ECLI:NL:HR:2015:602

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
13/03205
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen bevestiging vonnis Politierechter met betrekking tot bewijsvoering en aantekening mondeling vonnis

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte in hoger beroep niet is verschenen. De Hoge Raad behandelt de vraag of het Hof het vonnis van de Politierechter terecht heeft bevestigd. De verdachte was beschuldigd van diefstal en het vonnis van de Politierechter bevatte een aantekening van het mondeling vonnis. De Hoge Raad oordeelt dat de aantekening van het mondeling vonnis moet voldoen aan de eisen van de Regeling aantekening mondeling vonnis, die stelt dat de inhoud van de bewijsmiddelen en de redengevende feiten en omstandigheden duidelijk moeten worden vermeld. De Hoge Raad concludeert dat de opvatting van de verdachte, dat in de aantekening slechts in bepaalde gevallen naar processtukken mag worden verwezen, geen steun vindt in de wetgeving of de geschiedenis van de totstandkoming van de regelgeving. Het beroep wordt verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. De uitspraak is gedaan op 17 maart 2015, waarbij de vice-president en twee raadsheren de beslissing hebben genomen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

17 maart 2015
Strafkamer
nr. S 13/03205
DAZ/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 oktober 2007, nummer 22/002882-06, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Berndsen, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. D e schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof het vonnis van de Politierechter niet had mogen bevestigen omdat de Politierechter art. 359, derde lid, Sv niet heeft nageleefd.
2.2.1.
In het door het Hof bevestigde vonnis van de Politierechter is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1. hij op 14 februari 2003 te Rotterdam in een winkel aan de [a-straat] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 2300 euro, toebehorende aan [betrokkene 1];
2. hij op 01 april 2003 te Rotterdam in een winkel aan de [b-straat] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans een maal met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld voor een totaal van ongeveer 3000 euro, toebehorende aan [betrokkene 2]."
2.2.2.
Dit mondeling vonnis van de Politierechter is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 mei 2006. Dat proces-verbaal houdt in:
"De rechter deelt mede de korte inhoud van:
1. een uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 21 maart 2006 ten name van verdachte;
2. een ambtsedig proces-verbaal nummer 2003057286 van politie Rotterdam-Rijnmond, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond, alsmede de daarbij behorende bijlagen.
3. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003057286-14 d.d. 1 oktober 2003, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
4. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003319494-3 d.d. 1 oktober 2003, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], verbalisanten voornoemd - zakelijk weergegeven - inhoudend als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
5. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003057286 d.d. 14 februari 2003, opgemaakt door [verbalisant 4], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de verklaring van [betrokkene 4] (aangever);
6. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003319424-1 d.d. 3 september 2003, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 6], beiden hoofdagent van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de verklaring van [betrokkene 2] (aangeefster);
7. een als bijlage bij het onder 2 vermelde proces-verbaal gevoegd ambtsedig proces-verbaal, genummerd 2003057286-49 d.d. 25 mei 2004, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 7], respectievelijk hoofdagent en adspirant van politie Rotterdam-Rijnmond - zakelijk weergegeven - inhoudend als de op die datum tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [betrokkene 3].
(...)
AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
(...)
Gebezigde bewijsmiddelen
De hiervoor weergegeven inhoud van de onder 3 tot en met 7 vermelde processen-verbaal. De inhoud van de bewijsmiddelen wordt telkens - ook in onderdelen - slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop het klaarblijkelijk betrekking heeft.
Vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld bij artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering.
De in voormelde bewijsmiddelen opgenoemde feiten en omstandigheden leveren op de redengevende feiten en omstandigheden, waarop steunt de beslissing van de rechter, dat de tenlastegelegde en hierna bewezen verklaarde feiten door verdachte zijn begaan."
2.2.3.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de verdachte noch zijn raadsman verschenen.
2.3.
De aantekening van een mondeling vonnis van de politierechter dient ingevolge art. 378, tweede lid, Sv te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197). Art. 3 van deze Regeling houdt onder d in dat de aantekening de navolgende gegevens dient te bevatten:
"inhoud van de bewijsmiddelen, voor zover deze tot het bewijs van het (de) telastegelegde feit(en) dient, alsmede vermelding van de redengevende feiten en omstandigheden, voor de beslissing dat het (de) feit(en) door de verdachte(n) is (zijn) begaan (voor de inhoud van de bewijsmiddelen kan worden verwezen naar het proces-verbaal van de terechtzitting en andere processtukken. Indien niet de gehele inhoud voor het bewijs is gebezigd, dan aangeven welk deel wel is gebruikt)."
2.4.
Aan het middel ligt de opvatting ten grondslag dat in de aantekening van het mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen slechts in het geval als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv (bekennende verdachte) mag worden verwezen naar de processtukken.
2.5.
Die opvatting vindt geen steun in voormelde Regeling noch in art. 359 Sv noch in de geschiedenis van de totstandkoming van de tweede volzin van het derde lid van die bepaling. (Vgl. HR 8 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK5605, NJ 2010/7.)
2.6.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 maart 2015.