15.De rechtbank stelt echter wel vast dat in het laatste ambtsbericht, anders dan in de voorafgaande ambtsberichten, melding wordt gemaakt van mishandeling na terugkeer.
In het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van juni 2010 is op pagina 69/70 vermeld:
“Na aankomst op het vliegveld worden de meeste repatrianten gecontroleerd door de Sri Lankaanse immigratiemedewerkers. Voor zover bekend wordt bij de inreiscontrole geen onderscheid gemaakt naar afkomst. Er worden volgens een bron wel vragen gesteld in verband met voormalige LTTE betrokkenheid. Als er twijfel bestaat over de identiteit van de betrokken persoon, dan wordt deze door de Immigratiedienst doorverwezen naar de CID. Ook wordt soms bij het National Intelligence Bureau (NIB) gecontroleerd of de betrokken persoon voorkomt in de registers. Bij de CID ondergaan de repatrianten een identiteitsonderzoek waarbij de personalia van betrokkene worden onderzocht en wordt nagegaan of de desbetreffende repatriant in het verleden betrokken is geweest bij criminele activiteiten. Deze controle kan meer dan 24 uur duren. Afhankelijk van de situatie wordt de repatriant daarna doorverwezen naar de State Intelligence Service (SIS) en/of de Terrorist Investigation Departement (TID) voor ondervraging. Repatrianten die betrokken zijn geweest bij criminele activiteiten en zij die banden hebben met de LTTE, worden verder ondervraagd of vastgehouden. Daarbij wordt ook gelet op een eventueel eerder illegaal vertrek uit Sri Lanka en betrokkenheid bij de media of bij NGO’s. Tamils uit het noorden en oosten worden hierbij nauwkeuriger ondervraagd dan andere personen. De geautomatiseerde databases van de CID, NIB en de Immigration and Emigration Department zijn met elkaar verbonden. Sinds 2001 mag het merendeel van de repatrianten na controle van de identiteitsgegevens het vliegveld verlaten. Een repatriant kan zich in beginsel direct na aankomst in Sri Lanka identificeren met een laissez-passer of een nationale identiteitskaart. Acceptatie van andere documenten is bij een controle afhankelijk van de controlerende autoriteiten. Er zijn geen aanwijzingen dat terugkerende Sri Lankanen negatief in de belangstelling staan van de Sri Lankaanse autoriteiten. Het aanvragen van asiel in het buitenland wordt niet gezien als oppositie tegen de staat. Bij terugkeer worden voor zover bekend geen maatregelen genomen tegen afgewezen asielzoekers. De mogelijkheid bestaat dat ze kort worden ondervraagd, maar er is geen aanwijzing dat ze worden mishandeld vanwege hun verblijf in het buitenland.”
In het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van februari 2011 is op pagina 62/63 vermeld:
“Na aankomst op het vliegveld worden de meeste repatrianten gecontroleerd door de Sri Lankaanse immigratiemedewerkers. Voor zover bekend wordt bij de inreiscontrole geen onderscheid gemaakt naar afkomst. Er worden volgens een bron wel vragen gesteld in verband met voormalige LTTE betrokkenheid. Als er twijfel bestaat over de identiteit van de betrokken persoon, dan wordt deze door de Immigratiedienst doorverwezen naar de CID. Ook wordt soms bij het National Intelligence Bureau (NIB) gecontroleerd of betrokken persoon voorkomt in de registers. Bij de CID ondergaan de repatrianten een identiteitsonderzoek waarbij de personalia van betrokkene worden onderzocht en wordt nagegaan of de desbetreffende repatriant in het verleden betrokken is geweest bij criminele activiteiten. Deze controle kan meer dan 24 uur duren. Ook worden er foto’s genomen en vingerafdrukken gemaakt. Afhankelijk van de situatie wordt de repatriant daarna doorverwezen naar de State Intelligence Service (SIS) en/of de Terrorist Investigation Departement (TID) voor ondervraging. Repatrianten die betrokken zijn geweest bij criminele activiteiten en zij die banden hebben met de LTTE, worden verder ondervraagd of vastgehouden. Daarbij wordt ook gelet op een eventueel eerder illegaal vertrek uit Sri Lanka en betrokkenheid bij de media of bij NGO’s. Tamils uit het noorden en oosten worden hierbij nauwkeuriger ondervraagd dan andere personen. Sinds begin 2010 zouden de CID-procedures voor het vasthouden van repatrianten echter minder streng worden toegepast.”
