ECLI:NL:RBDHA:2015:12631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2015
Publicatiedatum
4 november 2015
Zaaknummer
09/265784-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beledigende uitlatingen op Twitter over Joden en groepsdiscriminatie

Op 17 september 2015 heeft de politierechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die via Twitter beledigende uitlatingen heeft gedaan over Joden. De zaak betreft tweets die zijn geplaatst tussen 21 oktober 2011 en 25 juli 2012, waarin de verdachte zich opzettelijk beledigend uitliet over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun godsdienst. De officier van justitie, mr. I. Doves, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en een geldboete van € 600 geëist, bij gebreke van betaling te vervangen door 12 dagen hechtenis. De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens het verhoor erkend dat hij de tweets had geplaatst en dat hij zich bewust was van het beledigende karakter van zijn uitlatingen.

De politierechter heeft de tweets afzonderlijk beoordeeld en geconcludeerd dat sommige uitlatingen beledigend waren, terwijl andere niet bewezen konden worden. De tweets die beledigend werden geacht, bevatten verwijzingen naar de Holocaust en gebruikten kwetsende termen. De politierechter heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst, en heeft hem daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een geldboete van € 250. De uitspraak benadrukt de ernst van antisemitisme en de noodzaak om discriminatie te bestrijden.

De politierechter heeft de straf gemotiveerd door te wijzen op de kwetsende aard van de uitlatingen en het belang van een samenleving waarin iedereen zich veilig moet voelen, ongeacht ras of godsdienst. De verdachte is schuldig bevonden aan het zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen, meermalen gepleegd, en de straf is opgelegd met het oog op algemene preventie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Politierechter
Parketnummer: 09/265784-14
Datum uitspraak: 17 september 2015
Verstek
(Aantekening mondeling gewezen vonnis)
De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats],
BRP-adres: [adres] .

1.De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 17 september 2015.
De officier van justitie mr. I. Doves heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 600, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 12 dagen hechtenis.

2.De tenlasteleggingAan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 oktober 2011 tot en met 25 juli 2012 te Groningen, zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun ras en/of godsdienst, door opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam "@ [gebruikersnaam 1] " de navolgende tweets via de internetdienst Twitter op het internet te plaatsen:
- op 21 oktober 2011 "zodra we in dit land de tent hard opschonen van ziozwijnen, dan ga jij mee!" en/of "ik bedreig niemand. Ik geef alleen aan dat jij en de rest van de zionistenzwijnen de nieuwe landverraders zijn die wat mij 1/2" en/of "2/2 het land kunnen worden uitgezet. NSB'ers hadden het tenminste nog goed voor met ons land. Jouw soort kunnen we goed missen!" en/of
- op 28 maart 2012 "Ik heb 1000 kuub gas klaar staan voor alle Likudniks en wat mij betreft worden alle zionistenzwijnen opgesloten in sterfkampen" en/of
- op 4 juni 2012 "Kortom het wordt weer tijd om Joods geteisem & hun aanhangers in kampen op te sluiten en hen te laten sterven als zwerfhonden. #PVV" en/of "Mooi! De Duitsers zijn er ook weer massaal achter gekomen: de zionistenvormen een gevaarlijk rotvolk. [link]" en/of
- op 21 juli 2012 "@ [gebruikersnaam 2] As a German [gebruikersnaam 8] should have know that Jews run Hollywood and the show in Washington. #Obama is just a slave to the Jews" en/of "@ [gebruikersnaam 3] @ [gebruikersnaam 4] Daarom geef ik morele steun aan jihadisten die de barbaarse Joodse willen afmaken en ons bevrijden van de zionisten" en/of "Dit is weer een bewijs dat wanneer er Amerikanen en Joden samenkomen er direct gevaarlijke psychopathie ontstaat: [link]" en/of
- op 22 juli 2012 "Trouwens @ [gebruikersnaam 5] die terreuraanslagen komen Israel wel heel goed uit hé? Zoeken naar excuses om WWIII te starten? Joodse agenda?" en/of
- op 24 juli 2012 "Ha ha #Obama Ik ruik hier de angst van de zionistenzwijnen [link]... Half #Israel zal snel worden uitgemoord! #Joepie #CIDI #PVV" en/of
- op 25 juli 2012 "lk denk dat we in Nederland moeten beginnen met het opsluiten van Joodse lobbyisten en zionistische oproerkraaiers. Naar Westerbork ermee!" en/of "@ [gebruikersnaam 6] is de zoveelste zionistische hoer die in de #Volkskrant haar Joodsche agenda en moslimhaat etaleert: [link]" en/of
- op 26 juli 2012 "@ [gebruikersnaam 7] Ik ben niet bang uitgevallen hoor. Iemand moet het toch durven zeggen: zionisten nemen m.i. onze rechtsstaat en democratie over";
( art 137c lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Voorvragen

