Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Inleiding
2.De tenlastelegging
3.Het onderzoek ter terechtzitting
- 31 oktober 2016: behandeling van het dossier;
- 3 november 2016: horen van deskundige prof. dr. P.B. Cliteur, behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen en eerste termijn van de raadslieden van de benadeelde partijen;
- 14 november 2016: voortzetting eerste termijn van de raadslieden van de benadeelde partijen en horen van deskundige prof. dr. T. Zwart;
- 16 en 17 november 2016: requisitoir van de officieren van justitie;
- 18 en 21 november 2016: pleidooi van de verdediging;
- en 23 november 2016: tweede termijn van de raadslieden van de benadeelde partijen, repliek, dupliek en het laatste woord van verdachte.
4.De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
crimineleMarokkanen en Marokkanen met een uitkering. Hij zei ook dat hij zijn uitspraak niet terugnam en dat hij achteraf zelfs nog meer achter zijn uitspraak stond. [12]
crimineleMarokkanen en Marokkanen met een uitkering bedoelde. Als laatste is naar voren gebracht dat verdachtes uitlatingen worden beschermd door het recht op vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 10, eerste dan wel tweede lid, van het EVRM.
Is sprake van groepsbelediging in de zin van artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht (feit 1)?
- i) is de inhoud van de uitlating beledigend, en zo ja;
- ii) neemt de context het beledigende karakter weg, en zo ja;
- iii) is de uitlating onnodig grievend?
“Strafbaar is enkel het aantasten van de eigenwaarde of het in diskrediet brengen van de groep, omdat die van een bepaald ras is, een bepaalde godsdienst belijdt of een bepaalde levensovertuiging is toegedaan. Kritiek op opvattingen en gedragingen - in welke vorm ook - valt buiten het bereik van de ontworpen strafbepaling.” [22]
“willen jullie in deze stad en in Nederland meer of minder Marokkanen”.In antwoord hierop werd door het publiek, zoals ook de bedoeling was, meermalen ‘minder’ gescandeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn vraag binnen de Nederlandse samenleving een hele bevolkingsgroep apart gezet. Deze groep kan in de visie van verdachte, anders dan andere landgenoten, immers minder aanspraak maken op verblijf in Nederland en moet in omvang slinken. Enig onderscheid binnen die groep is daarbij niet gemaakt door verdachte. De groep wordt collectief aangesproken en wordt dan ook collectief in haar eigenwaarde aangetast. De hele Marokkaanse bevolkingsgroep wordt weggezet als minderwaardig ten opzichte van andere Nederlanders. Het is verder volstrekt duidelijk dat verdachte de groep aanspreekt juist omdat ze van Marokkaanse komaf is.
“Marokkanenprobleem”dan wordt met name gedoeld op criminele Marokkanen. Deze beperking heeft verdachte in zijn speech nu juist bewust niet gemaakt. Hij heeft het over alle Marokkanen, over de hele bevolkingsgroep zonder enige nuance. Dat ligt niet in de lijn van eerdere standpunten. Hierbij past ook dat [getuige 2] dacht dat verdachte zich versprak op de markt op 12 maart 2014, dat deze uitlating voor [getuige 3] ook ‘uit de lucht kwam vallen’, dat [getuige 5] op 19 maart 2014 constateerde dat de politieke lijn van een week eerder weer werd aangezet en dat partijgenoten, zoals [getuige 1], [getuige 2] en [ex-partijgenoot], na 19 maart 2014, onder meer vanwege deze uitlatingen, uit de partij zijn gestapt.
Is sprake van aanzetten tot haat en/of discriminatie in de zin van artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht (feit 2)?
“elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.”
nietgoed heeft doordacht. [getuige 1] heeft immers verklaard dat hij dacht dat verdachte tot deze uitspraak is gekomen omdat de meeste mensen die zij die dag spraken, klaagden over Marokkanen. Voorts heeft hij verklaard dat verdachte na het interview vroeg of hij het wel
“zo kon zeggen”.[Getuige 2] dacht dat verdachte zich versprak en voor [getuige 3] kwam deze term
“uit de lucht vallen”. Dit komt de rechtbank aannemelijk voor. Zij heeft voorts geconstateerd dat het interview is afgenomen vlak nadat verdachte werd aangesproken door een Nederlandse vrouw die vertelde dat ze nog anderhalf ton tegoed heeft,
“weduwengeld, maar dat hebben ze aan de Turken en Marokkanen gegeven”en dat verdachte deze uitspraak doet vlak nadat zijn partijgenoot [partijgenoot] in het interview
“een stop op de verdere islamisering van deze stad”benoemde.
6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
7.De strafbaarheid van verdachte
8.De strafoplegging
politicusschuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging en het aanzetten tot discriminatie. Daarmee acht de rechtbank hem voldoende gestraft.
9.De vorderingen van de benadeelde partijen
“allereerst bestemd […] tot bescherming van de openbare orde”en pas
“daarnaast tot bescherming van de eer en den goeden naam van de daarin genoemde [...] groepen, en, eerst in de derde plaats enindirect(vetgedrukt door de rechtbank)
, ook bescherming verleenen aan de individueele personen, welke op een gegeven tijdstip min of meer toevallig die […] groepen vormen”. [37]
10.De beslissing
geen straf of maatregelwordt opgelegd;