In de strafzaak tegen Geert Wilders heeft de rechtbank Den Haag op 7 april 2016 een tussenuitspraak gedaan naar aanleiding van verzoeken van de verdediging. De rechtbank heeft besloten dat de verdediging nog 20 getuigen, die aangifte hebben gedaan, mag horen. Dit besluit volgt op de regiezitting van 18 maart 2016, waar de verdediging verschillende verzoeken heeft ingediend. De rechtbank heeft de meeste verzoeken van de verdediging afgewezen, waaronder verzoeken om deskundigen te benoemen, omdat deze niet noodzakelijk werden geacht voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond bij enkele aangevers over de inhoud van hun aangifte en dat sommige aangevers zonder tolk zijn gehoord. Om een beter beeld te krijgen van de beweegredenen van de aangevers, is het van belang om nog 20 willekeurig te kiezen aangevers te horen.
Daarnaast heeft de rechtbank zich uitgesproken over het uitlekken van een concept-pleitnota van de verdediging aan de media. De rechtbank oordeelde dat het niet haar taak is om een onderzoek naar dit uitlekken te gelasten en dat de verdediging dit zelf kan doen. De rechtbank heeft ook de zorgen van de verdediging over een eerlijk proces afgewezen, omdat zij van mening is dat de verdachte voldoende mogelijkheden heeft gehad om zijn verdediging te voeren. De rechtbank heeft de verzoeken tot schorsing van het onderzoek en het benoemen van deskundigen afgewezen, met uitzondering van de eerder genoemde 20 getuigen. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdediging de kans krijgt om haar argumenten en verzoeken verder te onderbouwen in de verdere procedure.