De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs

4.1.
Bewijsmiddelen
De politierechter is van oordeel dat met een opgave van onderstaande twee bewijsmiddelen kan worden volstaan, nu de gehele inhoud daarvan tot het bewijs is gebezigd (conform Hoge Raad 8 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0898 en ECLI:NL:HR:2009:BK5605; Hoge Raad 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6759; Hoge Raad 17 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:602). De politierechter heeft de volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring:
I. een proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 7 januari 2013 inclusief bijlage, bestaande uit een brief met bijgevoegde screenshots (dossierpagina 3, 4 en 7 t/m 10);
II. een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2014 inclusief bijlage (proces-verbaalnummer PL03V-20130020605), bestaande uit screenshots (los opgenomen).
De politierechter heeft de hieronder aangeduide redengevende inhoud van het volgende bewijsmiddel gebezigd voor de bewezenverklaring (conform Hoge Raad 8 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK0898 en ECLI:NL:HR:2009:BK5605; Hoge Raad 25 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6759):
III. een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 november 2013 (dossierpagina 29), voor zover inhoudende:
“Ja ik heb een twitteraccount (...)Wat is uw accountnaam.[gebruikersnaam 1] . (...) Ik herken mij wel in deze teksten. (…) Op twitter worden standpunten uitgewisseld.”
De door de politierechter als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
4.2.
Bewijsoverweging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het (gehele) ten laste gelegde feit, onder verwijzing naar onder meer het beoordelingskader, zoals geschetst in rechtsoverweging 3.4.2 tot en met 3.4.4 van HR 9 januari 2001,
NJ2001, 203. Onder verwijzing naar rechtbank Amsterdam 30 januari 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ0575 verzoekt de officier van justitie, nu de gebeurtenissen kort na elkaar hebben plaatsgevonden en er sprake is van een onderlinge samenhang tussen de geplaatste teksten, de uitlatingen in zijn geheel en in samenhang bezien te beoordelen.
De politierechter overweegt hieromtrent als volgt.
De tekst van artikel 137c, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), luidt als volgt:
Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Vaststaande feiten
Vaststaat dat verdachte onder de gebruikersnaam @ [gebruikersnaam 1] op verschillende data een achttal tekstberichten, zogenoemde tweets, op internet heeft geplaatst. Deze tweets bevatten de inhoud zoals op de tenlastelegging vermeld. Verdachte had de opzet de inhoud van deze tweets openbaar te maken, getuige zijn verklaring dat via twitter (hetgeen een openbaar medium is) standpunten worden uitgewisseld. Verdachte heeft via zijn twitteraccount @ [gebruikersnaam 1] zijn standpunten kenbaar gemaakt.
Toetsingskader
Ten aanzien van deze tweets moet worden beoordeeld of zij beledigend zijn over een groep mensen wegens – in dit geval – hun godsdienst; met andere woorden wordt door deze openbare schriftelijke uitlatingen een negatief beeld geschept over de betreffende groep wegens hun godsdienst.
De politierechter hanteert daarbij het navolgende toetsingskader: zijn de diverse uitlatingen
op zichzelf beledigend, en zo ja;
neemt de context waarin zij zijn geplaatst het beledigend karakter weg, en indien dat het geval is;
zijn de uitlatingen onnodig grievend.
Tweets in dit geval afzonderlijk beoordelen
In tegenstelling tot de officier van justitie, zal de politierechter deze tweets niet alle in zijn geheel en in onderlinge samenhang beoordelen, maar per tweet afzonderlijk.
De politierechter is van oordeel dat de onderhavige situatie een andere is dan de situatie zoals die zich voordeed in de zaak waarover rechtbank Amsterdam op 30 januari 2013 vonnis geeft gewezen. In laatstgenoemde zaak ging het om zes tweets die allemaal het onderwerp ‘afkeer van homoseksuelen’ hadden en geplaatst waren in een tijdsbestek van ongeveer 30 minuten en die vrijwel allemaal een relatie leggen met de dan komende gay pride in de grachten van Amsterdam.
De door verdachte geplaatste tweets zijn geplaatst op verschillende data, over een langere periode verspreid, met soms lange tussenpozen (tot enkele maanden) en zijn blijkens hun inhoud niet altijd opvolgend op elkaar geplaatst. De tweets zijn bovendien verschillend qua inhoud en lijken - blijkens de in de tweets aangehaalde links - reacties op verschillende (nieuws)berichten.
Stap 1: Beledigend?
