ECLI:NL:HR:2009:BK5605
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsvoering bij bekennende verdachte in strafzaak tegen het aanbieden van plaatsbewijzen voor evenementen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het aanbieden van plaatsbewijzen voor evenementen zonder zich in een daarvoor bestemde ruimte te bevinden. De tenlastelegging betrof het aanbieden van twintig plaatsbewijzen voor de voetbalwedstrijd Ajax-Arsenal en het concert van Guus Meeuwis op 27 september 2005 in de omgeving van de Arena Boulevard te Amsterdam. Het Hof had de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 2.17 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Amsterdam.
De Hoge Raad beoordeelde of het Hof correct had gehandeld door in de aantekening van het mondeling arrest te verwijzen naar de processtukken, gezien de verdachte had bekend. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat in het geval van een bekennende verdachte alleen naar processtukken mag worden verwezen, geen steun vindt in de wetgeving of de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 359.3 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij het Hof de bewezenverklaring had gekwalificeerd als een overtreding van de APV.
De Hoge Raad concludeerde dat de tenlastelegging correct was geïnterpreteerd door het Hof, en dat de verdachte zich niet kon beroepen op de uitzonderingen die in de APV zijn opgenomen. De beslissing van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering en de eisen die aan de aantekening van een mondeling arrest worden gesteld.