geen sprake van een opsporingsonderzoek, laat staan van vormverzuimen. Toen de politie door de penitentiaire inrichting was ingelicht, werd door een medewerker iets getoond aan hen dat afkomstig was uit de cel van verdachte. Die cel is niet doorzocht, bovendien is een cel geen woning. De penitentiaire inrichting heeft een eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid op grond van de Penitentiaire Beginselenwet waar het gaat om de handhaving van de orde. De politie heeft het personeel van de penitentiaire inrichting dus niet geïnstrueerd of aangestuurd en ook hier was dus geen sprake van een vormverzuim.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het feit bewezen mocht achten, gepleit voor een veel lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De eis van de officier van justitie is buitenproportioneel. Voor een woningoveral wordt in vergelijkbare zaken maximaal 4 jaar gevangenisstraf opgelegd. De overval was niet buitengewoon gewelddadig en de rol van verdachte daarbij was klein, in die zin dat hij niet zelf in de woning is geweest. Ook het strafblad van verdachte, waarop geen heftige feiten staan, geeft geen aanleiding om een aanmerkelijk hogere straf op te leggen.
Er dient bovendien strafvermindering te worden gegeven als consequentie van een vormverzuim in het vooronderzoek. Er is immers gehandeld in strijd met regels op het gebied van penitentiair recht. Er is door een bewaarder in de penitentiaire inrichting een gesprek van verdachte met een medeverdachte afgeluisterd tijdens het luchten. Dat is niet de taak van die bewaarder. Ook is zonder enige aankondiging of aanleiding de cel van verdachte doorzocht. Er was geen reden tot het doen van onderzoek, bijvoorbeeld om iets dat nog gaat gebeuren te kunnen voorkomen. Uit het opgevangen gesprek blijkt immers dat hetgeen verdachte verweten wordt, al was gebeurd. Ook in het kader van de handhaving van de openbare orde was daartoe geen aanleiding. Tot slot heeft het personeel van de penitentiaire inrichting verdachte willens en wetens laten bellen. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, waardoor verdachte rechtstreeks geschaad is in zijn belangen. Een gevangenisstraf van 30 maanden is een passende straf, nadat de strafcompensatie is toegepast.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft vanuit detentie anderen aangestuurd om een overval te plegen. Een oudere vrouw is 's nachts in haar woning overvallen door verdachtes mededaders, waarbij de vrouw op een stoel werd vastgebonden. Dat is een zeer ernstig feit, waarbij verdachte zich op geen enkele wijze rekenschap heeft gegeven van de gevolgen voor het slachtoffer. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door geldelijk gewin. Dergelijke overvallen hebben, naar algemene ervaringsregels en zo blijkt ook in dit geval, grote impact op de slachtoffers, ook op langere termijn. Zo voelen zij zich vaak nog lange tijd angstig in hun eigen woning. Een dergelijk feit rechtvaardigt een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Als uitgangspunt voor een overval op een woning met licht geweld/bedreiging wordt daar een gevangenisstraf van drie jaren gehanteerd. De rechtbank ziet in het feit dat verdachte onderhavig delict heeft gepleegd terwijl hij zich in detentie bevond voor andere feiten, alsmede in het feit dat hij al vaker is veroordeeld voor met name vermogensdelicten, aanleiding om van dit uitgangspunt in het nadeel van verdachte af te wijken. Deze omstandigheden rechtvaardigen een aanzienlijk hogere straf dan het oriëntatiepunt, maar wegen naar het oordeel van de rechtbank niet zo zwaar dat zij voor een woningoverval waarbij verdachte fysiek niet aanwezig is geweest en waarbij slechts in relatief beperkte mate geweld is gebruikt, een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar rechtvaardigen, zoals de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het door de raadsman gevoerde strafmaatverweer in verband met vormverzuimen het volgende.
Verdachte heeft, toen hij werd gelucht in de penitentiaire inrichting waar hij gedetineerd was, een gesprek gevoerd met een medegedetineerde, terwijl hem duidelijk was gemaakt door een bewaarder dat tijdens het luchten volgens de huisregels niet mocht worden gesproken tussen gedetineerden. Verdachte koos er desondanks toch voor om dit gesprek te voeren. Dat dit gesprek werd opgevangen door een bewaarder die in de buurt aanwezig was, kan die bewaarder niet worden verweten en komt voor verdachtes eigen rekening. Dat geldt ook voor de vervolgens door verdachte gevoerde telefoongesprekken, waarbij bewaarders de mogelijkheid hadden om mee te luisteren. Wanneer informatie die mogelijk voor enig onderzoek van belang kan zijn ten gehore komt van een bewaarder is het vanzelfsprekend dat hij die informatie deelt met zijn leidinggevende en dat die er voor kiest deze informatie aan de politie door te geven. Uit niets is de rechtbank gebleken dat door medewerkers van de penitentiaire inrichting daarbij volgens een vooropgezet plan is gehandeld waardoor verdachte in enig belang zou zijn geschaad.
Voor wat betreft de aan de politie door een medewerker getoonde papieren, afkomstig uit de cel van verdachte, geldt dat de penitentiaire inrichting een zelfstandige bevoegdheid heeft een cel te doorzoeken wanneer daartoe aanleiding bestaat. De penitentiaire inrichting heeft hiertoe zelf besloten en niet is gebleken dat zij daartoe door de politie is aangespoord of daarbij is aangestuurd. Van een strafrechtelijk vooronderzoek door de politie, waarbij de cel van verdachte werd doorzocht, was dan ook geen sprake. Bovendien zou verdachte hierdoor niet in zijn belangen zijn geschaad, nu de met de politie gedeelde informatie geen rol van betekenis heeft gespeeld in het verdere vooronderzoek.
De rechtbank stelt derhalve vast dat haar niet is gebleken van schending van enig strafvorderlijk voorschrift in het vooronderzoek waardoor de belangen van verdachte veronachtzaamd zijn. De rechtbank gaat dan ook niet mee in het verweer van de raadsman strekkende tot strafvermindering.

Vordering van de benadeelde partij (m.b.t. het onder 1 bewezen verklaarde)

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 2.500,-- aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Als bewezen zou worden verklaard dat
€ 2.000,-- is weggenomen, is de extra gevorderde € 500,-- te beschouwen als immateriële schadevergoeding.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit, betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat niet voldoende is onderbouwd hoeveel geld er precies is weggenomen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die in zoverre onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank overweegt daarbij dat bewezen is verklaard dat een bedrag van € 2.000,-- is weggenomen. Dit bedrag is door aangeefster genoemd in haar aangifte. Voor het meerdere is door de benadeelde partij vooralsnog geen bewijs geleverd. De rechtbank zal niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om deze schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van de vordering. De vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal daarbij tevens bepalen dat deze aansprakelijkheid hoofdelijk is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] , toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. J.J. Schoemaker, rechters, bijgestaan door mr. A.J. van Baren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2015.