ECLI:NL:RBDHA:2016:16251
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing bij emigratie en goede verdragstrouw in het belastingverdrag met Israël
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Israël, en de inspecteur van de Belastingdienst over de oplegging van een conserverende aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012. De eiser had in 2012 Nederland verlaten en was geëmigreerd naar Israël. De rechtbank oordeelde dat de conserverende aanslag, opgelegd op basis van artikel 3.136, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, in strijd was met de goede verdragstrouw die Nederland ten aanzien van het belastingverdrag met Israël in acht dient te nemen. De rechtbank stelde vast dat het heffingsrecht over pensioenen op grond van het belastingverdrag is voorbehouden aan de woonstaat, in dit geval Israël. De rechtbank oordeelde dat de invoering van artikel 3.136, derde lid, van de Wet IB 2001, die een eenzijdige wijziging van de nationale wetgeving inhield, in strijd kwam met de goede (verdrags)trouw. De rechtbank vernietigde de uitspraak op bezwaar van de inspecteur, verminderde de aanslag en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 december 2016.