Tot slot is in het algemeen ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van juni 2013 is op pagina 62 vermeld:
“Personen die gedwongen terugkeren met een nooddocument werden doorgaans ondervraagd door de douaneautoriteiten, de CID, de TID en de SIS (State Intelligent Service). Volgens een bron zou verificatie van hun identiteit langer kunnen duren, er wordt onder andere gebeld naar het lokale politiebureau. Ook zou worden gecontroleerd of een repatriant op de zwarte lijst staat (betrokkenheid bij de LTTE) of op de lijst van gezochte personen (voor een misdaad) en inderdaad in het bezit is van de Sri Lankaanse nationaliteit. De procedure van het Department of Immigration and Emigration (DIE) op het vliegveld zou voor alle repatrianten hetzelfde zijn geweest aldus de Canadian High Commission in Colombo. De BHC, die wordt geciteerd in een UKBA-rapport, geeft echter aan dat de autoriteiten niet elk individu consequent op dezelfde wijze behandelden en dat sommigen bijvoorbeeld niet werden geïdentificeerd. Eenmaal terug in hun dorpen zouden repatrianten worden gecontroleerd door het Criminal Intelligence Department (CID), onder andere door bezoeken van het CID bij de vluchteling thuis, aldus een bron.
Berichten van mishandeling na terugkeer.
Er waren tijdens de verslagperiode meldingen van mishandeling van repatrianten. Met name repatrianten met (vermeende) banden met Tamil Tijgers zouden bij terugkeer gevaar lopen en Tamils die in het buitenland politiek actief zijn tegen het Sri Lankaanse overheidsbeleid. Volgens de in het UKBA-rapport geciteerde BHC zou de Sri Lankaanse overheid openlijk hebben toegegeven lichamelijk onderzoek te hebben gebruikt om te verifiëren of verdachten een militaire training hadden ondergaan. Men zou aanwijzingen hebben gezocht dat een verdachte betrokken was bij gevechten en/of een militaire opleiding.”
De rechtbank is van oordeel dat het ambtsbericht van 2013 op grond van artikel 83 van de Vw 2000 kan worden betrokken bij de beoordeling maar dat vervolgens wel beoordeeld dient te worden of het stuk een nieuw feit of veranderde omstandigheid is.
In het (destijds geldende) landgebonden asielbeleid zoals vastgelegd in de Vreemdelingen-circulaire 2000 staat dat verweerder een verzoek om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 van Srilankaanse Tamils mede beoordeelt aan de hand van de door het EHRM - de uitspraken van 20 januari 2011 (N.S. t. Denemarken (nr.58359/08) en van 17 juli 2008 (nr.25904/07) NA t. Verenigd Koninkrijk) - benoemde risicofactoren. De genoemde risicofactoren vormen geen checklist en zijn niet uitputtend bedoeld. Iedere genoemde individuele risicofactor hoeft op zich geen aanleiding te geven om er van uit te gaan dat er bij terugkeer naar Colombo sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mensen en fundamentele vrijheden (EVRM). Zij kunnen dit wel cumulatief zijn in combinatie met enkele andere risicofactoren. De door het EHRM benoemde risicofactoren moeten in het licht van de algemene situatie in Sri Lanka in onderlinge samenhang worden bezien.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de vermelding van mishandeling na terugkeer in het ambtsbericht van 2013 een nieuw feit of veranderde omstandigheid op. Verweerder heeft in de vorige procedures deze melding van mishandeling na terugkeer niet betrokken bij de beoordeling van alle door eisers naar voren gebrachte risicofactoren in onderlinge samenhang bezien in het licht van de algemene situatie in Sri Lanka. Immers, ten tijde van de vorige besluiten was dit gegeven voor partijen (nog) niet kenbaar. De rechtbank acht daarbij niet relevant of, zoals verweerder zonder nadere onderbouwing heeft gesteld, achteraf gezegd kan worden dat die controles eerder ook al plaatsvonden en dat de feitelijke situatie niet aantoonbaar is veranderd. Bepalend is naar het oordeel van de rechtbank dat het gesignaleerde risico bij het eerder besluit niet (kenbaar) kon worden meegewogen omdat dit risico toen nog niet gesignaleerd was.