In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Iraanse nationaliteit, in beroep ging tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 4 december 2015 door verweerder is ingetrokken, waardoor eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het verzoek van eiser om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren gehonoreerd. Eiser heeft echter verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen, omdat de intrekking van het besluit pas na het verstrijken van de reactietermijn heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft overwogen dat de intrekking van het besluit door verweerder kan worden aangemerkt als een gedeeltelijke tegemoetkoming aan het beroep van eiser, en heeft verweerder daarom veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 245,00. De rechtbank heeft de zwaarte van de zaak vastgesteld op een wegingsfactor van 0,5, gezien de beperkte discussie die nog resteerde tussen partijen.