De politierechter overweegt dat ten aanzien van de tweets van 21 oktober 2011, 22 juli 2012, 25 juli 2012 voor zover inhoudende "@ [gebruikersnaam 6] is de zoveelste zionistische hoer die in de #Volkskrant haar Joodsche agenda en moslimhaat etaleert: [link]" en 26 juli 2012 niet kan worden bewezen dat verdachte zich daarmee opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun godsdienst.
Wat betreft de tweet over @ [gebruikersnaam 6] ziet deze immers op één enkele persoon en niet op een groep mensen. Wat betreft de overige tweets laat verdachte zich met name uit over onder meer zionisten, Israël en/of de Joodse agenda. Hoewel deze tweets niet allemaal geheel zijn ontdaan van beledigend taalgebruik, zien deze op politieke vraagstukken en groeperingen. Het zionisme is een nationale beweging en ideologie en niet een groep mensen die wordt onderscheiden wegens ras, godsdienst, levensovertuiging of een van de andere in artikel 137c Sr opgesomde kenmerken. Met Israël en de Joodse agenda wordt binnen de context van de gehele tweet als zodanig telkens eerder gerefereerd aan de staat Israël en de nationaliteit van de mensen wonend in die staat, dan aan de godsdienst. Dit zijn geen gronden die zijn opgenomen in artikel 137c Sr. Derhalve kan ten aanzien van deze tweets niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde groepsbelediging en zal de politierechter verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Ten aanzien van de overige tweets ligt dit anders. Verdachte spreekt in deze tweets over “zionisten(zwijnen)” en bezigt termen als “Joods geteisem”, “Likudniks”, “gevaarlijk rotvolk”, “barbaarse Joodse”, “Half Israël” en “Joodse lobbyisten”, waarbij hij telkens in dezelfde tweet een directe link legt naar termen als “1000 kuub gas”, “De Duitsers”, “in kampen op te sluiten en te laten sterven als zwerfhonden”, “sterfkampen” of “Westerbork”.
Door binnen deze tweets zich aldus te richten op joden als groep mensen met een gezamenlijke godsdienst en te verwijzen naar de wijze waarop veel mensen van deze groep in de Tweede Wereldoorlog wegens dit gezamenlijke kenmerk werden vermoord, zijn de tweets naar hun bewoordingen in onderlinge samenhang bezien beledigend over de joden als groep (vgl. politierechter Utrecht 6 juli 1988, ECLI:NL:RBUTR:1988:AB9469, Rechtspraak Rassendiscriminatie (
RR) 189).
Stap 2: Maatschappelijke context?
Verdachte heeft in zijn verhoor ten overstaan van de politie verklaard dat hij – zakelijk weergegeven – deze uitlatingen heeft gedaan om reacties te ontlokken en dus als onderdeel van een maatschappelijk debat. De politierechter begrijpt de verklaring van verdachte aldus dat hij een beroep doet op de vrijheid van meningsuiting en dat dit belang zwaarder moet wegen en de strafbaarheid van de uitlating wegneemt.
De politierechter is van oordeel dat bij openbare tweets als de onderhavige, waarin wordt gereageerd op nieuwsberichten en op andere twitteraars, er sprake kan zijn van een maatschappelijk debat. In deze zaak gaat het om het maatschappelijk debat tussen burgers op Twitter. In deze context zal een uitlating sneller als grievend worden beschouwd dan bijvoorbeeld in een zuiver politiek debat; er is minder ruimte voor het maken van schokkende, kwetsende en prikkelende opmerkingen en de grens van het toelaatbare is sneller bereikt.
Verdachte verwijst in zijn uitlatingen naar de holocaust en de Tweede Wereldoorlog en gebruikt daarnaast scheldwoorden als ‘rotvolk’ en ‘barbaars’. De politierechter is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte zich door deze woorden onnodig grievend heeft uitgelaten over de groep joodse mensen wegens hun godsdienst. Verdachte nodigt zijn gesprekspartners bovendien niet uit om met hem een constructief debat aan te gaan. Hij geeft slechts zijn mening op een beledigende en onnodig kwetsende manier. Gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad kan deze mening niet meer worden gezien als een functionele bijdrage aan het maatschappelijk debat.
De context waarbinnen verdachte de uitlatingen heeft gedaan, ontneemt dan ook niet het beledigende karakter daaraan.
Stap 3: Onnodig grievend?
Aan de derde stap van het hierboven geschetste beoordelingskader wordt hierdoor niet toegekomen.
Opzet
Door zijn standpunten op twitter te plaatsen, heeft verdachte willens en wetens het risico aanvaard dat zijn uitlatingen een negatief beeld over joden zouden oproepen. Dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van het beledigende karakter van zijn opmerkingen blijkt niet alleen uit zijn verhoor, waarin hij zegt dat hij op deze manier zijn standpunten heeft weergegeven en dat hij achter zijn uitlatingen staat, maar dat ze in sommige gevallen inderdaad wel erg grof zijn, maar tevens uit zijn woordkeus die per definitie negatieve, beledigende associaties oproept.
Conclusie
De politierechter is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich in het openbaar, bij geschrit, te weten in vijf tweets, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen wegens hun godsdienst.
De politierechter komt aldus tot de volgende bewezenverklaring.
4.3.
Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 28 maart 2012 tot en met 25 juli 2012 te Groningen, zich in het openbaar, bij geschrift, opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden, wegens hun godsdienst, door opzettelijk beledigend onder de gebruikersnaam "@ [gebruikersnaam 1] " de navolgende tweets via de internetdienst Twitter op het internet te plaatsen:
- op 28 maart 2012 "Ik heb 1000 kuub gas klaar staan voor alle Likudniks en wat mij betreft worden alle zionistenzwijnen opgesloten in sterfkampen" en
- op 4 juni 2012 "Kortom het wordt weer tijd om Joods geteisem & hun aanhangers in kampen op te sluiten en hen te laten sterven als zwerfhonden. #PVV" en "Mooi! De Duitsers zijn er ook weer massaal achter gekomen: de zionistenvormen een gevaarlijk rotvolk. [link]" en
- op 21 juli 2012 "@ [gebruikersnaam 2] As a German [gebruikersnaam 8] should have know that Jews run Hollywood and the show in Washington. #Obama is just a slave to the Jews" en "@ [gebruikersnaam 3] @ [gebruikersnaam 4] Daarom geef ik morele steun aan jihadisten die de barbaarse Joodse willen afmaken en ons bevrijden van de zionisten" en "Dit is weer een bewijs dat wanneer er Amerikanen en Joden samenkomen er direct gevaarlijke psychopathie ontstaat: [link]" en
- op 24 juli 2012 "Ha ha #Obama Ik ruik hier de angst van de zionistenzwijnen [link]... Half #Israel zal snel worden uitgemoord! #Joepie #CIDI #PVV" en
- op 25 juli 2012 "lk denk dat we in Nederland moeten beginnen met het opsluiten van Joodse lobbyisten en zionistische oproerkraaiers. Naar Westerbork ermee!".
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
zich in het openbaar bij geschrift opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun godsdienst, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt de politierechter het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een groep mensen wegens hun godsdienst, namelijk joden, door binnen een tijdsbestek van enkele maanden tweets te plaatsen die onder meer refereren aan de Tweede Wereldoorlog en het doden van joden. Deze tweets zijn zeer kwetsend, hetgeen ook blijkt uit enkele reacties die daarop gekomen zijn van andere Twitteraars. Het krenken van anderen vanwege ras, godsdienst of seksuele geaardheid – kortom het wezen van een persoon – is verwerpelijk en past niet binnen een samenleving waarin iedereen zich – ongeacht ras, geaardheid, godsdienst of geloofsovertuiging – veilig moet kunnen voelen en in vrijheid de hem of haar toekomende burgerrechten moet kunnen genieten. Juist hetgeen in de Tweede Wereldoorlog heeft plaatsgevonden tekent de noodzaak van het bestrijden van antisemitisme en discriminatie op basis van godsdienst. De uitlatingen van verdachte dragen daarentegen bij aan een klimaat waarin de kans op een discriminerende en gewelddadige bejegening van joden groter wordt. Dit is verdachte zeer kwalijk te nemen. De op te leggen straf dient verdachte duidelijk te maken hoezeer de samenleving zijn uitlatingen veroordeelt en verafschuwt. Tevens dient deze straf ter algemene preventie.
Naar het oordeel van de politierechter komen de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de door de politierechter in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf(modaliteit). Het is op deze grond dat de politierechter de hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegende is de politierechter van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De politierechter zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit, in het bijzonder het zich opnieuw op dergelijke wijze uitlaten op twitter of een ander openbaar medium. Gelet op het gegeven dat het hier oudere feiten betreft, wordt de proeftijd vastgesteld op één (1) jaar. Voorts is de politierechter van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 137c van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.Beslissing

De politierechter:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ÉÉN (1) WEEKen bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op één (1) jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van
€ 250,00(zegge tweehonderdvijftig euro) en bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling of verhaal zal worden vervangen door hechtenis voor de tijd van vijf (5) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.A. Beckers, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter in deze rechtbank van 17 september 2015.